Direct naar artikelinhoud

Noord-Ierse paramilitairen rekruteren onder 'vredesgeneratie'

Meer dan 13 jaar na het vredesakkoord laaide de voorbije weken in Noord-Ierland het straatgeweld op. Verontrustend is hoe extremisten aan beide zijden een nieuw reservoir van tieners aanboren. 'We mogen dit jonge geweld niet politiseren, we moeten dit aanpakken als een straatbendeprobleem', zegt de Noord-Ierse antropoloog Dominic Bryan.

Wie vandaag naar de televisiebeelden van Noord-Ierland kijkt, ziet een gespleten samenleving. Het contrast is niet zozeer meer tussen de protestanten en katholieken, wel tussen een meerderheid die het vredesakkoord van 1998 gebruikt om een normaal leven uit te bouwen en een minderheid die ter plaatse trappelt in een duister verleden. Op het ene tv-kanaal zijn er nachtelijke straatrellen tussen paramilitaire bendes en de oproerpolitie te zien, het andere tv-kanaal toont de beelden van de jonge golfkampioen Rory McIlroy die eind juni het US Open Golftoernooi won. Vanuit beide gemeenschappen werd hij door een enthousiaste supportersschare toegejuicht.

McIlroy werd geboren in 1989, in een rooms-katholiek gezin in de 'gemengde' kustgemeente van Holywood. Op dat ogenblik waren de Troubles nog bezig, het geweld tussen katholieke republikeinen en protestantste loyalisten dat tussen 1969 en het Goede Vrijdagakkoord van 1998 meer dan 3.600 mensen het leven kostte. Onder hen bevond zich McIlroys grootoom Joe. Hij werd in november 1972 vermoord door de Ulster Volunteer Force (UVF).

Beast in the East

Deze loyalistische paramilitairen begonnen eind vorige maand grootschalige rellen in East Belfast. Terwijl McIlroy in zijn plattelandswoning van 2,2 miljoen pond het glas hief op zijn succes, gooiden zijn leeftijdgenoten op de Lower Newtonards Road brandbommen in de richting van de politie en republikeinse tegenhangers.

Het geweld zou volgens politiebronnen georkestreerd zijn door een lokaal UVF-kopstuk, door vriend en vijand 'Beast in the East' genoemd. In tegenstelling tot andere UVF-leiders trekt hij de wapenstilstand van zijn bende in twijfel. Hij zoekt aanhangers onder jonge protestanten die gefrustreerd zijn door hun sociaaleconomische situatie en vervreemd zijn van het inclusieve vredesproces, door een gebrek aan politieke vertegenwoordiging. De linkse Progressive Unionist Party (PUP), de politieke vleugel van de UVF, verloor bij de verkiezingen in mei haar enige zetel (voor East Belfast) in het deelstaatparlement.

De straatrellen van eind juni zorgden snel voor een opportunistische tegenreactie van extremistische republikeinen, die de voorbije week onrust stookten in Belfast, Portadown en Derry. Als aanleiding gebruikten ze het protestantse 'marsseizoen', waarbij de Oranje Orde in aanloop naar 12 juli met folkloristische parades de Slag bij de Boyne herdenkt, de overwinning van de protestantse Willem van Oranje op de katholieke koning James. Tijdens de Troubles beschouwden de katholieken deze marsen als een provocatie die de toenmalige onderdrukking van hun gemeenschap door de protestantste machthebbers in de verf zette. Sinds het vredesakkoord verliepen de optochten meestal rustig omdat beide gemeenschappen over de routes overleg plegen met elkaar en de politie.

Politici en gemeenschapsleiders reageerden dan ook verrast op de intensiteit van het geweld. Vooral verontrustend is dat zowel de loyalistische als de nationalistische oproerkraaiers tieners zijn, waarvan velen te jong zijn om de Troubles actief te herinneren. In de Bogside van Derry gooiden zelfs kinderen van tien jaar met stenen.

"Zoals altijd zijn de stenengooiers niet begonnen met het geweld. Enkele extremisten steken alles in gang en verdwijnen dan naar de achtergrond", zegt sociaal antropoloog Dominic Bryan van de Queens University in Belfast, die bij loyalisten en republikeinen verschillende motivaties identificeert. "De dissidente UVF-paramilitairen hebben sinds het vredesakkoord geen ander doel in hun leven gevonden. Ze ontleenden hun status in de samenleving aan het gewelddadig 'verdedigen' van hun protestantse gemeenschap. Ze zijn ook actief in bendemisdaad. Als zij keet schoppen, dan is het ze om hun gangland control te doen. Veel politieke strategie zit daar niet achter."

Bij de republikeinse dissidenten is er wel een politiek doel. "Sinn Féin, de vroegere politieke vleugel van het IRA, is nu een gevestigde machtspartij geworden die met de protestanten de macht deelt. Ze maakte het republikeinse doel, de eenmaking van de Ierse Republiek, niet waar. Ze koos voor een machtsdeling omdat er onder de Noord-Ieren en Ieren geen maatschappelijk draagvlak meer was voor een vereniging. Sommige republikeinen blijven daar niettemin nog in geloven, en proberen nu een piepjonge generatie te rekruteren."

Bryan vindt dat de Noord-Ierse politieke partijen, die zij aan zij het geweld veroordelen, zich op de toekomst van deze jongeren moeten richten. "We mogen niet de fout maken dit jonge geweld te politiseren. We moeten het aanpakken als een straatbendeprobleem van postindustriële grootsteden. In het Schotse Glasgow zijn er evenveel problemen met bendegeweld, met dat verschil dat het hier sektarisch wordt uitvergroot. De realiteit is dat sektarische extremisten hier nu een kleine minderheid zijn. De klok kan niet meer naar 1969 worden teruggedraaid, ook al kan er af en toe nog sektarisch geweld zijn. Noord-Ierland blijft helaas de beste relschoppers ter wereld hebben, al genieten we nu gelukkig tegelijk wereldfaam met de beste golfspeler."