Direct naar artikelinhoud

Column Liefde

Joachim Pohlmann is woordvoerder van Bart De Wever (N-VA) en schrijver van Een unie van het eigen. Zijn column verschijnt wekelijks.

Hij zat op zijn terras en las het boekje dat zijn dochter voor hem had klaargelegd. "Dat moet je lezen", zei ze. Maar een lezer was hij nooit geweest. En hij kon zijn gedachten er ook niet bij houden. Steeds dwaalden ze af naar de eerste schepen, die ondankbare snotneus die al zijn werk wilde tenietdoen.

De burgemeester had geloofd dat mensen die verkozen waren dankzij zijn naam, schepen waren geworden door zijn handtekening en aan politiek deden onder zijn goedkeurend oog, hem blind zouden volgen. Hij zuchtte. Geen gebrek wordt in de politiek zo streng afgestraft als goedgelovigheid.

De burgemeester had de eerste schepen alles geleerd. Hoe zich te kleden, hoe te praten en hoe te handelen. En nu dit. Maar hij zou hem wel een lesje leren, die onderkruiper van een ... En hij kon niet meer op de naam van de eerste schepen komen.

Hij betrapte zich erop dat het steeds moeilijker werd om zaken te onthouden. Trivialiteiten als namen of huissleutels vergat hij als jongeman al. En na een leven lang omringd te zijn geweest door secretaresses kon hij geen enkele afspraak meer herinneren zonder assistentie.

Maar soms zat hij op het terras, te kijken naar de notelaar in zijn tuin, en stelde hij zich oprecht de vraag in welk jaar hij leefde. Na enkele tellen kwam het antwoord wel vanzelf, maar hij besefte dat het een kwestie van tijd was vooraleer het hem moeite zou kosten om de maanden uit elkaar te houden.

Daarna zou elke dag in de andere overgaan, zonder onderscheid, begin of einde, waardoor het begrip 'week' als kloppend ritme van het leven zou verdwijnen. En uiteindelijk zouden de uren verwasemen in een nevel van ouderdom. Hij had nog enkele goede jaren. Maar hij moest snel zijn.

Misschien had de eerste schepen gelijk en was hij al te lang burgemeester. Wat was het nu? Drie, vier legislaturen? Hij wist het zelf niet meer. Op een bepaald moment houdt een politicus op mens te zijn en wordt hij een functie. Alles wat hij dan doet of zegt, komt niet voort uit de mens maar uit de functie.

Veel politici maken de fout hun persoon met die functie te verwisselen. Ze denken dat ze lofbetuigingen, uitnodigingen en attenties krijgen omdat ze zijn wie ze zijn. Maar niet zij, maar hun functie ontvangt de egards. Zodra ze de functie verliezen, verdwijnt ook de aandacht.

En die afwijzing is moeilijk te verteren. Dan ontdekken ze dat de liefde niet voor hen, maar voor de macht die zij vertegenwoordigden bedoeld was. En dat na een lange, goedgevulde carrière enkel de menselijke eenzaamheid rest. De angst voor dat zwarte gat doet hen vastklampen aan de functie.

Had Machiavelli dan toch gelijk? Is het voor een politicus beter gevreesd dan geliefd te zijn? Als je genegenheid zoekt, leg je de macht bij het volk. Zij kunnen hun liefde altijd weer intrekken. Maar wie gevreesd wordt, behoudt de controle. Want vrees kan het volk niet intrekken, die leg je zelf op.

De politicus die eerder ontzag dan sympathie opwekt, loopt slechts één risico: dat de angst omslaat in haat. En daar is Machiavelli eveneens duidelijk in: het is beter geliefd dan gehaat te zijn. Hoe dan ook, nu was het te laat. Heel zijn leven had hij geïnvesteerd in het opbouwen van populariteit.

Hij sloeg het boekje toe en legde het op de terrastafel. "Wat komt, dat komt", mijmerde de burgemeester. En hij nam zich voor om het strijdperk op zijn minst moreel intact te verlaten. "A man can be destroyed, but not defeated" stond in de novelle, en zo was het maar net.