Direct naar artikelinhoud

'Vlaanderen moet zich enorm veel zorgen maken'

Alle leerlingen, van de aso'ers tot de bso'ers, gaan erop achteruit in wiskunde. Tegelijkertijd is de kloof tussen migranten en autochtonen nergens ter wereld groter. Pedagoog Pedro De Bruyckere (Arteveldehogeschool) spreekt van een alarmerende situatie.

De PISA-studie van de OESO, die om de drie jaar verschijnt, heeft weinig goed nieuws voor Vlaanderen in petto. Ja, we eindigen hoog op de ranglijst, maar tegelijkertijd dalen we in elk opzicht tegenover onze eigen prestaties in 2003. "We zijn nog altijd goed bezig, maar de achteruitgang verdient onze volle aandacht", zegt De Bruyckere. "We moeten ons enorm veel zorgen maken en deze cijfers zijn een belangrijke wake-upcall."

Zijn we te zelfgenoegzaam geweest?

Pedro De Bruyckere: "Doordat we een topregio waren en nog altijd zijn, is de daling verbloemd geweest. Ingrijpen is noodzakelijk, maar we moeten nu eerst kijken hoe de terugval is veroorzaakt. Bepaalde aspecten van de hervorming van het secundair kunnen oplossingen bieden, maar ik denk dat de ondersteuning van onze leerkrachten het belangrijkste is. Zij hebben nood aan verdere professionalisering en bijscholing."

Waar maakt u zich het meest zorgen over?

"Ik vind het alarmerend dat de kopgroep en de middenmoot klappen krijgt te verwerken. Dat is een van de belangrijkste tendensen die nu duidelijk worden. Daarbij blijven we worstelen met ongelijkheid tussen Vlamingen en migranten. Dat is problematisch, zeker als we zien dat een deel daarvan wordt veroorzaakt door de sociaal-economische status.

"Maar een school kan dat niet alleen oplossen. Het onterecht neerkijken op bepaalde bso-richtingen hangt volgens mij onlosmakelijk samen met de discussie over het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden. Als we de kloof willen verkleinen, is er een brede maatschappelijke aanpak nodig."

Wat kan het onderwijs wél zelf doen?

"Extra inzetten op taal dringt zich op. Een verlaging van de leerplicht mag terug op tafel. Wat we sowieso wel kunnen doen is door screening de beginsituatie van onze leerlingen in kaart brengen. Vervolgens kunnen ze beter worden begeleid. In sommige Duitse deelstaten zetten scholen daar fel op in. Teams van leraren kijken naar de sterkes en zwaktes van hun leerlingen en bepalen hoe ze daar op kunnen inspelen."

Onderwijsminister Pascal Smet (sp.a) duidt Duitsland aan als voorbeeld, omdat daar op tijd is hervormd.

"Het is zeer moeilijk om landen onderling te vergelijken. Polen scoorde ooit ver onder het OESO-gemiddelde, waardoor ze nu fel stijgen. Datzelfde geldt voor Duitsland. Hun opmars komt door hervormingen, maar ook omdat scholieren simpelweg meer uren op school doorbrengen. Dat is voor ons geen oplossing, omdat onze leerlingen nu al relatief lang in de klas zitten.

"Zomaar iets uit hun onderwijsmodel overnemen is gevaarlijk, want zij bevonden zich in een compleet andere situatie dan Vlaanderen. Wij zijn een land dat vooralsnog goed blijft scoren, maar wel daalt."

Hoe verklaart u de plotse daling van de jarenlange koploper Finland?

"Finland zelf zei altijd al dat andere landen hun systeem niet moesten kopiëren. Daarbij is hun achteruitgang relatief. In de andere Scandinavische landen is de daling al langer bezig, alleen de Finnen hielden stand. Sommige experts verklaren de huidige trend door een link te leggen met de toegenomen migratie, wat natuurlijk voor uitdagingen zorgt."