Direct naar artikelinhoud

Grijpt Japan naar de wapens nu het nog kan?

China rukt op in de Stille Oceaan, de Verenigde Staten laten het niet over hun kant gaan.

Vorige week dreunden twee Amerikaanse bommenwerpers boven de Oost-Chinese Zee, dwars door de luchtverdedigingszone die China er had afgekondigd. Daarmee leek het strategisch evenwicht in de regio opnieuw hersteld, zoals dat ook in de voorbije jaren gebeurde, telkens Peking zijn militaire macht zeewaarts uitbreidde.

Niets is echter verraderlijker dan die ogenschijnlijke voorspelbaarheid. Het is inderdaad zo dat de Verenigde Staten nog veel speelruimte hebben om het Chinese oprukken in de Pacifische regio te vertragen, maar dat geldt niet voor de buurlanden zoals Japan. In de Pacifische regio is de vraag niet zozeer of China de Verenigde Staten zal uitdagen wanneer het sterk genoeg is, maar of Japan de wapens zal opnemen alvorens het daarvoor te zwak wordt.

De rivaliteit rond de Stille Oceaan is in wezen een geopolitiek nulsomspel tussen Peking en Washington. Al sinds de jaren vijftig probeert Amerika mogelijke uitdagers af te blokken aan de veiligheidsperimeter die zich uitstrekt van Japan tot Australië. Daarvoor onderhoudt het een keten van militaire bases en de machtige Zevende Vloot. China daarentegen wil dat cordon doorbreken.

Zes destroyers

Het is trouwens exact zestig jaar geleden dat Mao Zedong de opdracht gaf om een nieuwe muur op te werpen, op zee deze keer, van plaatstaal, sensoren en kanonnen. Sindsdien heeft China een strak stappenplan om haar militaire macht verder en verder naar het oosten te projecteren, voorbij Taiwan, voorbij het strategische eiland Guam en uiteindelijk tot aan Hawaii. Het succes van de ene speler is het verlies van de andere.

China mag dan nog niet in staat zijn om de imponerende Zevende Vloot uit te dagen voorbij de eerste eilandengordel, daarbinnen krijgt de maritieme muur van Mao stilaan gestalte. De Chinese werven lanceren nieuwe oorlogsvloten aan een verpletterend tempo, met de laatste vijf jaar alleen al een vliegdekschip, twee grote amfibische schepen, zes destroyers, zestien fregatten, achttien korvetten en zes onderzeeërs.

Die vloot wordt afgeschermd met gesofisticeerd luchtdoelgeschut en enkele honderden gespecialiseerde gevechtsvliegtuigen. Tezelfdertijd heeft China zwaar ingezet op asymmetrische oorlogvoering, met zeemijnen, ballistische raketten die Amerikaanse vliegdekschepen kunnen raken, platforms voor elektronische verstoring en de capaciteit om vijandige satellieten te verblinden of uit te schakelen.

De Verenigde Staten hebben daarop gereageerd met hun zogenoemde offshore control. De bedoeling van die strategie is China in geval van een conflict op te sluiten binnen de eerste eilandengordel, zijn maritieme aanvoerroutes af te snijden en bondgenoten te beschermen. Peking is naarstig op zoek naar opties om zo'n blokkade te doorbreken of te omzeilen, maar de meeste defensieplanners gaan ervan uit dat het daar nog twintig jaar voor nodig heeft, twintig jaar die ook Washington kan gebruiken om zijn positie te verstevigen. Zoveel tijd heeft Japan echter niet.

De spanningen tussen Japan en China worden vaak herleid tot het territoriale conflict over de Oost-Chinese Zee, maar dat is slechts een belangrijk symbolisch pijnpunt. De perceptie bij de Japanse strategische elite is steeds meer dat, hoewel de Verenigde Staten gewoontegetrouw steun beloven, het lot van Japan hen eigenlijk geen moer kan schelen; zij het archipel zullen opofferen zodra een conflict met China dreigt en, in afwachting daarvan, zullen eisen dat het zich gedeisd houdt. Daarvan maken de Chinezen gebruik om de archipelstaat te omzwermen.

Blaadje rijstpapier

De Chinese zeemacht houdt de ene na de andere oefening in de omgeving. De Japanse economie wordt geleidelijk aan leeggezogen. De demografische achteruitgang gaat gestaag voort. China hoeft dus enkel maar te wachten terwijl de Japanse macht stilaan zo dun wordt als een blaadje rijstpapier, klaar om weggeblazen te worden als dat de Peking uitkomt.

Meer nog, die strategische elite staat ook bijzonder sceptisch tegenover de zogenaamde Abenomics, het soort van economische politiek dat inzet op de devaluatie van de munt, de verruiming van de geldhoeveelheid en grootse infrastructuurprojecten. "Het probleem is dat we ons nog meer in de schulden werken terwijl de bevolking afneemt", vertelde me een medewerker bij de centrale bank, "de enige manier om dit recht te trekken is de productiviteit te verhogen door innovatie en meer van buitenlandse welvaart te profiteren. We zijn nu enkel bezig met het verzachten van de symptomen en de rekening voor die opportunistische therapie riskeert ondraaglijk te worden."

Veel beleidsmakers houden rekening met een nieuwe stagnatie zodra de geldverruiming ophoudt en met meer handelsgeschillen als de Abenomics wordt doorgedrukt. "Eigenlijk verklaren we met ons beleid de oorlog aan al onze economische partners."

Hier hebben we dus alle elementen voor een toekomstige confrontatie. De kenterende machtsbalans tussen China en Japan leidt tot onzekerheid en als het Japanse economische beleid inderdaad faalt dan zal Japan ongetwijfeld moeten plooien voor de toenemende invloed van Peking. Dat falen zal het echter ook lonender maken voor de nationalistische politieke elite om de angst bij de bevolking te bespelen en de binnenlandse spanningen te externaliseren naar het conflict met China.

In zo'n kruitvat is het slechts wachten op een nieuw incident om een nieuw Pacifisch pandemonium te doen uitbreken.