Direct naar artikelinhoud

Wie wint de prestigieuze Man Booker Prize? De zes kanshebbers gewikt en gewogen

Deze ouwe rot uit de Bookergeschiedenis heeft de prijs al twee keer in de wacht gesleept. Het boek werd geïnspireerd door de levensloop van Alexis de Tocqueville, de adellijke jongeman die zich in het Frankrijk van begin 19de eeuw voelde als een volbloed die veroordeeld is tot het trekken van een mestkar. Daarom reisde hij naar Amerika om er een studie te maken van de prille democratie.

Carey koppelt aan deze Olivier ene Parrot, de zoon van een arme Engelse letterzetter die als jongeling in een valsmunterszaak betrokken raakte en zo in Australië belandde, waar hij door een Franse edelman werd opgevist. Olivier en Parrot beleven heel wat ongein in de VS, waar ze onder meer James Audubon aantreffen, de tekenaar van Birds of America, het duurste boek ooit verkocht.

Carey slaagt erin zijn twee protagonisten een eigen, herkenbare stem te geven, maar of dat voldoende zal zijn voor een derde Booker, is nog maar de vraag.

Waarom kan ik me geweld zo goed voorstellen, terwijl tederheid in woorden gevangen blijft, vraagt Damon, de verteller van deze episodische roman, zich af. In drie reizen geeft Galgut een (auto?)biografisch portret van een man die emotioneel vastraakt in inertie en vervreemding. Als een Morrissey voor volwassenen trekt hij met een Duitser door Griekenland en Lesotho, maar uit de homo-erotische spanning komt niets voort. En wanneer er in een tweede deel van het boek toch iets lijkt op te bloeien, blijkt de liefde dat ene moment niet te overleven.

Telkens als we een foto zien van Galgut moeten we om een of andere reden aan Droopy denken, de cartoonhond met de intrieste blik, en In a Strange Room heeft onmiskenbaar een hoog Droopygehalte. In een spaarzame, afgemeten taal, in ultrakorte paragraafjes van soms maar een paar woorden lang, beschrijft Galgut hoe iemand op de vlucht voor zichzelf nergens een thuis zal vinden, waarbij de onderkoelde humor alles nog eens extra in de verf zet. Droopy was altijd al ons favoriete cartoonfiguurtje.

Wie een roman over de slavernij wil schrijven, moet de clichés van het genre uit de weg gaan en er vooral geen lijdensverhaal van maken. Andrea Levy doet dit voortreffelijk in dit boek over het einde van de suikerslaven op Jamaica dat bewijst dat engagement en goede literatuur best samen kunnen gaan. Gebruikmakend van bijzonder originele beelden en in een stijl die spitsvondigheid met humor combineert, schetst ze het levensverhaal van July, de dochter van een zwarte slavin en een blanke opzichter die de grote opstand van 1831 van dichtbij meemaakt.

Levy, zelf geboren uit naar Groot-Brittannië geëmigreerde Jamaicanen, maakt er, als schreef ze een prozaversie van Derek Walcotts Omeros, een epos met bijna mythische proporties van, waarbij July’s moeder opgeknoopt wordt omdat ze verijdelt dat haar dochter vermoord zou worden door haar eigen vader. Ondanks deze tragiek spat het schrijfplezier van iedere pagina, waardoor The Long Song bij de lezer een ideale mix van spanning en catharsis opwekt.

Op weg naar huis na een avondje uit met zijn vroegere leraar Sevcik en studiegenoot Finkler, wordt Julian Treslove in elkaar geslagen door een vrouw die hem voor een Jood houdt. Hij heeft twee zoons bij twee verschillende moeders die hem nog voor de bevalling in de steek lieten en presenteerde ooit een programma op BBC Radio 3, waarin hij midden in de nacht levende dichters over dode dichters liet praten tot hij merkte dat er nooit iemand luisterde en er dan maar de brui aan gaf. Sevcik en Finkler zijn Joden, weet hij, maar waarom viel de vrouw hem dan aan?

Met Amerikaans-Joodse schrijvers kun je hele cargoschepen vullen, maar Engels-Joodse? Howard Jacobson houdt zowat in zijn eentje het bootje drijvende en hij doet dat met heel veel bravoure. The Finkler Question stelt lastige vragen over de verantwoordelijkheid van de diaspora voor wat er in Israël en Palestina gebeurt, maar Jacobson verpakt deze gelukkig in een grappige en aanstekelijke plot, geschreven in een sprankelende, nimmer zwaar op de hand zijnde taal.

Wat doet een gedwongen gevangenschap zoals Josef Fritzl die oplegde aan zijn dochter en haar kinderen met een mens? Dat was het uitgangspunt voor Emma Donoghue’s Room. Ze voert een zesentwintigjarige vrouw op die al zeven jaar gevangen wordt gehouden en gedwongen seks heeft met Old Nick, haar boeman, wat geleid heeft tot de geboorte van Jack. Die is vijf wanneer hij erin slaagt Old Nick met een list om de tuin te leiden en zo zijn Ma vrij te krijgen. De wereld ziet er echter heel anders uit dan gedacht.

Room haalt zijn kracht uit het vertelstandpunt dat Donoghue gekozen heeft, dat van Jack, waardoor we net zo naïef naar de realiteit kijken als de jongen zelf. De beschrijvingen van het afgesloten leven in de kamer en de ontsnapping zijn fenomenaal. Zodra de personages vrij zijn, vervalt het boek echter al te vaak in sentimentaliteit en valse verontwaardiging, al dient gezegd dat de persiflage op het Oprah-interview met Ma een van de grappigste scènes is die we in lange rijd lazen.

De oorsprong van ons constant door informatie overspoelde bestaan is te vinden in het begin van de 20ste eeuw, toen de eerste radiogolven de ether ingestuurd werden. In C neemt Tom McCarthy ons mee naar die tijd, naar het landgoed Versoie om precies te zijn, waar Serge Carrefax en zijn oudere zus Sophie experimenteren met elektriciteit en chemie en dit onder het goedkeurende en enthousiasmerende oog van hun vader, een revolutionaire therapeut die met doofstommen werkt en een reusachtige antenne aan het construeren is. Wanneer Sophie verongelukt, wordt Serge een in zichzelf gekeerd genie dat zijn weg zoekt door de Eerste Wereldoorlog, het spetterende leven van het naoorlogse Londen en het koloniale Egypte.

McCarthy richtte ooit de avantgardistische International Necronautical Society op en betoont zich een bewonderaar van de 20ste-eeuwse continentale filosofie. C is daardoor een ongewone maar ook schitterende leeservaring geworden. De taal is doorspekt van wetenschappelijke terminologie en soms lijkt C lezen wel zwemmen in gelei, maar als er een boek is dat de Booker werkelijk verdient, zal dit het wel zijn.