Direct naar artikelinhoud

Dweilen met de kraan open

Orkanen komen vaker voor in de Caraïben, en andere natuurrampen ook. Maar telkens weer is het Haïti dat er niet in slaagt op te krabbelen. Hoe komt dat?

Onder puin bedolven doden, weggevaagde krotten, graatmagere overlevenden die vrezen voor malaria en cholera. Terwijl andere landen in de regio zich steeds beter wapenen tegen orkanen en andere natuurrampen, komen uit Haïti altijd weer dezelfde beelden. Hulpverleners doen wat ze kunnen, maar het is dweilen met de kraan open. Waarom lukt het Haïti niet het tij te keren?

Haïti is een schoolvoorbeeld van een mislukte staat. De geschiedenis staat bol van de autoritaire leiders, staatsgrepen, gewelddadige opstanden en bloedige onderdrukking, met als dieptepunt dictator François 'Papa Doc' Duvalier. Die joeg tussen 1957 en 1971 60.000 Haïtianen de dood in. Het Caribische eiland ligt op de route van orkanen en is kwetsbaar voor zowel droogte als overstromingen. Een fatsoenlijk rampenplan ontbreekt.

Ruim twee eeuwen geleden zag het er nog rooskleurig uit voor Haïti, het enige land ter wereld dat is ontstaan dankzij een succesvolle slavenopstand. Eind 18de eeuw maakten de uit Afrika geïmporteerde slaven korte metten met de tirannieke Franse plantagehouders, en in 1804 was Haïti het eerste onafhankelijke land van Latijns-Amerika en de Caraïben.

Hiermee houdt het succesverhaal op. In ruil voor erkenning door de internationale gemeenschap moest Haïti zo'n 20 miljard dollar schadevergoeding betalen aan Frankrijk. De schuld, die pas in 1947 werd afbetaald, maakte het vrijwel onmogelijk te investeren in de ontwikkeling van het land. Daarbij waren de meeste machthebbers vooral bezig zichzelf te verrijken.

De Verenigde Staten vergrootten de ellende door de macht in Haïti over te nemen. Ze hielden het land begin vorige eeuw negentien jaar bezet, en lieten de bevolking voor hongerlonen op suikerplantages werken. Volgens de VS was de bezetting nodig om 'stabiliteit te brengen'. In werkelijkheid zijn 15.000 Haïtianen vermoord, het Amerikaanse bedrijfsleven verrijkt en de lokale democratie verder verzwakt.

Hoewel de Amerikaanse bezetting in 1934 ten einde kwam, heeft het land tot op de dag van vandaag een stevige greep op het eiland. De VS bemoeien zich openlijk met verkiezingen en onder druk van de president Bill Clinton verlaagde Haïti in 1995 de importtarieven van 50 naar 3 procent. De gevolgen waren dermate desastreus voor de Haïtiaanse landbouwsector dat Clinton er jaren later publiekelijk zijn excuses voor aanbood.

Nadat president Jean-Bertrand Aristide in 2004 door een coup van de troon werd gestoten, besloot de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat Haïti een gevaar vormde voor de stabiliteit in de regio. Een VN-troepenmacht moet sindsdien de rust garanderen, maar de bevolking klaagt over het gewelddadige optreden van de soldaten. Nepalese VN-troepen bleken bovendien verantwoordelijk voor de cholera-uitbraak na de verwoestende aardbeving in 2010.

Machtsvacuüm

Behalve de VN-missie zijn naar schatting 10.000 hulporganisaties actief in Haïti. Zonder al te veel onderlinge coördinatie proberen zij het land op te bouwen. Corrupte politici rusten op hun lauweren en steken een deel van het internationale hulpgeld in hun bodemloze zakken. Dat terwijl nog altijd 60 procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft.

Al negen maanden verkeert het land in een machtsvacuüm. In oktober vorig jaar vond de eerste ronde van de presidentsverkiezingen plaats. Het kwam nooit tot een tweede ronde vanwege vermoedens van fraude. In februari liep de termijn van president Michel Martelly af en sindsdien staat interim-president Jocelerme Privert aan het roer.

De verkiezingen van vorig jaar werden in juni ongeldig verklaard. Op 9 oktober zouden de Haïtianen opnieuw kiezen, uit ruim twintig kandidaten. De orkaan Matthew gooide roet in het eten. De verkiezingen zijn uitgesteld tot 20 november. Maar wie de nieuwe president ook wordt, de kans is klein dat er snel een eind zal komen aan de structurele ellende op het eiland.