Direct naar artikelinhoud

Bollebozen in Leuven, techniekers in Roeselare

In Leuven, Gent en Aalst kiezen vier à vijf op de tien leerlingen voor het algemeen secundair onderwijs (aso). In Hasselt, Roeselare en Turnhout zijn de verhoudingen omgekeerd en is technisch onderwijs (tso) populairder.

De uithoeken van Vlaanderen maken zich niet moe met Latijnse verbuigingen en wiskundige bewijzen: vorig schooljaar kozen nergens zo weinig leerlingen voor het aso als in Hasselt en Roeselare. “Wij zijn doeners”, verklaart Roeselaars burgemeester Luc Martens (CD&V) de cijfers. “Wij hebben enkele uitstekende technische en beroepsscholen en dat maakt de drempel lager. Hier is kiezen voor bso of tso niet negatief, zoals elders wel vaak het geval is.”

Al spelen ook meer pragmatische redenen een rol. “De bedrijven hier in de buurt vragen vooral mensen die technisch geschoold zijn”, zegt Martens. “Ouders en kinderen kiezen in functie van de arbeidsmarkt. Onze afgestudeerden vinden dan ook meestal vlot werk.”

In Hasselt vinden ze de cijfers wél een probleem. “We hebben op provinciaal niveau al eerder gemerkt dat er weinig leerlingen voor aso kiezen en dus ook verhoudingsgewijs minder Limburgers naar de universiteit trekken”, zegt onderwijsschepen Karolien Mondelaers (CD&V). “Helaas vinden we ook niet meteen een verklaring en dus is een plan van aanpak moeilijk. Wij hebben bijvoorbeeld helemaal niet veel industrie, integendeel. In en rond Hasselt staat vooral de administratieve sector sterk. Wat voor Hasselt wel een invloed heeft, is de vlotte bereikbaarheid in de provincie. Wij hebben in het secundair een immense instroom van leerlingen uit andere gemeenten. Wie in pakweg Lommel of Houthalen niet meer welkom is in een school, komt al snel naar Hasselt.”

Mondelaers wijst er echter op dat ze tegelijkertijd werk wil maken van een sterk bso en tso.

Het omgekeerde scenario doet zich voor in Leuven: daar is het bso onderbevolkt en weten ze in het aso de stoelen niet aan te slepen.

“Ik weet het”, zucht onderwijsschepen Mohamed Ridouani (sp.a). “Er heerst hier bijna een obsessie voor het aso. Veel afgestudeerde universitairen blijven hier hangen. Ze vormen een gezin met hoogopgeleide tweeverdieners en ze willen dat hun kinderen een aso-richting volgen. Ik probeer iedereen er op alle manieren van te overtuigen dat je beter naar de kwaliteiten van het kind kunt kijken om een studiekeuze te maken.”

Daarenboven kampt Leuven, net zoals de rest van Vlaanderen, met ongelijkheid. “Wij hebben heel weinig bso’ers, maar als je zou zien wie daar zit, dan is er een oververtegenwoordiging van kansarmen. Die sociale tegenstelling komt bij ons spijtig genoeg heel sterk naar voren.”

Gent versus Antwerpen

De grote Vlaamse steden, Antwerpen en Gent, blijken qua onderwijs-DNA dag en nacht te verschillen.

Gent is met 48 procent een aso-stad bij uitstek, Antwerpen is de enige van de dertien onderzochte steden waar in de laatste twee jaren van het secundair de leerlingen in het bso de grootste groep vormen.

Net zoals in Leuven voelt Gent het effect van de aanwezigheid van de ex-universitairen die blijven plakken. Maar er spelen nog andere factoren een rol.

“We merken dat we uit een steeds groter gebied rekruteren. Gent heeft een hip imago en dat spreekt aan bij jongeren. Velen komen al tijdens het middelbaar naar hier, ook met het oog om hier later verder te studeren.” En, zo moet Coddens toegeven, het beeld is een beetje vertekend. “Toevallig hebben heel wat randgemeenten grote tso- en bso-scholen”, zegt hij.

Antwerps schepen Robert Voorhamme (sp.a) moet net het omgekeerde zeggen. “Wij krijgen amper leerlingen uit de omliggende gemeenten binnen”, zegt hij. “Integendeel, veel Antwerpse kinderen trekken naar aso-scholen in de omgeving. Veel ouders willen toch nog die witte, elitaire school.”