Direct naar artikelinhoud

Literair wonderkind Nicole Krauss

rauss stond in 2007 op de Granta-lijst als een van de beste jonge Amerikaanse romanciers. Haar debuut, Man Walks into a Room, dong mee naar de Los Angeles Times Book of the Year, terwijl haar tweede roman, The History of Love, op de nominatie stond voor de Orange Prize en de France’s Prix du Meilleur Livre Etranger en de Amazon’s #1 Book of the Year ontving. En haar derde roman, Great House, staat op de lijst van de New York Times 100 beste boeken van het afgelopen jaar.

De uiterst voorkomende en elegante schrijfster vindt het lastig om geïnterviewd te worden; ze houdt meer van vragen dan van antwoorden. Antwoorden slaan dood in zwarten en witten, daarmee verdwijnt de nuance. Vandaar ook dat er in haar romans geen antwoorden worden gegeven, antwoorden voelen altijd ontoereikend. Krauss is liever student dan leraar, ze wil dingen uitvinden en ontdekken.

Vandaar zoveel personages in Great House?

“Ja, deels. Het komt ook voort uit liefde voor de metafoor. Met een metafoor neem je twee geïsoleerde, afzonderlijke dingen die totaal niet met elkaar in verband staan, waar je een brug van taal tussen bouwt. We houden van metaforen omdat ze ons de illusie geven dat de wereld geordend is, dat er een verband is tussen het ene en het andere. Dat lijkt het leven nut te geven, meer betekenis. Ik hou van de metafoor op het niveau van de zin, maar ook op het niveau van het verhaal, de personages zelf. Vandaar dat ik zulke uiteenlopende verhalen verzin en dan de onderliggende samenhang zoek, de gedeelde emotionele en filosofische krachten tussen de personages.”

U noemt het een donker boek, ondanks de milde humor die erin zit.

“Toen ik een tournee hield door Amerika, vertelden lezers me dat ze de roman donker vonden. Daarom ben ik mezelf gaan excuseren en noem ik het een donker boek, om dat vervolgens te ontkrachten, want zo voelt het niet voor mij. Een donker boek zou gaan over een stad die vernietigd wordt of een vrouw die wordt verkracht. Dat zijn mijn onderwerpen niet. Daarbij, als je iets onder de lens van kunst legt, is dat altijd om de ziel te zuiveren. Het is een catharsis. We willen niet lezen over mensen die probleemloos leven of geen misstappen maken. Het is niet aangrijpend om iemands problemen te delen, maar het ontroert wel wanneer personages hun problemen overstijgen doordat ze uitstel van executie krijgen, een tweede kans in het leven. Dat krijgen mijn personages.”

Vinden sommige mensen het misschien lastig om geconfronteerd te worden met existentiële onderwerpen?

“Ik denk het. Toch verraste het me, want het kwam niet in me op dat dit boek moeilijk of donker zou kunnen zijn. Ik begrijp het eigenlijk nog steeds niet. Misschien vinden lezers de structuur ook wat ongemakkelijk, omdat het brein nu eenmaal sluitende verhalen wenst. Maar ik wilde geen hoofdpersoon, het is de taal van deze roman die het centrum is. Alles waar ik van hou in literatuur heb ik hierin gestopt. Ik ben dol op droeve existentiële monologen, daarin voel ik me thuis. Daar word ik niet naargeestig van, integendeel, daarvan krijg ik het idee dat ik leef. Al mijn zintuigen staan op scherp als ik zulke literatuur lees.”

De roman gaat ook over sterfelijkheid, over ouderdom.

“Ik denk dat iedereen daarover nadenkt, maar niet iedereen laat dat zien. Het is niet dat het voor anderen niet bestaat, maar ze vinden een manier om te leven zonder bang te zijn voor de dood of voor de beperkte tijd die ons gegeven is. Ze beschermen zichzelf voor dat verdriet. Ik ben verschrikkelijk bang voor de dood, het idee dat het leven eindig is, vind ik angstaanjagend. Ik heb geen overtuiging dat er nog iets anders komt, ik heb alleen deze kans om te leven en om omringd te zijn door degenen die ik liefheb. Ik kom maar niet over de schok heen dat dit zal eindigen. Mijn voorstellingsvermogen schiet daarin volledig tekort. Alles in het leven vraagt erom niet aan je sterfelijkheid te denken. Hobby’s en aangename tijdsverpozingen zijn volgens mij louter afleidingen van die realiteit.”