Direct naar artikelinhoud

Het (s)lot van voicemail

Je hoort het bij hoofdredacteurs, bij woordvoerders van politici, bij mensen uit de technologische sector: de voicemail is dood. Wegens niet snel genoeg, en te omslachtig. 'Er staat nog wel een en ander te gebeuren.' Sofie Mulders

Ooit, heel lang geleden, in een vervlogen tijdperk, had je drie mogelijkheden wanneer je iemand opbelde. Eén: iemand aan de andere kant nam op. Twee: niemand nam op, en de telefoon bleef eindeloos rinkelen. Drie: niemand nam op, en je hoorde een bezettoon.

Sinds enige jaren is van die simpliciteit geen sprake meer. De paringsdans tussen de mobiele telefoon (die vorige week exact veertig jaar bestond) en het antwoordapparaat (dat ergens in de jaren vijftig werd ontworpen) heeft namelijk de wondere vrucht der voicemail opgeleverd. Gevolg: u kunt uw blijde boodschap altijd droppen bij de ontvanger, ook als die afwezig is, iemand anders aan de lijn heeft, of simpelweg geen zin heeft om communicatief te zijn op dat moment.

Nu is die voicemail sinds enige tijd op zijn retour. Zakenlui, hoofdredacteurs, politici, of woordvoerders van die politici, hebben de ingesproken boodschap uit hun bestaan gebannen. "'Spreek geen boodschap in, maar stuur een sms', zo luidt mijn voicemailtekst", zegt Margaux Donckier, woordvoerster van minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open Vld). "Als woordvoerder krijg je veel telefoons. Sommigen spreken berichten in die vijf minuten duren, en als de voicemaildienst je dan ook nog voortdurend terugbelt om je te op de hoogte te brengen van onbeluisterde berichten, dan is dat om zot van te worden. Ik luister dus niet meer naar mijn berichten. Ik bel gewoon direct terug. Ook in mijn privékring weet iedereen dat ze niets meer moeten inspreken. Sms of mail is veel praktischer."

Rust is de sleutel

Ook Ilse Beyers, hoofdredactrice van Dag Allemaal, heeft de voicemail vaarwel gezegd. "Dat valt gewoon niet bij te houden. Terwijl je aan het bellen bent, komen er vijf 'biepen' binnen van nieuwe berichten. Bovendien zijn die boodschappen vaak vaag, mensen zeggen zelden waar het echt over gaat. En soms wordt het ook misbruikt: in plaats van rechtstreeks tegen jou te praten, is het voor sommigen blijkbaar comfortabeler om hun zeg te doen tegen een antwoordapparaat. Geen voicemail dus voor mij. Al twee jaar niet meer. Heel blij ben ik daar mee."

Donckier en Beyers zijn niet alleen. Uit onderzoek in opdracht van de Amerikaanse krant USA Today blijkt dat het aantal voicemailberichten dat werd achtergelaten in juli 2012 gedaald was met 8 procent ten opzichte van het jaar daarvoor. Het beluisteren van de voicemail kende een nog sterkere daling, van 14 procent.

Niet verwonderlijk, zegt Ben Caudron, socioloog en auteur van boeken over nieuwe media en technologie. "De voicemail is een voorbeeld van asynchrone communicatie: je zendt een prikkel uit, maar de ontvanger kan er pas op een later tijdstip op reageren. Dat duurt al veel te lang voor ons: we willen ogenblikkelijk kunnen reageren, gelijktijdig met het moment waarop we de boodschap ontvangen. Je ziet die tendens overigens ook bij e-mail: die worden ook steeds minder achteraf beantwoord, hoogstens nog op hetzelfde moment als ze de eerste keer gelezen worden."

Het neemt te veel tijd in beslag: dat hoor je vaak als mensen zich ergeren aan de voicemail. Je moet een nummer bellen, je moet je boodschappen chronologisch afspelen, je kunt er niet doorheen scrollen, het onderbreekt je werkritme. Komt daarbij dat veel mensen zich stamelend en wollig een weg banen doorheen het achtergelaten gesproken bericht, waardoor het tijdverlies zich nog meer ophoopt.

Chip in het hoofd

"Dat de voicemail verdwijnt, is een symptoom van deze tijd", zegt Joke Hermsen, Nederlandse filosofe en auteur van onder andere Stil de tijd. "Onze verhouding met de tijd is dezer dagen gekenmerkt door acceleratie: alles moet sneller, ook onze reactie op post. In de loop van één generatie is die reactietijd aanzienlijk verhoogd. Vroeger kreeg je op maandag een brief, schreef je ten vroegste een dag later een brief terug, en bereikte je antwoord pas enkele dagen later de bestemmeling. Vandaag werkt het zo: als je nog niet gereageerd hebt op een mail, krijg je dezelfde dag al een nieuwe mail met de vraag of je de vorige mail niet hebt gelezen. Op die manier spenderen we erg veel tijd aan de communicatie over de communicatie."

We leven in een heel nerveuze maatschappij, gaat Hermsen verder. Het is niet meer de kwantiteit die de kwaliteit heeft overstemd, de snelheid gaat nu boven kwaliteit. "En dat terwijl alle grote denkers, van de eerste filosofen tot de hedendaagse neurologen, het erover eens zijn dat wachten, rusten en nadenken noodzakelijke voorwaarden zijn om tot een onderbouwde, doordachte beslissing te komen."

Nochtans ziet het er niet naar uit dat de evolutie van sneller communiceren trager gaat verlopen. Integendeel. "Er staat nog wel een en ander te gebeuren als het om het verwerken van informatie gaat", legt Ben Caudron uit. "De informatiestromen die we nu kennen, zoals Facebook en Twitter, zijn nu nog gescheiden, maar de integratie van al die stromen zit er wel degelijk aan te komen. Neem nu Google Glass, dat momenteel door Google wordt ontwikkeld. Door die bril, waarin een smartphone en een camera zijn geïntegreerd, ben je de hele tijd geconnecteerd. Als je met zo'n bril in een museum naar een schilderij kijkt, krijg je er meteen de achtergrond bij: informatie over de schilder, de stroming, de ontstaansgeschiedenis enzovoort."

Met andere woorden: we zullen te maken krijgen met nog meer en omvangrijkere prikkels die tegelijkertijd op ons afkomen. "Een belangrijke vraag is of mensen al in staat zijn om al die informatie te capteren. Kijk naar Twitter: de één-op-éénverhouding, zoals bij voicemail, is er niet van toepassing. Je deelt namelijk niet iets met één ontvanger, maar met de hele wereld. Toch zetten mensen ook op Twitter hun meest persoonlijke, intieme ervaringen. Zijn mensen dus al voldoende vertrouwd met die nieuwe communicatie? Misschien niet. Maar dat betekent niet dat er geen verschuivingen plaatsvinden. We maken alsmaar meer gebruik van die informatiestromen, en die zullen steeds meer geïntegreerd worden, of we dat nu willen of niet."

Nu is het nog sciencefiction, maar er komt een moment waarop we in staat zullen zijn om al die informatiestromen integraal te capteren, zegt Caudron. Hoe? Door middel van een computerchip in ons hoofd. De technologie daarvoor is zich nu al aan het ontwikkelen. "Je kunt zeggen dat we dat toch niet nodig hebben, dat het ons te ver zou leiden. Maar Facebook hebben we in principe ook niet nodig, en toch heeft het 1 miljard gebruikers. Het is dus geen kwestie van nodig zijn, het is een kwestie van mogelijk zijn. Wat niet wegneemt dat we dringend moeten nadenken over de morele en maatschappelijke kant van de technologische evolutie."

Filosofe Joke Hermsen beaamt. "U zult me nooit horen zeggen dat we de technologische ontwikkelingen moeten afschaffen of terugdraaien. Maar de ontwikkelingen zijn zo snel gegaan dat we onze houding ertegenover nog niet hebben kunnen bepalen."

Opvliegers

Uit elk onderzoek blijkt dat stress enorm bepalend is voor onze gezondheid, legt Hermsen verder uit. "Recente cijfers leren dat een derde van de kinderen al tekenen van stress vertoont, en dat een op de tien jonge Nederlandse werknemers al een burn-out heeft gehad voor zijn 25ste. Stressgerelateerde ziektes kosten de samenleving jaarlijks zes miljard euro. En toch besteedt de overheid nauwelijks aandacht aan de technostress en onlineneurose. Onbegrijpelijk is dat."

Maar ook opvoeders en ouders hebben een taak, vindt Hermsen. "Leer kinderen en jongeren dat er ook een uit-knop is aan technologische toestellen, en dat het erg verstandig is om die geregeld te gebruiken. Daar waarschuwen mensen als Dirk De Wachter en Paul Verhaeghe bij jullie ook voor. Ons brein heeft geregeld rust nodig om al die input te verwerken. Niet voor niets dat velen van ons voortdurend in licht overspannen toestand zijn."

We moeten echt meer aandacht besteden aan onze verhouding tot de technologie, concludeert Hermsen. "De Duitse filosoof Martin Heidegger zei het al in de jaren zestig - en toen was het nog maar de tijd van de tikmachines: 'Wij denken dat wij baas zijn over de techniek. Maar als we onze houding tegenover de techniek niet bepalen, dan zal het omgekeerde gebeuren.' En dat lijkt het geval te zijn: wij zijn verslaafd aan het beeldscherm, we beginnen te hyperventileren als we tien minuten geen bereik hebben, en onze aandacht wordt voortdurend onderbroken terwijl we iets moeten schrijven of beargumenteren. Zijn wij de techniek nog de baas? Dat is de vraag."

De techniek van de voicemail legt voor velen alvast te veel beslag op kostbare tijd. Zolang de voicemailtranscriptie - die een gesproken bericht omzet in tekst voor sms of e-mail - nog niet op punt staat, wordt het daarom tegenwoordig zelfs als barbaars ervaren om een mondelinge boodschap na te laten. "Sommige mensen zijn zo onbeschoft", schreef journalist Nick Bilton vorige maand nog in The New York Times. "Wie spreekt er in godsnaam nog een bericht in? Voicemail is een erg onbeleefde manier om met iemand proberen te communiceren. En wie stuurt er nu een mail of sms om niets anders dan 'dank je wel' te zeggen? Beseffen die mensen werkelijk niet dat ze je tijd verspillen?"

Michael Arrington schreef het al in 2008 op TechnoCrunch, zijn blog over technologie: "Think before you voicemail." En dit voorspelde hij toen: "Eén ding staat vast: naar een ingesproken boodschap luisteren zal steeds meer een luxe worden."