Direct naar artikelinhoud

Basta!

REVOLUTIE. Stel u voor: op een dag wordt het Guy Cassiers van het Toneelhuis te veel. Moe van het strijden tegen botte besparingsbijlen bezetten hij en zijn ploeg de Bourlaschouwburg. Ondenkbaar? Dat dacht men in Rome ook, tot een groep artiesten en burgers het Teatro Valle claimde - en heroverde.

Wie vanavond of morgen Il macello di Giobbe in zijn agenda heeft staan, een voorstelling van de Italiaanse regisseur Fausto Paravidino, heeft tickets gekocht voor zoveel meer dan zomaar een internationale gastproductie bij BOZAR. Wat hij te zien krijgt is het resultaat van de artistieke en democratische revolutie die drie jaar geleden uitbrak in het Teatro Valle, een historisch theater in het hartje van Rome dat dreigde verkocht te worden aan private investeerders.

Het Teatro Valle uit 1726, gelegen in het hartje van Rome, is een typisch theater 'all'italiana'. Net zoals de meeste Italiaanse theaters is het gebouwd met privaat geld, op initiatief van een rijke familie. In 1822 kwam het in staatshanden. Tijdens de derde ambtstermijn van premier en mediamagnaat Silvio Berlusconi wordt in 2010 de Ente Teatrale Italiano opgeheven, het overheids-orgaan dat de publieke theaters ondersteunt. Vanaf dan gaat het achteruit met de financiën en het beheer van het Teatro Valle.

Die teloorgang is geen toeval. Onder de verschillende centrum(rechtse) regeringen van de afgelopen decennia is de houding van de overheid ten aanzien van de levende kunsten er een geworden van amper verholen minachting. De manier om de publieke theaters op de knieën te dwingen is sluw. Het theater wordt door de overheid een aantal jaren slecht beheerd, door de aanstelling van incompetent personeel en een ontransparant financieel beleid. Wanneer het failissement dreigt, komt diezelfde overheid met een spijtige keuze: sluiting of privatisering.

De zware financiële crisis waarin Italië zich bevindt, speelt dit hypocriete beleid in de kaart. De Italiaanse regisseur Fausto Paravidino noemt Italië 'de Far West van de privatisering' en spreekt over "de liberale mythe dat het privéinitiatief de cultuur kan redden". Want de privatisering van een theater mag het dan inderdaad wel 'redden', het veroorzaakt uiteraard een verschuiving in het artistieke beleid, dat volgens Paravidino op zijn minst 'weinig risicovol' dreigt te worden. Het Teatro Valle dreigde in 2011 datzelfde commerciële lot te ondergaan. Maar het draaide anders uit.

Nieuwe agora

Op 14 juni 2011 bezette een troep artiesten, toeschouwers, burgers en sympathisanten het Teatro Valle. "Het was geen vooropgezet plan", vertelt actrice en danseres Illenia Caleo. "Eerder een spontane uitbarsting van woede en onmacht. We dachten dat we een drietal dagen in het theater zouden blijven." De drie dagen werden drie maanden, daarna drie jaar. En de gestaag aangroeiende troep burgers en kunstenaars beperkte zich niet tot het bezetten van het gebouw. Het maakte meteen ook werk van het uitdenken van een nieuwe artistieke invulling voor het Teatro Valle.

Wat begon als een impulsieve actie draaide zo uit tot een duurzaam en positief alternatief voor privatisering. Een druk programma van lezingen, debatten, vergaderingen, repetities, opleidingen en boekvoorstellingen hield de deuren van het theater open. Acteurs, technici, dramaturgen, schrijvers en zelfs toeschouwers werden uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan de voorstellingen. Er werden collectieve schrijfprocessen opgezet, waaruit nieuwe teksten ontstonden. Die nieuwe dynamiek zorgde er bovendien voor dat het publiek veranderde. Een vergrijzend publiek maakte plaats voor vitale en politiek bewuste Romeinen.

Het Teatro Valle Occupato wordt bestuurd door een ruime assemblee van zo'n 6.000 burgers en artiesten, die collectief beslist over de koers. In de toekomst wordt er weliswaar uitgekeken naar een artistiek leider, maar die zal verkozen worden door de assemblee, niet door een overheidsadministratie of de politiek. Deze toekomstige artistiek leider mag in het Teatro Valle ook niet zijn eigen projecten realiseren, het is immers niet 'zijn' huis. Het globale uitgangspunt is dat te allen tijde moet worden vermeden te veel macht (politieke of artistieke) in de handen van enkele personen te leggen. In die zin overstijgt het Teatro Valle zijn belang als zuiver artistiek experiment: wat in het theater gebeurt op kleine schaal, lijkt een vingeroefening voor een nieuwe soort democratie. Dat daar enthousiasme voor bestaat blijkt uit de navolging die Teatro Valle kreeg in andere steden in Palermo, Napels, Milaan en Venetië. Naast het hoopvolle symbool van een alternatief voor de dreigende privatisering van kunstinstellingen, is het Romeinse experiment zo ook een opsteker voor het tanende democratische elan in het door corruptie en wanbeheer vermoeide Italië.

Tegenkanting

Maar het Teatro Valle Occupato kent ook geduchte tegenstanders. In de eerste plaats de private investeerders, die roepen dat de bezetting 'diefstal van staatsgoederen' is. Onder die tegenstanders overigens ook de Romeinse burgemeester Ignazio Marino, nochtans van centrumlinkse Partito Democratico-signatuur. Bovendien is er de geldkwestie: stroomden de eerste fondsen voor het Teatro Valle Occupato nog binnen via crowdfunding, dan bleek dat model al snel onhoudbaar om er op langere termijn een theater met hoge onderhoudskosten mee open te houden.

Dus gingen de bezetters het gesprek aan met de stad, op zoek naar een compromis. Dat kwam uit de bus op 11 augustus 2014. De stad Rome en het Teatro Valle kwamen tot een overeenkomst om de intussen opgerichte Fondazione Teatro Valle Bene Comune - wat bij ons een 'coöperatieve' zou heten - artistiek te erkennen en een beheersovereenkomst te sluiten waarbij de artistieke, economische en beheersmatige autonomie van het theater gegarandeerd wordt. Juridisch staan de puntjes nog niet op de i, maar als het lukt is de Fondazione een hoopvol precedent voor het Italiaanse culturele bestel. Is een nieuw soort kunstinstituut mogelijk, van onderaf geleid door een betrokken groep burgers en artiesten?

Triomf van de kunsten

Intussen zakken Paravidino en zijn troep af naar Brussel met de eerstgeborene van de splinternieuwe Fondazione Teatro Valle Bene Comune: Il macello di Giobbe. Paravidino heeft de tekst geschreven in samenwerking met een aantal dramaturgen en tekent voor de regie.

Zijn interpretatie - of neen, die van de hele ploeg - plaatst Job in een hedendaagse Europese context. Hij is een slager ("als je over de hedendaagse economie praat, kom je vanzelf in een slagerij terecht", aldus Paravidino) die door de crisis in financiële problemen komt. Zijn zoon, doordrongen van een andere 'god' - die van het geld - probeert zijn vader financiële constructies te verkopen die hem uiteindelijk te gronde zullen richten. De Job die Paravidino voor ogen heeft is de vertegenwoordiger van een oude Italiaanse droom.

"Wie vroeger werkte en eerlijk was, wist dat hij zijn gezin kon onderhouden, een huis kon kopen en dat nalaten aan zijn kinderen. Mijn vader geloofde in dat ideaal. Maar vandaag functioneert de wereld niet meer op die manier." Paravidino beschrijft Il macello di Giobbe als een voorstelling die 'dolce e amaro' zal smaken, zoet en bitter tegelijk. De triomf van de kunsten op het geld, en dat zowel op als naast de scène: die dubbele overwinning maakt van Il macello di Giobbe nu al een memorabele voorstelling.

Il macello di Giobbe, op 15 en 16 oktober om 20u in BOZAR, Brussel. Info: www.bozar.be.