Direct naar artikelinhoud

‘Rebellenstad Benghazi is pas vrij als heel Libië vrij is’

Een bezoek aan het beroemde revolutieplein bij de haven van Benghazi is een bizarre gewaarwording voor wie erbij was in de turbulente dagen toen de VN-resolutie werd goedgekeurd. Kadhafi’s soldaten zijn verdwenen, de stad ligt er beter bij. De sfeer heeft zelfs iets weg van een festival.

Weg is de bruisende spanning over wat komen gaat, het constante gebrul van menigtes en luidsprekers, de rouwstoeten, de propvolle actietenten. Het plein in de felle julizon is geen beste plek om te zijn, en in de stille aanloop naar de vastenmaand ramadan hebben de inwoners van Benghazi andere dingen te doen.

In de hoofdstad van de Libische rebellen zijn veel winkels weer open en leeft het volk ’s avonds weer op straat. De nieuwe politie van de opstandelingen handhaaft de orde en schoten van luchtafweer houden je niet langer uit je slaap. Zelfs het vuilnis wordt weer opgehaald.

De Benghazi’s proberen hard om het normale leven te herstellen. De rebellenhoofdstad is de afgelopen maanden veranderd van oorlogsstad in zenuwcentrum, vanwaar de rest van de opstand wordt gecoördineerd, waar westerse diplomaten af en aan rijden in geblindeerde jeeps, en waar families hun zonen naar de oorlog verderop sturen.

In de straten van Benghazi struikel je dan ook al gauw over een strompelende rebel, vers van het front bij Brega. “Landmijn”, zegt Marwan, terwijl hij afwezig aan met jodium en bloed doordrenkt verband op zijn wang krabt. “Mijn voet, rug, schouder en gezicht zijn geraakt door granaatscherven.”

Marwan wil zijn achternaam niet geven - de angst voor achtergebleven Kadhafi-agenten is nog steeds aanwezig in Benghazi - maar vertelt trots over zijn avonturen aan het front. Volgens hem is het strategische olieplaatsje Brega, waar zijn tank twee dagen geleden op een mijn liep, nu stevig in handen van de rebellen, die zich opmaken voor een opmars naar de rest van het land. “En ik ben er weer bij”, zegt hij enthousiast. “Volgens de dokter ben ik er binnen een paar dagen weer bovenop, en dan ga ik terug naar de strijd.”

Die strijd duurt nu al een tijdje en hoewel de stad er beter bij ligt dan een paar maanden geleden, zijn er nog altijd tekorten: aan bloem, melk, babyvoeding. Diesel is schaars en elektriciteit valt een paar uur per dag uit. De Benghazi’s lijkt het allemaal weinig uit te maken. “Kadhafi heeft 42 jaar gevochten om aan de macht te blijven”, zegt Yazid, een jonge ICT-ingenieur. “En dat doet hij nog steeds. Maar wij zijn geduldig. Dit is Egypte niet, waar de machthebbers na achttien dagen van vecht- en schietpartijen het veld ruimden. Toen wij in opstand kwamen, reageerde Kadhafi met raketten, bombardementen, tanks en gevechtsvliegtuigen. Die gaat niet zomaar weg. Maar de militaire en politieke druk neemt toe: Kadhafi zal vertrekken.”

Geld komt vrij

Intussen hebben veel westerse landen de Nationale Overgangsraad (TNC) van de rebellen erkend als de legitieme vertegenwoordigers van de rebellen, waarmee mogelijk miljoenen aan bevroren Libische tegoeden vrijkomen. En dat is net op tijd: tot nu toe is de TNC in staat geweest om voormalige ambtenaren - en dat zijn er veel in een autocratische staat als Libië - door te betalen en zo echte armoede te voorkomen, maar het water staat ze financieel aan de lippen.

Eerder deze week ging ook Groot-Brittannië overstag en de opstandelingen in Benghazi verkneukelen zich over hun toenemende legitimiteit. “Van alle machtige landen zijn alleen Rusland en China nog niet overstag”, zegt Osama Dghaib, een Libische student die uit Londen terugkeerde om zijn landgenoten bij te staan in de strijd. “Kadhafi houdt weinig vrienden over.”

Ontspannen dagjesmensen

Tegen het vallen van de avond, als de brandende zon langzaam achter de golven van de Middellandse Zee verdwijnt, keert de bevolking van Benghazi terug naar haar ‘Tahrirplein’. Het laatste nieuws van het front galmt weer over het plein, en de talloze actietenten druppelen wat voller. Maar vandaag geen rouwstoeten. De legers van Kadhafi zijn al maanden niet meer in Benghazi geweest en de sfeer heeft iets weg van een festival: op de stoep grilt men spiezen met lamsvlees, tieners racen op gehuurde quads en kinderen leven zich uit op springkussens, terwijl hun ouders gezellig keuvelen op de boulevard.

Maar achter de ontspannen dagjesmensen, pal aan de kust, kijkt een eenzame buitgemaakte tank uit over het water, richting het Westen, richting dat andere Libië, waar rebellen nog altijd sterven in de bittere strijd om Benghazi’s vrijheid naar de rest van dit verscheurde land te brengen.