Direct naar artikelinhoud

Brussel, waar een ander België mogelijk is

In de Wetstraat nemen Vlaamse en Franstalige politici dezer dagen de maat van het toekomstige België. De naam Brussel valt daarbij alleen in de combinatie 'Brussel-Halle-Vilvoorde'. 'Surrealistisch', oordeelt ket en Brussels minister Guy Vanhengel. Greetings from Brussels, stad waar één op twee inwoners niet langer eentalig Nederlands of Frans is. Volgt België Brussel? Of moet Brussel mee met België versnipperd worden? 'Nee dank u! Onze motor trekt het wel alleen.'

Door Filip Rogiers / foto's filip claus

Het einde van België! La guerre des belges! De buzz rond het al dan niet vermeend nakende einde van België neemt stilaan psychotische proporties aan. Ook voorbij de (nu nog) landsgrenzen, tot in de gezaghebbende The Economist toe.

In Brussel kijken velen het met lede ogen aan. Brussel was tot 1988 de hoofdstad van België en het hart van de nog ongesplitste provincie Brabant. De stad en haar bewoners pasten tot dan toe nog vrij goed in het bicommunautaire Belgische stramien. F/N, Frans- en Nederlandstalig. Maar dat was voor de boom van de Europese eenwording. Vóór de globalisering, die vooral in wereldsteden tot een radicale metamorfose van straatbeeld, bevolking en ook identiteitsdenken leidt.

"Het merkwaardige van het proces van de Belgische staatshervormingen is geweest dat zowel Vlaanderen als Wallonië Brussel steeds minder zijn gaan kennen", zegt Guy Vanhengel, Open Vld. "Deze week orakelde Jean-Claude Van Cauwenberghe (PS) in La Dernière Heure over wat er met Brussel moest gebeuren: 'Aha, dat moet gemeenschappelijk bestuurd worden door Vlaanderen en Wallonië.' Het magische co-gestion! Het had van Yves Leterme kunnen komen. Als er iets is waar wij Brusselaars van gruwen, is het wel co-gestion. Dat hebben we namelijk al eens gehad, in de tijd dat de federale overheid ons bestuurde. Er gebeurde verdomme niets. Het is niet tóén dat er weer visjes in de Zenne zijn gekomen zulle."

Visjes in de Zenne? Welja. Het Brussels Gewest heeft werk gemaakt van de zuivering van de stroom die in Brussel zelf weliswaar onder de grond zit, maar die in het hinterland boven de grond komt. Binnenkort volgt de officiële opening van een van de grootste waterzuiveringsstations van Europa. De machines draaien nu al proef en het resultaat is er al: er zwemmen opnieuw baarsjes, paling en andere kleine vissoorten in de Zenne. "Eeuwen is dat geleden!", overdrijft Vanhengel Brussels gul. "Het Hoofdstedelijk Gewest bewijst zijn nut aan Vlaanderen, aan de kustbewoners, aan de Noordzee en aan de gemeenschap in het algemeen. Want via de Zenne stroomde het afval mee naar de Rupel en via de Rupel naar de Schelde en zo naar zee."

Bref, in dit land moesten Vlaanderen en Wallonië zich maar eens beginnen af te vragen wat Brussel voor hén kan betekenen.

Het antwoord is: ja, en veel meer dan alleen maar visjes in de Zenne. De hoofdstedelijke regio kan dit land een model aanreiken voor een echt, volwassen federalisme. België zou via Brussel niet alleen sociaaleconomisch een Europese koploper kunnen zijn, maar ook qua samenlevingsmodel. Geen land is beter geplaatst om als eerste de doelstelling van Jacques Delors' Witboek uit 1995 te halen: "Elke Europese burger moet, naast zijn moedertaal, over kennis van minimaal twee andere Europese talen beschikken."

"Brussel zou dat kunnen, maar het 'mag' niet", zegt Evy Ceuleers, taalvorser aan de VUB. "De Europese politiek stuurt aan op meertaligheid, en in de meest aangewezen locatie, Brussel, wordt dat institutioneel bemoeilijkt. Waarom? Omdat de politiek die in België inzake onderwijs in Brussel wordt gevoerd, vertrekt van het eentalige standpunt: of Nederlands, of Frans. Men heeft de instellingen in Brussel zo vormgegeven dat men de illusie voedt dat het perfect mogelijk moet zijn om in deze stad als eentalige te functioneren. Dat is natuurlijk in toenemende mate onrealistisch."

"Het gemak waarmee de oranje-blauwe onderhandelaars over Vlaamse onafhankelijkheid spreken, alsof Brussel er niet is, schokt mij", zegt Guy Vanhengel. "Het gaat totaal voorbij aan de Brusselse realiteit. The second language in Brussels is English, you know? And it will be the first in a few years."

Dat werkt in toenemende mate gezichtsvernauwend, want Brussel is al lang niet meer het Brussel van de Wereldtentoonstelling in 1958, toen de Vlamingen van de Belgische overheid nog een 'Vlaamse' dag aan de voet van het Atomium moesten afdwingen. Die Expo 58 stond in het teken van de vooruitgang, de Europese droom, van een tijd waarin de wereld het dorp zou worden en het dorp de wereld. Maar dat was het toen nog niet. Ook nog niet in Brussel.

Vandaag is het dat wel. Bijna 10 procent van de Brusselaars komt uit een eentalig Nederlandstalig gezin, 51,5 procent uit een eentalig Franstalig gezin, 10,3 procent komt uit gezinnen waar Frans en Nederlands werd gesproken, 9,1 procent is 'nieuw tweetalig' (ze combineren Frans met een andere taal die niet het Nederlands is). Twintig procent van de Brusselaars is anderstalig en heeft het Frans noch het Nederlands als moedertaal (*).

"Steeds minder Brusselaars zijn in vakjes te steken en al helemaal niet in eentalige vakjes", zegt Evy Ceuleers. "Het botst almaar vaker met het bicommunautaire schema dat nog altijd de ruggengraat van dit land uitmaakt." In 1988 kreeg Brussel het statuut van Hoofdstedelijk Gewest. Dat loste de greep enigszins van de klassieke Vlaams-Franstalige moule. Parallel met die gewestvorming is bij een hele generatie ook stilaan een aparte Brusselse identiteitsbeleving gegroeid. Ni flamand, ni Wallon, mais Bruxellois.

Vanhengel: "De Brusselse identiteit is altijd al een tikkeltje internationaal geweest. In die voedingsbodem kon het kosmopolitisme zoals we het vandaag kennen gemakkelijk wortel schieten. De Brusselaar is in de afgelopen twintig jaar bij uitstek kosmopoliet geworden. Mede door de Europese aanwezigheid en de migratie heeft 'de' Brusselaar een veelkleurige en -vormige identiteit gekregen. Voor de jongere Brusselaar die dagelijks geconfronteerd wordt met zoveel talen en identiteiten is het een tweede of zelfs eerste natuur geworden."

Ach, dat kosmopolitisme van de hoofdstad! In Ieper of Leuven denken ze dat het een godsdienst is die vooral wordt beleden ter hoogte van de Dansaertstraat door Vlamingen die hun roots niet meer kennen en zich laten verfransen en straks ook nog verengelsen.

Maar het is niet alleen in de kroegen van de Dansaertstraat of in de KVS dat de historisch begrijpelijke Vlaamse kramp voor het Frans of het Engels overstegen wordt. Noties als cross-over en meertaligheid zijn ook in vele andere facetten van de Brusselse realiteit als vanzelf binnengeslopen.

"Het kosmopolitische Brussel is een gegeven zonder onderscheid van rang of stand", zegt Vanhengel. In de schaakclub waar Piet Van de Craen zich ontspant, wordt er in veel talen jacht op de koning gemaakt. "Een aantal Brusselse verenigingen is per definitie meertalig geworden", zegt Van de Craen, germanist en neurolinguïst aan de VUB en sinds lang pleitbezorger van meertalig onderwijs in de hoofdstad. "Als je exclusiviteit blijft uitstralen met het begrip 'Nederlandstalige Club' daalt trouwens je ledenaantal. Meertalige structuren zijn de toekomst van deze stad. De administratieve scheiding van het Brusselse leven, langsheen de bicommunautaire grenzen, heeft haar nut gehad, het heeft vrede gesticht. Maar in de omgang met die structuren is in toenemende mate enige souplesse vereist. In een Europa waar je streeft naar samenwerking, in een België waar het gros van de politici toch ook min of meer gelooft in een soort Verenigde Staten van Europa, slaat het discours van separatisme en afsplitsen toch als een tang op een varken?"

"Het is vooral de laatste tien jaar razendsnel geëvolueerd", zegt Chris Van San, secretaris van de Brusselse Atletiek Vereniging (BAV). De club telt 150 leden, een kwart daarvan is anderstalig. De website onderstreept dat BAV "een Vlaamse vereniging" is, "waar elkeen, van welke cultuur ook, die ons Vlaams karakter met respect bejegent, welkom is". Dat de site te consulteren is in het Frans, Engels, Spaans, Portugees, Deens en Zweeds is daarmee niet in tegenspraak. "Groepstrainingen worden in het Nederlands gegeven, maar tussen het aankleden, opwarmen en sprinten of springen door hoor je ook Frans, Engels en Spaans. Een kwestie van hoffelijkheid", zegt Van San, zelf gehuwd met een anderstalige.

Dat meertaligheid de toekomst is, ook voor een club die haar 'Vlaamse' karakter wil behouden, daaraan twijfelt Van San niet. "Als je je alleen op de Nederlandstaligen in Brussel richt, wordt het moeilijk om te overleven. Het Nederlands komt er niet mee in de verdrukking. Integendeel: Franstalige ouders die hier komen, staan er zelf op dat de training in het Nederlands wordt gegeven. Franstaligen beseffen dat het voor de toekomst van hun kind een troef is om een taal extra te leren, a fortiori het Nederlands."

Dat laatste is een fundamenteel nieuw gegeven. Het zou de aloude pleinvrees van de Vlamingen voor de 'verfansingsmachine' Brussel moeten doen afnemen. Dit land zou, mocht het zijn uit het Belgique à papa daterende erfzonde overstijgen, perfect als een hand in de meertalige handschoen kunnen schuiven. Zonder vrees voor verlies van het Nederlands.

"Die traditionele vorm van verfransing is voorbij", zegt Piet Van de Craen. "De trend vandaag is het model van het lappendeken. Net zoals Londenaars en Parijzenaren een andere kijk hebben op hun land, heeft ook de Brusselaar die, vanuit de grootstedelijke context."

"Vroeger keek men neer op het Nederlands", zegt Evy Ceuleers, die doctoreert op taalgebruik en -identiteit van leerlingen in het Brusselse ASO-onderwijs. Zij ondervroeg in Brusselse scholen 150 leerlingen tussen 16 en 18 jaar over hun taalachtergrond en hoe dat hun attitudes tegenover taal zelf, een- en meertaligheid en ook identiteit beïnvloedt. "Het Nederlands had geen positief imago, geen status. Zelfs in Vlaanderen had je ABN-campagnes nodig om de mensen ervan te overtuigen dat Nederlands wel degelijk een cultuurtaal was zoals en naast het Engels en het Frans."

"Vandaag is de toestand helemaal anders", zegt Ceuleers. "Ook in Brussel is iedereen het erover eens dat het Nederlands een belangrijke taal is om te beheersen, ook uit economisch oogpunt. Dat is potentieel goud voor iedereen in deze stad en het land. Alleen, door de historisch gegroeide bicommunautaire structuur wordt dat bemoeilijkt. Bij gebrek aan de mogelijkheid om je kinderen naar een meertalige school te sturen, komen kinderen dan terecht op een school waar hun moedertaal min of meer wordt onderdrukt."

Je kunt je zelfs afvragen wie vandaag het meest gefnuikt wordt in de Nederlandstalige scholen: de 'Vlaamse' kinderen of de Franstalige kinderen op die scholen? Ceuleers: "Die laatsten komen terecht in een schoolcontext die eentaligheid hoog in het vaandel voert. De boodschap die ze meekrijgen is: 'Het Nederlands moet te allen prijze beschermd worden.' Je moet je inbeelden wat dat doet met een jongere die nog in de volle ontwikkelingsfase zit. Elke dag op school wordt de taal waarin je bent opgevoed, waarin je voelt en denkt, gestigmatiseerd. Franstalige leerlingen zeiden me: als ik met een leraar praat, schaam ik me om mijn Frans accent."

Ceuleers is, zoals Van de Craen, een fervent voorstander van meertalig onderwijs. "Nederlandstaligen krijgen zo de kans om op een gestructureerde manier Frans te leren. De Franstaligen zien op die manier in een school van het Nederlandstalig onderwijsnet toch hun moedertaalkennis ondersteund."

In juni is een eerste lichting scholieren die in de basisschool meertalig onderwijs genoot 'afgezwaaid'. "Je merkt dat die kinderen een openheid naar de anderen hebben die echt wel indrukwekkend is, zeker voor kinderen van die leeftijd", vertelt Ceuleers. Van de Craen: "Uit alles blijkt dat én leerlingen én leerkrachten dat inderdaad als een meerwaarde ervaren."

Meertaligheid waarbij Nederlands en Frans niet meer onder of boven liggen, en het Engels mee in bed wordt genomen: België zou er vanuit Brussel geschiedenis mee kunnen schrijven. Maar het heeft er alle schijn van dat in de Wetstraat het gros van de richttingaanwijzers de andere kant op wijzen.

"Je moet in dit land per definitie blijven praten", zegt Van de Craen. "Ik denk dat er gezien de relatieve rijkdom van de regio gestreefd moet worden naar wat een Indische sociolinguïst de culturele ethos van het geheel noemt. Er moet een plaats zijn voor iedereen, in het besef dat wat de ander te bieden heeft een meerwaarde kan zijn. Meertaligheid is daar een fraai voorbeeld van. De meerwaarde ervan overstijgt het taalonderwijs, het heeft ook belangrijke sociale en economische gevolgen. Uiteindelijk kom je terecht in een betere maatschappij. Een conflict ontzenuwende maatschappij die aansluit bij de Europese ideeën over diversiteit."

Ook Guy Vanhengel gaat daar een eind in mee: "Een stad als de onze moet meertalige achttienjarigen afleveren, punt. We moeten daarvoor een aangepast pedagogisch systeem ontwikkelen. Minder gefocust op één taal. Tegenstanders zeggen dan: 'Jamaar, dan ken je op den duur niet één taal meer goed.' We moeten ons de vraag stellen waar we het meest gediend mee zijn: één taal zo goed kennen als Vondel, Shakespaere en Molière de hunne beheersten, of vier talen onder de knie hebben voor functioneel gebruik?"

"Het zou een fenomenaal grote dwaasheid zijn om het land te splitsen", zegt Guy Vanhengel. "En het stoort mij dat zovelen er voetstoots van uitgaan dat Vlaanderen en Wallonië er beter van zouden worden. Waar halen ze die simplistische redenering? Hier wordt 20 procent van het bruto binnenlands product geproduceerd. Alles in dit land is min of meer afgestemd op de hoofdstad: de wegen, de administraties, de luchthaven... Je daarvan afsnijden, is zoiets als geloven dat je een betere auto kunt maken door er de motor uit te halen! Waanzin."

Maar stel dat, als dan...

"Dan hebben wij wel nog altijd de motor en met een motor kun je nog altijd iets fabriceren dat op zichzelf draait."

(*) Rudi Janssens, Taalgebruik in Brussel, VUBPress, 2001.

Wat willen we: iemand die één taal perfect beheerst, of iemand die vier talen functioneel gebruikt?