Direct naar artikelinhoud
Wetenschap

Angstige herinneringen uitschakelen. Bij muizen kan het al, straks ook bij mensen?

Met blauw licht konden de wetenschappers de extinctiecellen in muizen aan- of uitzetten.Beeld Shutterstock

Noem het de aan- en uitknop van angstige herinneringen. Neurowetenschappers van de Universiteit van Texas ontdekten welke zenuwcellen in het muizenbrein verantwoordelijk zijn voor het opduiken of onderdrukken van angstige herinneringen. 

Het onderzoek, dat deze week verscheen in Nature Neuroscience, biedt nieuwe fundamentele inzichten in hoe angstige herinneringen in het brein geactiveerd worden.

Bijna één op de vijf volwassenen krijgt ooit last van een angststoornis, blijkt uit ander onderzoek dat uitgevoerd is in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Bij een angststoornis kan een angstige herinnering gekoppeld worden aan een bepaalde geur of een geluid dat toevallig aanwezig was tijdens de traumatische ervaring, zoals gebeurt bij PTSS. Hoor je het geluid weer, dan komt ook de angstherinnering terug. Een geheugenspoor, noemen psychologen die koppeling.

Experimenteel psycholoog Joke Baas (niet bij de onderzoeken betrokken), die aan de Universiteit Utrecht emotie in het brein onderzoekt, vergelijkt een geheugenspoor met voetsporen in het zand die vervagen door de zee en de wind. “Welke herinneringen in het geheugen geactiveerd worden, hangt af van hoe scherp het geheugenspoor is. Het geheugenspoor voor angstige herinneringen is zo sterk dat dit het gedrag blijft bepalen.”

Nieuw geheugenspoor

Angsttherapie is er vaak op gericht een nieuw geheugenspoor te maken, waarbij de associatie tussen het toevallig geluid en de angstige herinnering losgekoppeld worden. Extinctie, heet dat. Iemand die bijvoorbeeld een ongeluk heeft gehad terwijl muziek van The Beatles speelde, zal na de therapie weer naar de Beatles kunnen luisteren zonder een verlammende angst te voelen. Het extinctiespoor heeft dan de overhand.

“Het is al langer bekend dat het oorspronkelijke angstige geheugenspoor niet verdwijnt, maar verschillende sporen naast elkaar bestaan”, zegt Baas. “Daarom kan jaren na afloop van therapie de angst opeens weer terugkomen. Het is dus belangrijk om het extinctiegeheugenspoor sterker te maken.”

Wissel

Neurowetenschapper Michael Drew en zijn mede-onderzoekers hebben nu ontdekt dat zogeheten extinctie-cellen als het ware de wissel omzetten tussen verschillende geheugensporen. De cellen zijn in de hippocampus te vinden, het gebied in de hersenen waar angst herinnerd wordt.

Ze deden het onderzoek met behulp van optogenetica: een techniek waarmee specifieke cellen door genetische aanpassingen lichtgevoelig worden. In dit geval pasten de onderzoekers de techniek toe bij levende muizen. Met blauw licht konden de wetenschappers de extinctiecellen in muizen vervolgens aan- of uitzetten. Als wetenschappers de extinctiecellen activeerden, onderdrukten de muizen de angstige herinneringen die hen eerder aangeleerd waren. Zetten de onderzoekers de extinctiecellen uit, dan kwamen de enge herinneringen weer naar boven. “Met deze techniek laten ze overtuigend zien dat extinctiecellen een rol spelen in het schakelen tussen geheugensporen”, zegt Baas.

Lange weg

Gaat dit onderzoek de behandelmethodes veranderen? Baas, die zelf angstonderzoek bij mensen doet, ziet nog een lange weg van muis naar mens. “Het is moeilijk om dit soort inzichten één op één naar mensen te vertalen. Vooralsnog is dit spannende, maar puur fundamentele kennis die vervolgonderzoek mogelijk maakt.”

Psychiater en neurowetenschapper Iris Sommer bij de Rijksuniversiteit Groningen kijkt vooral uit naar de methode die de onderzoekers gebruikten om het bestaan van de cellen aan te tonen. “Die optogentica is een veelbelovende techniek waar we voor de psychiatrie beslist veel van gaan leren. Het zou toch fantastisch zijn als we bij patiënten met PTSS die extinctiecellen wat harder kunnen laten werken.”

Ze geeft toe dat het toekomstmuziek is, aangezien de techniek nog niet bij mensen gebruikt wordt. “Maar als optogenetica zijn intrede doet bij mensen, dan weten we alvast aan welke knoppen we moeten draaien.”