Direct naar artikelinhoud

Het slechtste tv-programma ooit?

Een met koeienhuiden beklede container, twee filosofen en een cultureel onderwerp. Het concept van Container leek simpel, maar toch zou het uitgroeien tot het meest verguisde tv-programma dat de VRT ooit gemaakt heeft. Het trauma Container bleef nog jaren een open wonde.

"Laten we met iets heel eenvoudigs beginnen, iets heel eenvoudigs, iets dat als het ware uit het leven gegrepen is." Woensdag 2 april 1989, kwart voor elf 's avonds. Terwijl Charlie Parker op zijn altsax zachtjes de laatste noten van 'Laura' blaast, begint een man te spreken. Over een interviewreeks in Humo die peilde naar wat bekende Vlamingen ontroerde, en over de filosofe Patricia De Martelaere die al die interviews gelezen heeft. "Daarmee hebben we een soort vaste grond om te vertrekken en dan kunnen we zien waar we vertrekken." Wie die man is die net het woord voerde, weet de kijker pas na drie minuten: de jonge filosoof Lieven De Cauter, die samen met Bart Verschaffel Container in goede banen moest leiden. In die container zouden ze een uur lang bij het vallen van de nacht spreken - of beter: filosoferen - over sentimentaliteit.

"Het was antitelevisie", zegt Lieven De Cauter nu. "Televisie is een publieke drug waar nooit wat gebeurt. We wilden dat van binnenuit opblazen door alle regels van het medium te tarten, door met alle codes te breken. Daarom zeiden we geen goedenavond tegen de kijkers, daarom begonnen we niet met ons voor te stellen." Klopt, zegt Bart Verschaffel. "We wilden tonen dat je met het medium veel meer kan doen dan de gelikte, geformatteerde stroom van mayonaise die je constant zag", zegt Bart Verschaffel. Maar de nieuwe mayonaise zou ook niet pakken, bleek al snel. "Container was een utopie, en zoals bij alle utopieën liep het ook hier mis", beseft De Cauter.

Brein achter Container was Jef Cornelis, een regisseur die in de jaren tachtig naam had gemaakt met programma's als IJsbreker en De langste dag. Na een lezing van Verschaffel in de Brusselse Beursschouwburg over het gebrek aan intellectuele traditie in Vlaanderen, oordeelde Cornelis dat het tijd was om daar iets aan te veranderen. Hij wou een echt praatprogramma op televisie over culturele onderwerpen dat zich aan alles en iedereen onttrok. En daarvoor had hij een container nodig. "Die container was voor mij essentieel om onafhankelijkheid te verwerven", vertelde Cornelis in 2007 in een lang interview over Container met het kunsttijdschrift De witte raaf. Zijn plan was om met een mobiele studio Vlaanderen rond te trekken en het personeel en camera's te gebruiken dat eerder op de avond bijvoorbeeld voetbalwedstrijden had gecapteerd. Efficiëntie-oefeningen, toen al.

Cornelis schakelde Stéphane Beel in om de constructie te ontwerpen. Beel, toen nog vrij onbekend maar wel al de coming man binnen de Vlaamse architectuur, maakte een werkplaats die makkelijk open en gesloten kon worden en waar klank en licht ingebouwd werd. Beel kwam ook op het idee de container met koeienhuiden te bekleden. Kostprijs: 2,5 miljoen Belgische frank (iets meer dan 6.000 euro). Nu een peulschil, toen een gigantisch bedrag.

Zelfmoordopdracht

Al snel dook het eerste probleem op: toen de container de BRT binnengereden werd, zakte hij bijna meteen door de wielen waarop hij gemonteerd was. En de trailer waarmee de container Vlaanderen rond zou trekken, was ook al niet af. De Cauter kan er nu wel mee lachen. "Die container is nooit verder geraakt dan de gangen van de VRT." Maar het zorgde meteen voor wrevel, weet Jan Ceuleers, die twee maanden na de start van Container gepromoveerd zou worden tot directeur-generaal Televisie. "De raad van bestuur van de BRT had speciaal voor die container een budget uitgetrokken, en toen bleek dat hij in de studio moest blijven. Waarom heb je dan een container nodig?" En toen moest de eerste uitzending nog komen.

Dat was een zelfmoordopdracht, vindt Lieven De Cauter. "Bart en ik werden voor de leeuwen gegooid, live, zonder dat we ook maar een proefuitzending gemaakt hebben. Nu zouden ze daar twee door de wol geverfde gasten zetten die dat al honderdduizend keer gedaan hebben, maar wij hadden nul ervaring. Natuurlijk liep er dan van alles fout. Wij waren de proefdieren in het project van Jef Cornelis."

"Het was een volledige mislukking", verklaarde Jef Cornelis in het uitgebreide interview met De witte raaf. "Het was al begonnen nog voor de camera's aan het draaien waren. Lieven had zich laten schminken. Ik vond dat dat echt niet kon." Niet alleen De Cauter, ook Bart Verschaffel en Patricia De Martelaere hadden zich onder handen laten nemen en een mooier kleurtje gekregen. "Dat paste niet in Jefs visie op het programma", zegt De Cauter. "Alles moest zuiver zijn, alles één op één. Daarom ook was Container ook rechtstreeks."

De volgende aflevering waren De Cauter en co. niet meer geschminkt, maar het kalf was toen al bijna verdronken. Als Container al onder een slecht gesternte was gestart, waren al die sterren na die eerste aflevering ook nog eens keihard op de hoofden van De Cauter en Verschaffel neergekomen. Overal werd het programma neergesabeld. "Links, rechts, hoog, laag, iedereen zei: weg ermee", zegt De Cauter. "Het anti-intellectualisme in Vlaanderen was duidelijk."

Dat Vlaanderen was onder meer Humo, waar Mark Schaevers de 'cafépraat' van Container de grond in boorde. "Tragisch is het dat een programma dat uitdrukkelijk clichés over intellectuelen wil bestrijden, een showroom is van alle stukgekauwde gemeenplaatsen die er over die mensensoort bestaan. " Ook bij Gazet van Antwerpen had de tv-criticus zijn pen in het potje vitriool gedopt. "Nog maar zelden is de VRT erin geslaagd filosofie en cultuur zo onaantrekkelijk voor te stellen."

Ook na de volgende afleveringen raasde de storm verder. Rudy Vandendaele, toen nog geen Dwarskijker, hekelde nog eens in Humo het "bovenmaatse ego van Lieven De Cauter en Bart Verschaffel. Voortdurend stonden zij te springen om het windei van hun eigen gelijk te hebben." Marc Reynebeau liep in Knack evenmin hoog op met 'vrolijke kwant' De Cauter en 'strenge meester' Verschaffel. Container was 'fake'.

Jef Cornelis wil na 25 jaar liefst niet veel meer zeggen, maar uit elk woord dat hij spreekt blijkt dat de kwetsuur nog niet helemaal geheeld is. Dat zijn presentatoren het zo te verduren kregen, stuit nog steeds op onbegrip. "Zij zijn van het scherm gejaagd door de Vlaamse intellectuele bende. Het was revanche van mensen die zelf ambities hebben op televisie. Ach, ik heb weinig zin om nog over te praten. Het is achter de rug. Ik heb mijn ding kunnen doen, maar in dit verhaal heb ik verloren." Ook Bart Verschaffel, zelf geen tv-kijker, meent dat er naijver in het spel was. "Container was een programma zonder presentatoren. We lieten mensen praten die geen specialisten waren. Die 20.000 of 30.000 verdwaalde Vlamingen konden daar via de televisie bij komen als ze wilden. Op die manier passeerden we 'de bemiddelaars', zij die boven het publiek staan en beslissen wie er aan het woord komt en wat er gezegd wordt. Alle negatieve reacties kwam van die bemiddelaars."

Gaandeweg durft er toch al eens iemand tegen de stroom in te gaan en duikt er nuance in het debat op. Van Jan Hoet bijvoorbeeld. Met zijn Open Minds-tentoonstelling was hij tot zijn eigen ontevredenheid zelf het voorwerp van de tweede aflevering van Container, maar dat neemt niet weg dat hij ook 'kwaad opzet' vermoedt bij de tegenstanders. Eerder dan het af te schaffen, riep hij op het programma te veranderen "zodat intellectualiteit aan frisheid kan gekoppeld worden."

Praat voor de vaak, want bij de BRT was het lot van Container toen al zo goed als beslecht. "Ik herinner me nog Hilda Verboven, het hoofd van de dienst Kunstzaken, die na de eerste aflevering stond te roepen dat dit echt niet kon", zegt Bart Verschaffel. Ook Jef Cornelis besefte al snel dat hij nooit de 52 afleveringen zou kunnen maken waar hij op gehoopt had. "Na de eerste aflevering wist ik in feite al dat Container zou worden afgevoerd", zegt hij in De witte raaf.

Dat Container het uiteindelijk tien uitzendingen lang volhield - zeven voor de zomer van '89, en nog drie in het najaar - heeft het volgens Verschaffel aan een ding te danken: de container. "Dat was onze koe van Troje", verwijst hij naar de koeienhuiden van Beel. "Daar was veel geld in geïnvesteerd en dat kon men niet zomaar opgeven. Als we een kartonnen decor hadden gehad, waren we er na één of twee afleveringen uitgevlogen."

Het nekschot viel uiteindelijk in september, toen kersvers tv-baas Jan Ceuleers besliste dat tien een mooi getal is voor een programma als Container. "Het was een programma dat kijkers wegjaagde. Er kwamen veel negatieve reacties op, ook vanuit de raad van bestuur. En dat bleek ook uit de kijkcijfers: de belangstelling zakte (van 47.000 voor de eerste aflevering naar 16.000 voor de vierde, JDB). Voor de zomer was beslist dat Container nog twee à drie kansen zou krijgen om te tonen dat er wel kijkers voor zijn. Jef had me dat beloofd, maar het bleef onveranderd. Container was een praatprogramma in het ijle waar niemand iets aan had." Een conclusie waar Bart Verschaffel het niet mee eens is. "30.000 kijkers is nog steeds een vol voetbalstadion dat babbelt over Don Giovanni. Dat is toch niet mis?"

VTM kleurt je dag

De verwijzing naar de kijkcijfers is niet toevallig. Lang waren die nauwelijks van tel bij de BRT, maar in het voorjaar van 1989 bracht VTM daar in korte tijd verandering in. Gestart op 1 februari zou de commerciële zender stormenderhand het hart en het zaptoestel van de Vlaamse kijker veroveren. De BRT lag op apegapen, en daar kwam Container nog eens bovenop. "We stonden geweldig onder druk", roept Jan Ceuleers de sfeer van die maanden terug op. "Lange tijd heerste er bij de BRT een sfeer dat VTM ons niets zou kunnen maken. Men deed er lacherig over, maar na enkele maanden had VTM wel al een stevig marktaandeel. Ik voelde direct dat het zo niet verder kon. We moesten iets doen, maar zeker niet Container." Iets wat ook Jef Cornelis snel voelde. "Container was de laatste zucht. Je kon ruiken dat het in de openbare omroep gedaan was."

Dat Container vandaag nog steeds een begrip is, heeft volgens Hilde Van Den Bulck, professor communicatiewetenschappen aan de Antwerpse universiteit, veel met die context te maken. "Als het twee jaar eerder was uitgezonden, had men er nooit zo'n punt van gemaakt. Container werd het symbool van de hermetische programma's die je dan nog op de BRT zag. Het toonde hoe de openbare omroep niet had geanticipeerd op de komst van VTM en zijn kop in het zand stak."

Maar de impact van dat symboolprogramma was groter dan wat discussies in Humo, Knack en De Morgen. Cultuur werd op de openbare omroep een besmet begrip. Het trauma van Container zorgde er mee voor dat er nog maar weinig goesting was om zich nog eens in zo'n avontuur te storten. "Angst is misschien een te groot woord, maar de BRT moest toch los komen van die erfenis", meent Hilde Van Den Bulck. "Het heeft geduurd tot het begin van de 21ste eeuw voor de VRT cultuur opnieuw fors is gaan omarmen."

"Ik heb er die jaren vele en zware discussies over gevoerd met de mensen van kunst en cultuur", geeft Jan Ceuleers aan. "Zij maakten elitaire programma's, maar ik wou dat ze toegankelijke programma's maakten zodat de kijkers het ook zouden begrijpen. Dat was een moeilijke overgang, ja. Kunstzaken joeg bijvoorbeeld de kijkers weg voor Het journaal. Het eerste wat ik gedaan heb, is het laten uitzenden na Het journaal. Nog wat later heb ik het naar het laatavondjournaal verhuisd. Dat programma hypothekeerde de hele avond."

"Container was een soort piraterij, maar het heeft veel duidelijk gemaakt", besluit Bart Verschaffel. "We zaten toen echt op een scharniermoment met vragen over hoe je moest omgaan met de druk van de commercie en optreden in de media. Dat was ook het begin van bijvoorbeeld Behoud de Begeerte, dat dichters op het podium bracht. Iemand als Tom Lanoye begreep toen al snel dat niemand een dichter leest als hij geen lawaai maakt."

Gekwetst

Dat er zovele jaren later nog over een programma gesproken wordt, stemt Lieven De Cauter wel tevreden. "Dat Container omschreven wordt als het absolute dieptepunt op televisie is in zekere zin de triomf van Jef Cornelis. Het is in ieder geval het meest extreme programma dat ooit gemaakt is. We gaven niets toe op de moeilijkheidsgraad. We waren compleet vrij om direct en intellectueel te debatteren. Maar het is ook duidelijk dat je op televisie niet moeilijk mag doen." En de kritiek? "Die was hard, maar de wonde is geheeld. Er zijn dingen die veel meer kwetsen. Dat ik na twaalf boeken nog niet echt besta, bijvoorbeeld. Daar bestaat geen remedie tegen."

En de container van Stéphane Beel? De vrouw van Jef Cornelis wou die nog kopen om hem aan de kust te zetten, maar dat stuitte op een njet van haar man. Nadat de constructie onder meer werd tentoongesteld in deSingel en Flanders Technology, staat hij nu in het Oost-Vlaamse Vosselare in de tuin van Bernard Filliers, de CEO van de gelijknamige jeneverstokerij. "Ik heb die een jaar of tien geleden gekocht. De originele koeienhuiden waren toen echter in zo'n slechte staat dat ze niet meer recupereerbaar waren. Ik heb foto's van andere koeienhuiden laten nemen en op aluplaten laten drukken. Ik heb dat aan Stéphane Beel laten zien. Hij wou liever echte huiden, maar omdat de container buiten staat was dat geen optie. Hij ging er daarom mee akkoord."

Filosofische gesprekken over sentimentaliteit worden er in de container niet meer gevoerd, maar Jef Cornelis zal ongetwijfeld blij zijn met de huidige functie. "Ik gebruik die nu als een soort retraiteplaats, als een paviljoen", zegt Filliers. "Een plaats om een boek te lezen en naar de tuin te kijken."