Direct naar artikelinhoud

Klimaat van pessimisme

De aarde kookt. Trieste records, van verdwijnende ijskappen tot ongeziene droogtes, moordende hittegolven en alles vernietigende overstromingen stapelen zich op. Toch slagen leiders er niet in een internationaal bindend klimaatpact te sluiten dat het vuur onder de kookpot uitdraait. Nu vandaag in het Mexicaanse Cancún de zestiende VN-klimaatconferentie start, verwachten beleidsmakers zélf niet meer dat dat kan. ‘Komt zo’n pact er niet snel, dan wordt het tegen 2100 ruim drie graden warmer. Een hel’, weten klimatologen echter. Zij, en wij met hen, kunnen enkel hopen dat ‘COP16’ méér wordt dan zo’n top waarop de partijen een akkoord sluiten dat er een akkoord komt. Ooit.

e are looking for your leadership. But if you don’t want to lead, move over’. Met die woorden schudde Kevin Conrad, speciaal gezant voor Papoea-Nieuw-Guinea op de VN-klimaatconferentie in 2007 op Bali, de VS, ’s werelds tweede grootste uitstoter van broeikasgassen, zodanig hard wakker dat, net toen iedereen de hoop had verloren of in slaap was gevallen, wereldleiders toch nog een doorbraak forceerden.

Alle landen, inclusiefnotoire passieveling de VS en het moeilijke China(zie pagina’s 12&13), schaarden zich na jarenlang bakkeleien achter het principe om de strijd tegen de opwarming van de aarde ambitieus aan te pakken. Er werd in het akkoord verwezen naar de bevindingen van het VN-klimaatpanel: de industrielanden moeten tegen 2020 hun uitstoot van broeikasgassen met 25 tot 40 procent verminderen tegenover de uitstoot in 1990 willen we vermijden dat de gemiddelde wereldtemperatuur met twee graden stijgt in vergelijking met de temperatuur in het pre-industriële tijdperk.

Zelfs bij een temperatuursstijging van twee graden zijn ernstige gevolgen voor het complexe klimaatsysteem te verwachten, zoal extreem weer, verwoestijning en verzuurde oceanen. Het is echter een eerste stap om die risico’s te beperken.

‘Bali’ zorgde voor euforie die, na een lauwere klimaattop in Polen, naadloos overging in de nog grotere verwachtingen voor de vijftiendeVN-klimaatconferentie, vorig jaar in Kopenhagen. Alle puzzelstukken lagen toen op tafel. De VS hadden een nieuwe president die meteen met een concrete doelstelling kwam: een uitstootreductie tegen 2020 met 17 procent tegenover 2005. Zelfs China kondigde een nationale klimaatdoelstelling aan.

Nopenhagen

De 45.000 deelnemers en het publiek waren ervan overtuigd dat het in Kopenhagen allemaal zou gaan gebeuren. In de Deense hoofdstad zou de opvolger voor het Kyoto-protocol, het belangrijkste internationale akkoord dat de uitstoot van broeikasgassen beperkt maar waarvan de verbintenisperiode in 2012 afloopt, vorm krijgen. Helaas: Kopenhagen werd ‘Nopenhagen’. Er kwam helemaal geen VN-akkoord. Enkele uren voor de deadline stonden nog concrete doelstellingen op papier, zoals een halvering van de uitstoot van broeikasgassen in vergelijking met het niveau in 1990 tegen 2050, waarbij de rijke landen het leeuwendeel (80 procent) voor hun rekening zouden nemen.

Het werd evenwel al te heet aan de onderhandelingstafel. De eerder overeengekomen afspraken werden op het laatst weggegomd en in de allerlaatste uurtjes bedisselden de VS, China, Brazilië, Indiaen Zuid-Afrika dan maar het Kopenhagenakkoord. Op dievijf pagina’s, die geen juridische slagkracht hebben, staat dat de 26 ondertekenaarsde gemiddelde temperatuurstijging tegen 2020 onder die riskante twee graden willen houden. In lege vakjes konden de landen nadien vrijwillig een belofte voor de reductie van hun broeikasgasuitstoot invullen. Dat betekent weinig: niemand is verplicht iets te doen.

Sinds Kopenhagen heeft het groene optimisme een fikse deuk gekregen en hebben de aanstokers van ‘climategate’, het schandaal waarbij e-mails van klimatologen zijn gelekt om de klimaatwetenschap in een slecht daglicht te stellen, veld gewonnen (zie pagina 9). “Sprinten richting een fataal diepe afgrond en hopen dat iets of iemand in de allerlaatste seconde de val zal afblokken.” Dat is volgens Malte Meinshausen, verbonden aan het vermaarde Potsdam Institute for Climate Research, wat we sinds Kopenhagen aan het doen zijn als het gaat over de opwarming van de aarde.

Valkuilen

Er waren dan ook twee grote verliezers in Kopenhagen. Het vertrouwen in de politiek, in het multilaterale overleg zakte ineen. En het ecosysteem zou, door de zoveelste vertraging, nog meer en nog langer blootgesteld worden aan de schadelijke effecten van onze al te grote broeikasgasuitstoot.

Broeikasgassen, en vooral CO2, stapelen zich al decennia lang op in de atmosfeer en als we aan dit tempo dat problematische gas blijven uitstoten en dat tegen 2050 niet kunnen doen dalen tot niet meer dan 20 gigaton per jaar, zullen we de tweegradengrens overschrijden. Vandaag bedraagt de jaarlijkse uitstoot tussen 48 en 50 gigaton.

Wetenschappers van het Potsdam Institute for Climate Research rekenden uit dat eind dit jaar al ongeveer een derde van het globale ‘emissiebudget’ - de hoeveelheid CO2 die we tussen 2000 en 2050 wereldwijd ‘mogen’ uitbraken willen we een grote kans maken onder de tweegradengrens te blijven - opgebruikt zal zijn. “Terwijl we nog maar aan een vijfde van de tijd tot 2050 afgelegd hebben. Het uitstootniveau moet dringend drastisch omlaag”, benadrukt klimatoloog Joeri Rogelj.

Met de beloftes voor uitstootvermindering die in Kopenhagen op papier zijn gezet zal dat alvast niet lukken. Die geven een risico van ruim 50 procent dat het in 2100 drie tot 3,5 graden opwamt. De beloofde emissiereducties vervat in het akkoord betekenen een vermindering van 13 à 17 procent tegen 2020, terwijl een reductie van 25 tot 40 procent nodig is.

Rogelj wijst er bovendien op dat de werkelijke uitstoot hoger dreigt te liggen dan wat op papier staat. Twee belangrijke valkuilen zorgen daarvoor. “Het is voor landen en bedrijven nog steeds mogelijk overschotten aan uitstootkredieten, die veel te ruim gratis zijn uitgedeeld, mee te nemen naar de volgende periode waarin reducties moeten worden gerealiseerd. Zeker oostbloklanden, waar de economie ineen is gestort, zorgen zo voor ‘hete lucht’: uitstootoverschotten die door anderen worden opgebruikt in ruil voor centen.”(zie pagina 14). Daardoor kan na 2012 ongeveer 12 gigaton meer worden uitgestoten dan wat op papier staat.

Een tweede probleem zijn de regels voor landgebruik. “Het idee is dat landen beloond worden als ze extra inspanningen doen om meer CO2 vast te houden, bijvoorbeeld door meer bossen aan te planten. Maar de regels zitten vol gaten, die willekeur toelaten.” Dat betekent volgens de berekeningen van Rogelj jaarlijks nog eens 0,5 gigaton extra ‘verborgen’ uitstoot.

Rekening houdend met beide valkuilen kan de bescheiden daling van de uitstoot die de rijke landen tegen 2020 zouden realiseren in werkelijkheid een effectieve stijging worden van 6,5 procent tegenover de uitstoot van 1990.

In een pessimistisch scenario, waarbij landen de ‘valkuilen’ maximaal uitbuiten en hun minst ambitieuze uitstootdoelstellingen naleven, zouden we 53,6 gigaton uitstoten tegen 2100. In het meest optimistische scenario is dat 47,9.