Direct naar artikelinhoud

Wanneer zelfdoding zelfmoord wordt

Derden die aanzetten tot zelfdoding blijven in dit land buiten schot

Het leven is en blijft het belangrijkste rechtsgoed waarover de rechtsstaat dient te waken. Suïcidepreventiebeleid moet dus hoog in het vaandel worden gedragen. Op Vlaams niveau heeft men in dit verband al heel wat lovenswaardige initiatieven ontwikkeld, maar er is nog ruimte voor meer.

Eenvoudige ingreep

De problematiek van medische beslissingen bij levenseinde en abortus buiten beschouwing gelaten, dient elke inbreuk op het leven door derden streng te worden veroordeeld door de strafwetgever. Ook wanneer er sprake is van zelfdoding, moet de strafrechter in bepaalde gevallen durven erkennen dat een derde de suïcidant (mede) tot de fatale handeling kan hebben gedreven. Het dient te worden benadrukt dat de eventuele haatgevoelens van de na(ast)bestaanden jegens de verdachte(n)/beklaagde(n) nooit een stempel mogen drukken op de strafzaak en de strafrechter zelf in eer en geweten de juridische afwegingen zal moeten maken. Ook in de hypothese van de derde-manipulator zullen de na(ast)bestaanden niet anders kunnen dan op termijn te leren loslaten en zal het durven spreken helend werken. Het besef dat men kan terugvallen op accurate strafwetgeving kan hierbij zeker een katalyserende werking hebben.

Na een grondige juridische analyse, pas gepubliceerd in het Rechtskundig Weekblad (J. Rozie, 'Zelfdoding en strafrecht: het taboe doorbroken'), kan ik in mijn hoedanigheid van academicus spijtig genoeg alleen maar vaststellen dat het Belgisch strafrechtelijk apparaat op bepaalde vlakken tekortschiet wanneer er een zelfdoding in het vizier komt. Zeker met betrekking tot de gevallen waarbij een derde ten grondslag ligt van een zelfdoding, stelt men een terughoudendheid van de Belgische strafwetgever en strafrechters vast, dit in tegenstelling tot de ons omringende landen, waar specifieke suïcide-gerelateerde strafbaarstellingen gekend zijn.

Mentaal geweld

Het uitvaardigen van een accuraat strafrechtelijk kwalificatiekader mag niet op onbezonnen wijze gebeuren. Het Belgisch strafrecht is niet gebaat bij het uitvaardigen van steekvlamwetgeving en dit dreigt nu wel te gebeuren, onder meer met de recente wetsvoorstellen tot invoering van een nieuwe strafbaarstelling van pesterijen. Telkens wanneer een intriest zelfdodingsverhaal de media haalt, is de roep groot om nieuwe strafbepalingen in het leven te roepen. Een eenvoudige wetgevende ingreep zou nochtans een zee van verschil kunnen maken. Talrijk zijn de voorbeelden waarbij ernstige vormen van mentaal geweld (wat veelal juridisch gezien als belaging of stalking kan worden gekwalificeerd) reeds tot zelfdoding hebben geleid.

Het opheffen van de klachtvereiste bij belaging leidt ertoe dat het Openbaar Ministerie het strafrechtelijk apparaat in gang kan zetten wanneer de zelfdoding in oorzakelijk verband staat met de belaging. Vandaag vereist immers de wet eerst een voorafgaande klacht van het slachtoffer (waaronder de nabestaanden volgens de wet niet vallen) als vervolgbaarheidsvereiste. Het kan ook zijn dat de handeling van een derde, zonder dat er sprake is van een oogmerk een ander aan te randen en zonder dat er gewag kan worden gemaakt van belaging, de trigger is geweest om tot zelfdoding over te gaan. Ook voor deze situaties biedt het bestaande wetgevende kader een uitkomst met de kwalificatie van onopzettelijke doding.

De vaststelling is evenwel dat strafrechters niet altijd het criterium van de lichtste fout als ondergrens hanteren (wat nochtans wel zou moeten) en dat ook de voorwaarde van het oorzakelijk verband tussen de fout en het overlijden streng wordt ingevuld, in tegenstelling tot Nederland, waar men de maatstaf van de 'redelijke toerekening' hanteert.

Intriest fenomeen

Verder zou er, zoals dit is geschied in Frankrijk en in Nederland, werk moeten worden gemaakt van een aparte strafbaarstelling waarbij het opzettelijk aanzetten tot zelfdoding strafbaar wordt gesteld, met dit voorbehoud: dat niet alleen het aanzetten tot zelfdoding dat heeft geleid tot een (poging tot) zelfdoding moet worden geviseerd, maar ook elke aanzettingsdaad op zich ongeacht het ingetreden gevolg.

Hopelijk kan mijn kritische juridische studie inspirerend werken voor de wetgever. Zelfmoord (want daar gaat het om: betrokkene heeft ervoor gekozen zichzelf met voorbedachten rade te doden) betreft immers geen individuele wanhoopsdaad ingegeven door geïsoleerde individuele problemen, maar is een intriest maatschappelijk fenomeen dat iedereen tot nadenken dient te stemmen.