Direct naar artikelinhoud

Crisis treft vooral jobs van middenklasse

Steeds meer mensen vinden een job met een hoger inkomen. In het segment laag betaalde functies stabiliseert de werkgelegenheid. Klappen vallen vooral in het middensegment. In België is die evolutie meer uitgesproken dan in de rest van Europa en wordt de middenklasse stevig getroffen.

De financiële en economische crisis deed de werkgelegenheid in Europa tussen 2008 en 2010 fiks dalen. Maar niet iedereen werd even hard getroffen. Een nieuw rapport van de Europese Commissie komt tot de verrassende vaststelling dat er grote verschillen zijn tussen de verschillende loonschalen. De groep van de hoogste inkomens groeit nog, en ook in de categorie van de lage lonen is de daling significant laag en eerder een stabilisering te noemen. Het zijn vooral jobs uit de middenklasse die het gelag betaalden. Die trend zet zich de komende jaren door.

Onderzoekers tasten nog in het duister over de juiste oorzaken maar redenen als globalisering en steeds toenemende automatisering liggen voor de hand.

In Europa ligt het gemiddelde werkloosheidscijfer nu op 9,5 procent. 23,3 miljoen Europeanen zijn op zoek naar een job. De verschillen tussen de lidstaten zijn wel groot. België scoort met 8,4 procent onder het Europese gemiddelde. Maar net zoals in Oostenrijk is in ons land de voorbije jaren een groter aandeel jobs verloren gegaan in de middenklasse. Terwijl het aantal banen in het hogere segment wel groeide en de toestand bij de laagste inkomens vrij stabiel bleef. Die trend is overal merkbaar, maar in de andere Europese lidstaten is de verschuiving voorlopig nog minder uitgesproken.

Arbeidsmarktdeskundige Jan Denys bevestigt, maar wil geen overhaaste conclusies trekken. "De trend is op Europees niveau duidelijk ingezet. Maar de onderzoeken over het hoe en waarom zijn niet eenduidig. De spanning met de toplaag is vooral meer uitgesproken", analyseert Denys. Wat betekent dat de hooggekwalificeerde jobs met dito inkomens een sterkere groei kennen dan dat er jobs verdwijnen in de laagste categorie. Het aantal beschikbare banen voor de middelmatig opgeleiden neemt geleidelijk af, en dit in grotere mate dan de banen voor de lagergeschoolden.

De jobs voor de middelmatige opgeleide mensen verdwijnen dus steeds meer. In de praktijk heeft dit tot gevolg dat een pak mensen vandaag onder maar ook boven hun opleidingsniveau werken. Denys schat dat de helft van de werkende Belgische bevolking ofwel boven ofwel onder zijn niveau aan de slag is. Dat is relatief hoog in vergelijking met andere Europese landen.

Vele jobs op lager niveau vragen meer kwalificaties dan vroeger. Een magazijnier is niet langer louter een rekkenvuller, maar moet bijvoorbeeld ook met een computer overweg kunnen. Het eenvoudiger werk wordt door de toenemende automatisatie deels overgenomen. "Mensen moeten ook continu bijbenen om mee te zijn met de evoluties op hun werkgebied", stelt Denys vast.

Een groep werknemers die dan weer sneller onder hun opleidingsniveau aan de slag gaan, is die van vrouwen. Denys: "Een typevoorbeeld is het aantal vrouwen dat kiest voor een deeltijdse baan. Op managementniveau is dat moeilijker, dus opteren ze voor een baan net onder hun niveau."

Maar een groep werknemers valt gewoon uit de boot, omdat ze gewoonweg niet de capaciteiten heeft om aan die toenemende vereisten te kunnen voldoen. Voor die mensen heeft het beleid wel een aantal keuzes gemaakt", zegt Denys. "Denk bijvoorbeeld aan de dienstencheques. Dat zijn gesubsidieerde jobs op maat van de laaggeschoolden, die anders uit de arbeidsmarkt zouden vallen."

Een aantal laaggeschoolde functies - denk aan schoonmaak, magazijniers of winkelbedienden - zal nooit verdwijnen omdat ze niet kunnen worden geautomatiseerd. Maar dat is geen garantie dat ze altijd even goed betaald zullen blijven. In verschillende Europese landen staan die lonen onder druk door de concurrentie van migranten die voor nog lagere salarissen dergelijke jobs invullen. In België speelt deze problematiek niet zo, stelt Denys vast, met dank aan de geldende CAO's. Wel ontstaat er een groeiende loonkloof met de groep van hoger opgeleiden. "De evolutie op het vlak van variabele verloning, denk aan de bonussen, neemt toe en zorgt voor een grotere ongelijkheid op de arbeidsmarkt."