Direct naar artikelinhoud

Sportwagens en mooie vrouwen

Dat T.C. Boyle ooit over Frank Lloyd Wright zou schrijven, was te verwachten. De man woont in een huis dat door de architect is ontworpen en uit zijn vroeger werk weten we dat een karakter als dat van Wright hem ligt. Boyle houdt immers van hoofdpersonages die eigenzinnig hun succesrijke weg gaan en bij wie het geniale grenst aan het krankzinnige, wat soms tot dolkomische situaties leidt. In The Road to Wellville schreef hij bijvoorbeeld over John Harvey Kellogg, de dokter die niet omwille van enige medische prestatie de geschiedenis zou ingaan, maar wel omdat hij bij toeval de cornflakes uitvond, en in The Inner Circle speelde seksuoloog Alfred Kinsey de hoofdrol, die niet alleen het vrouwelijk orgasme op de kaart zette, maar van zijn medewerkers ook eiste dat ze het bestaan ervan bij hem thuis kwamen aantonen. Wat Kellogg en Kinsey ook gemeen hebben, net zoals Wright trouwens, is dat ze door hun uitstraling een hele schare mensen rond zich wisten te verzamelen die dan bijna slaafs deden wat de meester verlangde, zelfs al moesten ze ervoor betalen. En zo begint The Women, de nieuwe roman van Boyle begint, met een inleiding geschreven door Wrights Japanse stagiair Tadashi Sato, wiens vader bijna een decennium lang ieder jaar een mooie som overmaakte op de bankrekening van de befaamde architect om - de man had het moeten weten - zijn zoon als keukenhulpje aan het werk te houden. “Bij ons hier in Taliesin vormen we een team”, oreerde Wright dan, “wat betekent dat we zowel samen tekenen als samen aardappels schillen”, en geen mens die hem erop durfde te wijzen dat ze hem nog nooit met een schilmesje in de hand hadden gezien. Taliesin was vanaf 1909 tot aan zijn dood een halve eeuw later Wrights woon- en werkplaats. Het was een immer groeiend - en af en toe ook tot de grond afbrandend - complex op een lap grond van twaalf hectare in Wisconsin dat rond en in een heuvel gebouwd leek te zijn, waarmee het Wrights idee dat architectuur organisch moest zijn en bij zijn omgeving diende aan te sluiten perfect waar maakte. Alle gebouwen waren in de breedte uitgewerkt, en niet in de hoogte, omdat ze parallel dienden te lopen met de horizon. Ze waren ook opgetrokken met materialen uit de omgeving, in kleuren die aansloten bij die omgeving, en in de zomer, wanneer de deuren en ramen opengingen, wist je niet meteen of je nu binnen of buiten zat. Naast de vrouwen uit de titel van Boyles boek, is ook dit Taliesin een van de hoofdpersonages.

Zielsgenoten

Maar op naar die vrouwen dus, want daar is het in feite toch allemaal om te doen. Bij zijn eerste vrouw, Catherine, of Kitty zoals hij haar noemde, had Wright zes kinderen. Zij was een huismoeder die hem onvoorwaardelijk trouw bleef, maar hem intellectueel niet veel te bieden had, waardoor hij ongewild voor de charmes van Mamah Borthwick viel, een gestudeerde vrouw met emancipatoire ideeën die Wright aanzette tot het schrijven van artikels en monografieën. Toen Kitty vroeg wat die Mamah (spreek uit Mee-mah) hem meer kon bieden dan zij, was hij kort: “We zijn zielsgenoten”, zei hij. Nadat Mamah, haar twee kinderen uit haar eerste huwelijk, nog vier andere medewerkers van Wright en ook Taliesin in 1914 ten onder waren gegaan aan de bijl en het vuur van een dolgedraaide klusjesman - het drama doet denken aan wat Roman Polanski zou meemaken door toedoen van Charles Manson - vond de architect troost bij Miriam Noel, een beeldhouwster van tweede categorie met een dijk van een morfineverslaving die in de treurende kunstenaar een gemakkelijke prooi zag en Wright als een elastiekje om haar vingers wond. Maar ook haar werd Wright uiteindelijk moe, waardoor zij plaats diende te maken voor Olgivanna Milanoff, een uit Montenegro afkomstige Servische ‘danseres’. Boyle laat deze dames hun opwachting maken in omgekeerde volgorde zodat hij met de spectaculaire moordpartij op Mamah kan afsluiten en hij schetst daarbij een - zo kennen we hem - ietwat karikaturaal maar ook heel grappig beeld van Wright. In feite was het een grandioze ijdeltuit, zo blijkt, iemand die loog over zijn leeftijd, een bril nodig had maar die nooit droeg in het bijzijn van anderen en een stuk kleiner was dan hij in zijn autobiografie schreef. Er kon geen nieuw type sportwagen op de markt komen of hij schafte er zich eentje van aan en eens op het hoogtepunt van zijn carrière - nadat het door hem ontworpen Imperial Hotel in Tokio na een aardbeving het enige grote gebouw was dat overeind was gebleven, wat hem wereldberoemd maakte - was hij zelfs te beroerd om ervoor te betalen. “If one sees first to the luxuries”, zo luidde zijn levensmotto, “the necessities will take care of themselves.”Deze attitude maakte hem natuurlijk ook kwetsbaar, niet alleen voor de vrouwelijke grillen waar hij maar al te vaak voor bezweek, maar ook voor de rioolpers die in hem een lekker vette kluif zag. Wie zijn nek uitsteekt mag de guillotine verwachten en Wright kreeg ze meer dan eens gepresenteerd. Taliesin werd een “Love Bungalow” genoemd en de vrouwen die er met hem woonden bleken meer dan eens sletten te zijn. Af en toe werd hij zelfs door de pers belegerd en dacht hij eraan de poorten van Taliesin van het gespuis te bevrijden met zijn tweeloop - die hij in realiteit niet had natuurlijk, maar op een dreigement meer of minder keek hij niet. Naast de vrouwen en Taliesin staan in feite die persmuskieten centraal in Boyles boek, en de schijnheilige manier waarop ze “de moraal van de gewone man” gebruikten om van Wright een pispaal te maken.

Schandelijke relatie

Ook in Nancy Horans Alles uit liefde duiken regelmatig beschuldigende krantenkoppen over Wrights Taliesin op, al dateren die dan alleen uit de periode tussen 1909 en 1914, toen hij er met zijn maîtresse Mamah Borthwick woonde. Wat zijn relatie met deze vrouw zo schandelijk maakte, aldus de toenmalige kranten, was dat Wright zijn zes kinderen had achtergelaten voor die liaison, en Mamah haar twee, en dat de achterblijvende echtgenoten en kroost op slechts een boogscheut van elkaar woonden, in Oak Park. In deze villawijk ten zuiden van Chicago bouwde Wright heel wat van zijn beroemde huizen - waaronder dat van Mamah en haar man Edwin - waardoor deze uitgroeide tot een soort bedevaartsoord voor Wrightfans. Nancy Horan heeft er trouwens vierentwintig jaar gewoond, wat meteen haar persoonlijke link met de materie van haar roman verklaart. Maar er is meer dan die locatie. In tegenstelling tot Boyle stelt Horan immers niet Wright centraal in haar boek, maar wel Mamah, een vrouw waar ze duidelijk sympathie voor heeft. Wat heeft zij immers niet moeten doorstaan? En dat allemaal omdat ze haar hart volgde in plaats van zich neer te leggen bij de conventie dat je eens getrouwd bij je man bleef, liefde of geen liefde. Edwin was een gortdroge directeur van een transformatorenfabriek en grote passie was er tussen hem en Mamah in feite nooit geweest. Nee, dan zag ze meer in die architect, die heel fijnzinnig was en van zijn woningen totaalkunstwerken wou maken, waarbij hij alles ontwierp, tot het servies, het linnengoed en zelfs de jurk van de vrouw des huizes toe. In 1909 liet Mamah Edwin en haar kinderen John en Martha in de steek en trok ze samen met Wright naar Berlijn, waar er aan een portfolio gewerkt zou worden. Binnen de kortste keren kwam Mamah er in contact met de leden van Der Sturm. Ze ontmoette Kokoschka en Kandinsky, en werd goede maatjes met de dichteres Else Lasker-Schüler, die haar waarschuwde voor de immens populaire Zweedse ‘seksfilosofe’ Ellen Key, die ze “de wijze dwaas van de vrouwenbeweging” noemde. Mamah, die Key bewonderde om haar inzet voor de vrouwenemancipatie en wier boeken ze vertaalde in het Engels, zou pas later beseffen wat Else daarmee bedoeld had, toen ze een brief kreeg vanuit Zweden waarin haar gemaand werd terug te keren naar Edwin, want een vrouw diende zich dan misschien wel niet neer te leggen bij een liefdeloos huwelijk, haar kinderen mocht ze evenwel nooit in de steek laten. De ware emancipatie bracht de vrouw aan het hoofd van haar gezin, zo beweerde Ellen Key, wat haar feminisme sterk op dat van Alexandra Colen deed lijken. Mamah werd uiteindelijk een eenzame vrouw, in de steek gelaten door alles en iedereen, die besefte dat ze haar leven opgeofferd had voor een architect die toch vooral uitstraalde in eigenliefde en een filosofe die haar gedrag veroordeelde als immoreel. Nancy Horan schreef een mooie, tragische en vooral ook goed gedocumenteerde roman over haar, eentje om ’s avonds bij kaarslicht bij weg te dromen, met een zacht muziekje op de achtergrond en een glas wijn in de hand.