Direct naar artikelinhoud

Rond de valkuil van sentimentaliteit

In Rotmoevie kruipt Marian De Smet diep onder de huid van twee jongeren met een verborgen verdriet. Het levert een boek op dat mondjesmaat zijn geheimen prijsgeeft.

"Die stoel op de snelweg? Dat waren wij." Het zijn de eerste zinnetjes van een ijzersterke openingsscène. Het duurt even voor je goed begrijpt wat er aan de hand is. Tabby is een Vlaamse meid met brutale mond die Eppo, een timide Nederlandse jongen, een lift geeft naar Frankrijk. Ze hebben een gevonden plastic stoel in de kofferbak geladen. Maar onderweg knapt het touw, en dondert de stoel de auto uit. Om verweesd op de weg te blijven liggen. Het lijkt een metafoor voor de gemoedstoestand van de twee hoofdpersonages: losgeslagen, eenzaam, verloren.

Eppo is de ik-verteller. Hij gaat gebukt onder het gemis van zijn adoptiebroer Maarten. Omdat Maarten thuis mishandeld wordt, komt hij regelmatig de weekends doorbrengen bij Eppo's ouders. Wat begint als een uiterst aarzelende vriendschap tussen de twee jongens, groeit uit tot een prille liefde. Eppo voelt zich onweerstaanbaar tot Maarten aangetrokken, ook al is die in het begin bepaald onhandelbaar tot agressief.

Twee gekneusde zielen

De Smet (°1976) schetst die fragiele relatie tussen de jongens via korte, sfeervolle flashbacks. Het eigenlijke raamverhaal speelt zich af onderweg, in de auto of op de camping. Tabby en Eppo zijn allebei op reis zonder een duidelijk doel, ze vluchten weg van hun verleden en van zichzelf. Hun wegen kruisen elkaar toevallig, maar ze voelen snel dat ze een en ander met elkaar gemeen hebben. Al loopt hun contact niet altijd van een leien dakje: de kibbelende gesprekken en de kleine 'onderweg'-incidenten zorgen in het eerste deel voor een aangenaam ritme en een veelbelovende sfeerschepping.

Gaandeweg verinnerlijkt het boek zich, omdat de lezer meer en meer ontdekt hoe pijnlijk de relatie met Maarten voor Eppo blijkt te zijn geweest. En ook omdat hij almaar meer van zichzelf bloot durft te geven aan Tabby. Die op haar beurt een persoonlijk geheim meesleept.

Het klinkt allemaal wat clichématig misschien, en soms is het dat ook. Maar De Smet slaagt er wel in om twee gekneusde zielen geloofwaardig neer te zetten en om de onderhuidse spanning van onverwerkte emoties aan te houden. Vooral de radeloosheid van de ongelukkige Eppo komt subtiel maar voelbaar tot leven. Bij Tabby blijft het iets te schematisch. Zeker als diens vriend Rob ineens komt opduiken, boet het verhaal aan geloofwaardigheid en kracht in.

Rotmoevie (wat een ongelukkige titel overigens) lost de hoge verwachtingen van het begin niet helemaal in. Maar het is een doorgaans knap gecomponeerde jeugdroman die complexe gevoelens van verwarde adolescenten niet schuwt en daarbij de gapende valkuil van sentimentaliteit weet te omzeilen.

Marian De Smet, Rotmoevie, Moon, 224p., 15+.