Direct naar artikelinhoud

'Soms voel ik weerzin tegenwat ik schrijf'

Bernard Dewulf (52) is niet alleen auteur, maar ook dramaturg voor het NTGent. Voor Els Dottermans en Frank Focketyn schreef hij Een lolita, een nieuwe theatertekst over de herinnering aan een verboden liefde.

Het idee om iets met Lolita te doen kwam van regisseur Julie Van den Berghe. "Uiteindelijk heeft ze mij gevraagd om een tekst te schrijven", vertelt schrijver Bernard Dewulf. "Lolita van Nabokov zou onvermijdelijk vanuit de verte meeklinken, maar het moest echt een nieuw stuk worden. Dat leek mij een gigantische uitdaging.

"Veel mensen noemen de thematiek beladen, maar ik ken niemand die na het lezen van Lolita van Nabokov afgrijzen voelt. Het gaat in deze tekst niet om pedofilie, maar om wat officieel 'efebofilie' heet. Die man verlangt niet naar kinderen, maar wel naar een kindvrouwtje. De interesse begint wanneer het meisje vrouwelijke trekken krijgt, maar als ze een echte vrouw geworden is, verdwijnt de belangstelling ook meteen weer."

Een lolita is fictie. Dat is niet vanzelfsprekend voor een dichter-columnist.

"Het heeft veel empathie en voorbereiding gevraagd. Ik heb ervoor gekozen om in mijn tekst de oudere versies van het meisje en de man op te voeren. Ze blikken terug op wat er toen gebeurd is. Ik heb mij compleet proberen in te leven in die man, en wat nog lastiger was: in die vrouw. Het heeft mij gerustgesteld dat de drie generaties dames die betrokken zijn bij dit project het gevoel kregen dat het mogelijk was dat een vrouw zo denkt, voelt en kijkt, dat het geen projectie is geworden van mijn mannelijk idee.

"En verder blijft het natuurlijk een tekst van mij: een die drijft op taal. Ik heb geen psychologisch drama geschreven, geen aanklacht, maar een stuk dat drijft op de verbeeldingskracht van de woorden en van het theater, en waar van enige moraliteit, tenzij her en der in een bijzin misschien, weinig sprake is. Je kan je tijdens het kijken ook afvragen: is het wel de realiteit, wat zij vertellen? Dat weten we eigenlijk niet.

Je distantieert je expliciet van het mannelijke personage. Bang dat het toch aan jou zal blijven kleven?

"Dat lijkt me onvermijdelijk. Ik heb gemerkt dat Frank Focketyn het in het begin ook erg moeilijk had met zijn rol. Ik vermoed onder meer om dezelfde reden."

Je hebt jouw schrijven gedefinieerd als een poging om inzicht te verwerven. Heb je door dit te maken meer begrip gekregen voor het probleem?

"Nee. Ik heb er ook geen verhaal over geschreven. Ik heb mij gericht op Frank Focketyn en Els Dottermans, ik heb hen goed bekeken, rekening gehouden met hoe ze spreken, wat ze uitstralen, wie ze zijn. En ik heb voor hen gezocht naar wat juiste woorden konden zijn. Dat creëert sowieso afstand. In alle bescheidenheid gezegd denk ik dat mijn motivatie aanleunt bij die van Nabokov. Hij heeft zich afgevraagd: wat zou nu het allermoeilijkste zijn om over te schrijven? Voor mij was dat precies zo."

Wat heeft die uitdaging jou als schrijver opgeleverd?

"Het hernieuwde inzicht dat je met taal alles kan beweren, verschonen of uitvergroten. Dat deed ik natuurlijk altijd al. Ook in Kleine dagen, bijvoorbeeld, waar ik veel over het gezin schrijf. Dat lijkt misschien een weergave van de realiteit, maar er zit wel degelijk veel constructie en fictie in.

"Binnen mijn beperkte kunnen vind ik mijn essays over schilderkunst de beste. Zoals degene in mijn nieuwe boek Verstrooiingen. De stap naar het theater is nuttig geweest. Het levert mij een ander register op. Ik heb al vrij veel geschreven, al meer dan duizend columns, bijvoorbeeld, en dan kom je onvermijdelijk jezelf tegen. Dan is het prettig om het eens over een andere boeg te gooien. Als ik voor het theater schrijf of bewerk, dan wordt de tekst meteen in de groep gegooid, en krijg ik heel snel reactie. En dat gaat nooit over hoe mooi iets geschreven is, maar over de functionaliteit: kan ik, als acteur of als regisseur, hier iets mee? Daar hou ik van omdat het zo concreet is."

En dat is niet lastig voor het schrijversego?

"Als je niet bereid bent om je dienstbaar op te stellen, dan moet je er niet aan beginnen. Zo simpel vind ik dat. Zo lang ze je tekst niet kapotmaken, is alles oké."

Als je je dat financieel kon permitteren, zou je dan liever alleen maar schrijven?

"Nee, dat lijkt me niet goed voor mijn mentale hygiëne. Hoe groot mijn behoefte aan dat kamertje ook kan zijn, voor het evenwicht is het goed om ook met mensen in contact te komen. Anders versomber ik alleen maar. Als die ontmoetingen ook nog gebeuren op grond van het schrijven, is dat helemaal prettig. Dat was wat Wim Opbrouck me zei toen hij me voor het NTGent vroeg: 'Je gaat dat fijn vinden om in groep te kunnen praten over wat je hebt gemaakt.'"

Deze tekst gaat ook over eenzaamheid. Hoe heftig is die kracht in je eigen leven?

"Mijn zinnetje voor het programmaboekje is: 'de dwaaltuin van het geheugen en het labyrint van de erotiek hebben één gezamenlijke uitgang: de eenzaamheid.' Ik denk dat eenzaamheid ons aller lot is, onze vanzelfsprekende staat van zijn. Mijn lichaam is mijn gevangenis. Ik raak er nooit uit, en niemand zal er ooit in geraken, niemand begrijpt ten diepste mijn voelen en mijn denken, want jezelf echt kenbaar maken is per definitie onmogelijk. Voor mij is die inherente eenzaamheid meer realiteit dan een filosofische gedachte."

In hoeverre is schrijven daar een wapen tegen?

"Ik begin meer en meer te beseffen hoe belangrijk schrijven is. Omdat je met formuleren kan bezweren. En natuurlijk ook verbloemen. Maar die bezwering van het vlietende, daar gaat het mij om. Dat betekent niet dat ik alleen maar momenten van vreugde zou kennen tijdens het schrijven, er is evengoed frustratie en weerzin mee gemoeid."

Weerzin? Dat is wel een sterk woord.

"En toch voelt het zo: weerzin tegen wat ik schrijf. En soms het heerlijke gevoel dat ik iets geformuleerd krijg dat ik niet op een andere manier had kunnen zeggen.

"Weerzin heeft ook te maken met de vragen die ik mij stel over waarachtigheid. Met schrijven kun je alles beweren, ook over jezelf. Stel dat ik na alle verhalen over mijn kinderen in Kleine dagen opeens zou vertellen dat ik helemaal geen nazaten had. In principe zou zoiets kunnen. Als je het formuleren onder de knie hebt, kun je jezelf op eender welke manier voorstellen, en als je niet oppast, ga je dat zelf geloven. Dat is voor mij de eeuwige worsteling: is het waar wat ik opschrijf?"

Een schrijver die op zoek gaat naar waarachtigheid, die stelt zich heel kwetsbaar op, nee?

"Ik stel mij soms wel kwetsbaar op, maar niet wezenlijk. Ik laat lang niet alles zien. Ik heb nog nooit het gevoel gehad dat ik echt in mijn blootje stond. Dat overkomt mij gewoon niet. Noem het een instinct. Ik ben mij er te zeer van bewust dat er een lezer tegenover mij zit, dus bouw ik mechanismen in om mezelf te beschermen.

"Het kwetsbare stuk zit voor mij in de taal. Stel dat iemand tegen mij zou zeggen: als ik jouw boeken lees, lijk je mij een geweldige klootzak, maar ik vind het wel goed opgeschreven, dan zou ik dat veel minder vervelend vinden dan wanneer iemand het omgekeerde zou beweren."

Ben jij gelukkig?

"Oei, daar gaan we. Een andere vraag, alstublieft.

"Ik heb al veel over geluk geschreven, maar vraag mij hier en nu om iets te parafraseren, zonder computer in de buurt, dan blokkeer ik totaal. Echt, ik kan daar geen zinnig woord over zeggen. Omdat jij waarschijnlijk evenmin een haarscherpe definitie van geluk kan formuleren waar ik mij tegenover kan verhouden.

Een variant op die vraag dan: kan je goed met jezelf leven?

"Nee, ik ben niet zo dol op mezelf. Ik zou dat nogal klef vinden ook, indien ik het wel was."

Er is een groot verschil tussen dol zijn op jezelf en met jezelf kunnen leven."

"Ik vind het niet makkelijk om met mezelf te leven. Maar ik wil daar ook niet tragisch over doen."

Het is al de tweede keer dat je zegt dat je niet tragisch wil doen. Ben je daar bang voor?

"Ja. Ik kan niet zeggen dat ik gelukkig ben, maar ik ben zeker ook niet ongelukkig. Anders zat ik niet hier, maar in mijn bed.

"Ik vind het altijd vreemd wanneer mensen stellige uitspraken doen: ik ben heel gelukkig, of: liefde is dit of dat. Ik weet niet wat de liefde is. Ik beoefen haar dagelijks, want ik zie mijn gezin en mijn vrienden doodgraag. Maar om dat nu in twee definitieve zinnen samen te vatten... Ik vind het fijn om de dingen aan te raken, in een gedicht bijvoorbeeld. Want misschien zegt één versregel meer dan een heel traktaat. Je kan vinden dat ik zo op veilig speel, dat ik vlucht, maar volgens mij zegt het vooral iets over mijn onzekerheid."

Ik ga er toch nog eentje in die richting proberen: welke hoop heb je opgegeven?

"Dat ik ooit zal stoppen met roken (lacht).

"Ik hoorde Tommy Wieringa onlangs op de radio over zijn nieuwe boek praten, en hem vroegen ze op het einde: hebt u nog hoop? Waarop hij zei: 'in de mensheid geen enkele, maar in individuen volop'. Ik denk dat ik mij daarbij kan aansluiten."

Een lolita speelt nog tot 30 mei in NTGent en op locatie: www.ntgent.be