Direct naar artikelinhoud

Uitbarsting van etnisch geweld in Birma

Een nieuwe uitbarsting van etnisch geweld heeft in Birma zeker tientallen mensenlevens gekost. Honderden mensen raakten gewond en duizenden anderen sloegen op de vlucht nadat boeddhistische bewoners in de provincie Rakhine dorpen en wijken van de islamitische Rohingya-minderheid aanvielen.

De internationale mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch vreest dat het aantal doden veel hoger ligt dan het aantal van tachtig dat door de Birmese regering is genoemd. Human Rights Watch publiceerde zaterdag satellietfoto's waarop te zien is hoe een hele wijk in het kuststadje Kyaukphyu tot de grond is afgebrand. In totaal zouden bij het geweld bijna vijfduizend huizen in de vlammen zijn opgegaan.

Volgens de Verenigde Naties zijn de afgelopen dagen 22.000 mensen uit hun huizen verdreven. De overgrote meerderheid van deze vluchtelingen zijn moslims.

Beide bevolkingsgroepen beschuldigden elkaar ervan met brandstichten te zijn begonnen, maar de slachtoffers zijn vooral Rohingya's. Het is de tweede keer in een jaar tijd dat het in de provincie Rakhine tot gevechten komt. In juni raakten de boeddhisten en moslims ook al slaags.

De aanleiding was destijds een gerucht dat moslims een boeddhistische vrouw hadden verkracht en vermoord. Ook toen vielen er tientallen doden, en vluchtten tienduizenden mensen weg uit hun dorpen. In totaal zouden sinds juni meer dan honderdduizend mensen door het geweld uit hun huizen zijn verdreven.

Noodtoestand

De regering riep in juni de noodtoestand uit en het leger nam het gezag in de provincie over. Pogingen van de internationale gemeenschap om tussenbeide te komen, liepen stuk op de onwil van de Birmese regering. Die ontzegde internationale hulpverleners de toegang tot het gebied en weigerde ook mee te werken aan een onderzoek door de Verenigde Naties.

Afgelopen zaterdag mocht een team van de VN wel mee met regeringsvertegenwoordigers die een bezoek brachten aan het getroffen gebied.

Human Rights Watch riep de regering zaterdag op onmiddellijk in te grijpen en de oorzaak van het geweld aan te pakken. Die oorzaak moet gezocht worden in de geschiedenis. De islamitische Rohingya's in Birma worden al tientallen jaren gediscrimineerd en vervolgd.

Volgens een wet uit 1984 zijn zij illegaal in het land, ook al leven de Rohingya's al vele generaties in de provincie Rakhine (ook wel Arakan genoemd). De Birmezen noemen de moslims 'Benghali', naar de inwoners van het buurland Bangladesh. Daar moeten ze maar heen, vindt de Birmese regering, maar Bangladesh wil ze niet hebben, en stuurt ze terug als zij de grens oversteken.

Oversteek naar Australië

Tienduizenden Rohingya's zijn de afgelopen jaren Birma ontvlucht op zoek naar een beter bestaan in het buitenland. Vaak stranden ze al in Thailand of Bangladesh, soms bereiken ze Maleisië, waar ze op plantages tewerkgesteld worden. Anderen proberen in gammele bootjes de oversteek naar Australië te maken. Maar nergens zijn ze welkom.

De gewelddadigheden in Rakhine werpen een smet op de democratisering in Birma. De Birmese president Thein Sein, zelf een ex-generaal, lijkt het land in sneltreinvaart van een militaire dictatuur naar een democratie te willen sturen. Oppositieleidster en Nobelprijswinnares Aung San Suu Kyi heeft zitting genomen in het parlement, de censuur is afgeschaft en vakbonden zijn toegelaten. Het Westen heeft zijn sancties opgeheven en westerse investeerders staan te trappelen om in het land aan de slag te gaan.

Geen burgerrechten

De gebeurtenissen in Rakhine brengen president Thein Sein echter in grote verlegenheid. Hij moet iets doen om de betrekkingen met het Westen goed te houden. Het Westen zou het liefst zien dat de Rohingya's volledige burgerrechten krijgen, maar daar voelt in Birma niemand wat voor. Zelfs Aung San Suu Kyi heeft het nog steeds niet openlijk opgenomen voor de moslimminderheid, omdat dat door een groot deel van haar aanhangers niet zou worden geaccepteerd.

Maar als de regering niets doet om de veiligheid en de positie van de Rohingya's te verbeteren, bestaat het gevaar dat het geweld uitwaaiert naar andere delen van het land. Dat zou kunnen leiden tot ingrijpen van het leger, en zou zelfs een abrupt einde kunnen maken aan de democratisering in het land.