Direct naar artikelinhoud

Euthanasiewet niet aanpassen, praktijk wel evalueren

Valerie Van Peel is Kamerlid voor N-VA.

Aartsbisschop De Kesel ging dit weekend lichtjes over de schreef met zijn uitspraken over het recht van katholieke instellingen om abortus en euthanasie binnen hun muren te verbieden. Niet omdat hij zich persoonlijk uitsprak over zijn moreel aanvoelen bij de wet, wel omdat hij het op het niveau van de instellingen trok. Terwijl zij ter zake in de geest van de wetgeving eigenlijk niets te zeggen hebben. Waardig sterven is een zaak tussen de patiënt en de betrokken artsen. De instelling faciliteert.

De vraag stellen om over te gaan tot euthanasie is voor een patiënt sinds de wet van 2002 een absoluut recht. Maar de wet zegt duidelijk - en terecht - dat een individuele arts wel mag weigeren om de euthanasie zelf uit te voeren, ook als de patiënt hiervoor in aanmerking komt. Al heeft deze arts ook de plicht - zowel deontologisch als volgens de wet op de patiëntenrechten - om zijn patiënt correct te informeren over alle mogelijkheden en zo nodig door te verwijzen.

Betekent dit nu dat elke instelling binnen haar muren een arts in dienst moet hebben die wel bereid is euthanasie uit te voeren? Nee, maar het omgekeerde nastreven - zoals De Kesel suggereert - lijkt eveneens onwettig.Want hoe ga je bij een sollicitatie een arts die ethisch wel in het reine is met het wettelijk recht op euthanasie weigeren zonder op de antidiscriminatiewet te stoten? Bovendien beschikken artsen over het recht én de vrijheid om binnen de wet ongebonden te handelen, los van enige dwang of beperking door de overheid of private personen, zoals ziekenfondsen en de instellingenbeheerders. En, instellingen mogen dan wel niet verplicht zijn om infrastructuur en personeel te voorzien die euthanasie mogelijk maken, ze hebben niet het recht de uitvoering te belemmeren of te verbieden. Ook de katholieke instellingen niet.

Is een eigen arts dus niet bereid de euthanasie toe te passen, dan moet de arts of zijn patiënt doorverwijzen. Of de instelling zal moeten toelaten dat een arts van buitenaf de handeling komt uitvoeren. Dat is overduidelijk de geest van de wet, waarin niet toevallig, enkel op het niveau van de individuele arts en actieve betrokkenen een uitzondering werd opgenomen.

Maar laten we aan deze 'beginnersfout' van De Kesel ook weer niet te veel gewicht hangen, want de realiteit binnen de katholieke instellingen lijkt veel pragmatischer. De praktijk leert dat ook onze katholieke instellingen meer en meer in het reine zijn met het recht op waardig sterven. Ze streven ernaar hun patiënten zeer uitdrukkelijk de keuze voor palliatieve sedatie voor te leggen. Dat is niet verkeerd. Integendeel, ook dat is een keuze die de patiënt toekomt en voor sommigen moreel toegankelijker zal zijn. En dat De Kesel rond de euthanasiewet een debat opstart, is ook zijn goed recht. Hij is daarin niet alleen, denk maar aan de open brief van enkele psychiaters een maand geleden over euthanasie bij psychisch ondraaglijk lijden. En als een dergelijk maatschappelijk debat rond euthanasie het draagvlak nog verder kan versterken en de uitvoering van de wet kan scherpstellen, is dat een goede zaak.

De wet opnieuw in vraag stellen, is wat ons betreft niet aan de orde. Maar we moeten het debat over de uitvoering van deze wet niet uit de weg gaan. Een wet die handelt over het meest wezenlijke van ons mens-zijn moet ook nauw opgevolgd worden. En dus mag een evaluatie van de werkwijze, voorwaarden en controlemechanismen zoals ze vandaag bestaan - eventueel in een parlementaire commissie - ook geen taboe zijn. Sereen en met als enig doel de huidige wet in haar uitwerking te evalueren. Ik sluit niet uit dat dan zal blijken dat het goed loopt zoals het loopt, maar dan weten we het ook zeker. Want over iets zo delicaat als het recht van ieder mens op waardig sterven heb ik persoonlijk liever een evaluatie te veel dan een te weinig.