Direct naar artikelinhoud

Orgieën van taalpracht

Honderdvijftig jaar geleden is het dat Louis Couperus werd geboren, en om dat te vieren zijn zopas drie romans uit het omvangrijke oeuvre van de dandyeske duivelskunstenaar herdrukt.

Voor maar weinig mensen is er nog zo veel hoop als voor jonge dichters zonder succes. Ook de latere letterengigant Louis Couperus, immers, was aanvankelijk louter de schrijver van drie verzenbundeltjes, die naar het oordeel van Willem Kloos en andere gezaghebbende stemmen in de jaren tachtig van de negentiende eeuw beter nooit het licht hadden gezien. Het was dan ook deels uit frustratie dat de nog geen 25-jarige Couperus zich eind 1887 zette aan een "lollig boek (...) voor het groote publiek", boordevol "menschen" en "veel scènes", zoals hij zijn romandebuut later zou omschrijven in het losweg op eigen persoon en leven gebaseerde Metamorfoze (1897).

'Lollig' mag dan al niet het geschiktste etiket lijken om op het sterk aangrijpende noodlotsdrama Eline Vere te plakken, van de tientallen boeken die Couperus publiceerde zou het wel altijd zijn meest verkochte blijven, en zeker voor een roman die naar één enkele hoofdfiguur is genoemd, is het op de ruim vijfhonderd pagina's die het boek telt inderdaad een drukte van belang. De roman vangt aan, bijvoorbeeld, met de schier caleidoscopische weergave van "een moderne soirée", waar ter vermaak van de Haagse beau monde het tableau La mort de Cléopâtre vertoond wordt, zodat de lezer meteen in aanraking komt met talrijke personages. Juist deze overvloed aan mensen, trouwens, maakt de afwezigheid van Eline Vere op het feest zo frappant. Wat zou er haar schelen? "Ach, ik weet niet, ze was zenuwachtig, geloof ik." Zenuwachtig? Ja, blijkbaar lijdt zij aan "de ziekte van het jongere geslacht".

Romantische zielen

Eline Vere is zo'n boek dat zich het best laat samenvatten door het karakter van de protagonist te beschrijven, en geheel conform de beginscène van de roman, ook al speelt zij daar geen echte rol in, is het sleutelwoord om dat te doen: theater. Zich voortdurend afvragend wat zij met dat "doellooze, nuttelooze bestaan" toch aanvangen moet en waarom zij in vredesnaam niet dood is, heeft Eline het hele boek door toch één dagdroom die haar gemoed wat kan verlichten, en die zich openbaart in onder meer de volgende, vrij curieus geformuleerde bekentenis: "Zie je, als ik niet Eline Vere was, dan werd ik actrice!" Het is iets wat zij gemeen heeft met haar neef Vincent, die zich graag beklagen mag over "het onherroepelijke noodlot, dat hij steeds Vincent Vere was en wezen zoû, dat hij nimmer herboren kon worden in een geheel ander schepsel." Het zijn romantische zielen, die de vlucht hoog in het vaandel voeren en voor wie de werkelijkheid slechts een springplank lijkt naar hogere sferen, al kan je hun aard en gedrag ook op een meer prozaïsche manier interpreteren. "Eline speelde altijd comedie", vindt een vriendin bijvoorbeeld, en ook anderen ergeren zich vaak genoeg aan haar kennelijke onoprechtheid en neiging tot huichelen, een neiging waarvan Eline op haar beurt trouwens de volledige mensheid verdenkt...

Eline Vere hoort thuis in het rijtje van de grote vrouwenportretten uit de negentiende eeuw en wordt daarin voorafgegaan door onder meer Madame Bovary en Anna Karenina, twee dames die eveneens door zelfmoord om het leven komen. Elines einde wordt de gehele roman lang onvermoeibaar aangekondigd, wat maakt dat het minder een spannend dan wel een verslavend boek is. Op onvergelijkbare wijze is Eline waarlijk in de wieg gelegd om jong te sterven, en hierin schuilt dan ook een groot verschil met beide genoemde voorgangsters. Terwijl Emma Bovary en Anna Karenina ten onder gaan aan het leven, gaat Eline ten onder aan zichzelf. Ook haar treft ongeluk in de liefde, jawel, maar niemand anders dan zijzelf is daar verantwoordelijk voor, en vaak is het als lezer dan ook niet echt gemakkelijk om medelijden op te brengen voor een vrouw van wie je zeker weet dat zij, al werd zij honderdmaal "herboren in een geheel ander schepsel", nooit ofte nimmer gelukkig zou zijn.

Het gloeiende vlees

In een brief aan Lodewijk van Deyssel varieerde Couperus op het befaamde 'Madame Bovary, c'est moi' door aangaande Eline te schrijven: "dikwijls ben ik haar zelve geweest en waren wij een". Met name het rusteloze verlangen van Eline Vere om alles behalve zichzelf te zijn en overal te zijn als het maar elders is, moet de schrijver verre van vreemd zijn geweest. Vlak voor zijn dood in 1923 bood hij het lezerspubliek zijn excuses aan in De Haagsche Post, "want eigenlijk, lieve vrienden, ben ik zoo weinig als ik mij voordoe en kent ge mij niet". Daarnaast was er de reisdrift die hem - net als Vincent - de halve wereld rond dwong en de 57-jarige schrijver in 1920, na de oorlog noodgedwongen in Den Haag te hebben doorgebracht, vanuit zijn hotelkamer te Marseille deed jubelen: "O zaligheid! Ik 'woon' niet meer!"

Couperus leefde van zijn negende tot zijn vijftiende met zijn ouders in Nederlands-Indië, plaats van handeling van De stille kracht uit 1900. "Zij, die vooroordelen hebben, doen beter het niet te lezen, want ze zullen ge-ergerd worden!" waarschuwde Couperus' nicht en echtgenote Elisabeth Baud in een door haar geschreven prospectustekst, maar laat deze woorden u vooral niet al te ver doen achteruitdeinzen. Het boek is immers niet alleen het verhaal over een broodnuchtere rationalist die er op Java achterkomt dat er zich "onder het eenvoudige leven" een mysterieuze toverkracht bevindt die in de hand van sommige niet-Westerlingen "haar almacht verliest en werktuig wordt", maar ook een frappant expliciete roman over de "liefde van het gloeiende vleesch". Eén der hoofdrollen is weggelegd voor Léonie, de vrouw van genoemde "rezident", die er net als Eline Vere graag naar mag verlangen "in eens iets dols te doen", naar Parijs te vertrekken, bijvoorbeeld, maar er anders dan Eline wel degelijk in slaagt haar fantasieën in praktijk om te zetten en een seksueel bepaald bevredigend leven te leiden: "en zij wist dadelijk wien zij verwierp - en dat waren de meesten - en wien zij waardig keurde, - en dat waren er velen."

En dan is er ook nog De ongelukkige, een goeddeels vergeten roman die eens te meer de verbijsterende veelzijdigheid aantoont, niet enkel van Couperus' onbegrensde literaire talent, maar ook van zijn rusteloze persoonlijkheid: met alleen maar reizen door de wereld nam hij geen genoegen, nee, hij wilde tevens reizen in de tijd. Zelf was hij ervan overtuigd dat hij had 'voorbestaan' in het oude Rome én als renaissancedichter, maar De ongelukkige (1915) speelt zich in zijn hoedanigheid van historische roman niettemin af in het Andalusische Granada van rond 1500. Het is de wederom noodlottige geschiedenis van vorst Aboe-Abdallah, wiens islamitische rijk mét hem zou vallen. Blijkens het nawoord van Mark Cloostermans baseerde Couperus zich voor deze 'symfonie' op het nog steeds veelgelezen Tales of the Alhambra van Washington Irving, maar je hoeft Irving niet te kennen om te kunnen raden dat Couperus' boek oneindig veel lezenswaardiger is.

Dat soort van schrijver is Couperus immers: een auteur die ook rond onderwerpen die je mogelijk wat minder interesseren bedwelmende boeken wist te vervaardigen, orgieën van taalpracht, boordevol fenomenaal virtuoos verwoorde inzichten in de menselijke gevoels- en gedachtewereld. Boeken, kortom, waarvoor het Nederlands lijkt te zijn uitgevonden.

Louis Couperus, Eline Vere,

L.J. Veen klassiek, 568 p., 15 euro.

Louis Couperus, De stille kracht,

L.J. Veen klassiek, 272 p., 12,50 euro.

Louis Couperus, De ongelukkige,

L.J. Veen klassiek, 272 p., 12,50 euro.