Direct naar artikelinhoud

Een gouden kans om de financiële sector te hervormen?

Nu worden de baten van het financieel systeem geprivatiseerd, terwijl de kosten ervan worden gesocialiseerd

Mattias Vermeiren ziet twee obstakels die een nieuwe monetaire wereldorde in de weg staan

@5 INFO Opinie:Mattias Vermeiren maakt deel uit van de Global Governance Research Group (Universiteit Gent). Hij doet onderzoek naar internationale financiële en monetaire betrekkingen.

@4 DROP 2 OPINIE:Zondag 7 september 2008 was het eindelijk zover: het Amerikaanse ministerie van Financiën besliste om gedeeltelijk de controle over te nemen over de twee noodlijdende hypotheekreuzen Freddie Mac en Fannie Mae. De Amerikaanse overheid is bereid er tot 200 miljard dollar in te investeren, wat zal neerkomen op de grootste reddingsoperatie uit de financiële geschiedenis.

De Amerikaanse regering is niet aan haar proefstuk toe. Op 14 maart 2008 subsidieerde de Amerikaanse centrale bank reeds de overname van een andere financiële reus, Bear Stearns. Volgens Martin Wolf, gerenommeerd verslaggever van de Financial Times, was dit "de dag dat de droom van een mondiaal, vrije marktkapitalisme ophield te bestaan." De huidige operatie, die nog veel ingrijpender is dan de redding van Bear Stearns, toont alweer aan dat de grenzen bereikt zijn van het tijdperk van financiële liberalisering en deregulering. De vraag is of de huidige kredietcrisis aanleiding zal geven tot een fundamentele koerswijziging op vlak van financiële regulering en tot het einde van het vrije marktkapitalisme.

Tien jaar geleden brak ook in Zuidoost-Azië een zware financiële crisis uit, die zich snel verspreidde naar andere groeilanden in de wereld. Ook toen werd geopperd dat ongebreidelde financiële markten veel te onstabiel zijn, en dringend via meer regulering beteugeld dienden te worden. Financiële beleidsvoerders over heel de wereld erkenden dat er nood was aan een "nieuwe internationale financiële architectuur"die opnieuw financiële stabiliteit zouden brengen.

Veel nieuws brachten deze beleidsinspanningen echter niet. Er werden een hele reeks standaarden en codes opgesteld, die financiële overheidsinstellingen over heel de wereld dienden te respecteren. Alle standaarden en codes droegen echter een westerse, en vooral Amerikaanse stempel. De dominante interpretatie van westerse beleidsvoerders was immers dat de mondiale financiële crisis voornamelijk veroorzaakt was door de inefficiënte en door corruptie geteisterde financiële instellingen van de groeilanden.

Vanuit academische hoek werd de hele opzet van de nieuwe financiële architectuur meermaals met argusogen bekeken. Voor velen lagen de geliberaliseerde mondiale financiële markten, en het kuddegedrag van hun belangrijkste spelers, aan de bron van de crisis. Eén van de belangrijkste redenen waarom deze markten toen niet werden onderworpen aan strengere regels, was dat het Westen grotendeels gespaard bleef van de mondiale crisis. Dit leverde volgens westerse beleidsvoerders meteen het bewijs dat niet hún financiële reguleringen aan herziening toe waren, maar wel die van de groeilanden.

De huidige kredietcrisis verandert de zaken. Het land dat decennialang als het mekka van financiële hoogkennis werd beschouwd, wordt nu belaagd door wat sommigen de zwaarste crisis sinds de mondiale depressie van de jaren 30 noemen. De grenzen en tekortkomingen van het Amerikaanse financiële modelzijn via deze crisis zeer duidelijk geworden. Verregaande deregulering en complexe financiële innovaties lijken plots niet meer aantrekkelijk voor financiële beleidslui. Het lijkt er dus op dat de Amerikaanse kredietcrisis de autoriteiten een gouden kans aanreikt om de financiële sector fundamenteel te hervormen. Er zijn echter twee belangrijke obstakels die de hervormingspogingen van de financiële beleidsvoerders doorkruisen.

Een eerste obstakel is dat een fundamentele hervorming indruist tegen de materiële belangen van de financiële sector, die sinds zeer lange tijd een uiterst machtige lobbygroep vormt.

Het is sinds het naoorlogse economische regime - het Bretton Woodsregime - geleden dat de belangen van de private financiële gemeenschap ondergeschikt werden gemaakt aan die van andere sociaal-economische groepen, in dit geval arbeiders en industriële ondernemingen. Dat hiervoor een mondiale depressie en een wereldoorlog vereist waren, wijst erop dat een herhaling van een dergelijke subordinatie van financiële belangen niet zonder slag of stoot zal worden bereikt. Bovendien werd het toenmalige compromis tussen arbeid en industrieel kapitaal gedekt door een ideologische consensus over de risico's van financiële liberalisering, door beiden als belangrijkste oorzaak van de mondiale depressie beschouwd.

Dat brengt ons bij het tweede obstakel. Vandaag is een dergelijke consensus over het gevaar van gedereguleerde financiële markten vooralsnog onbestaande. Hoewel voor velen de huidige crisis het bewijs bij uitstek levert dat deze markten intrinsiek inefficiënt zijn, zijn lang niet alle economen en beleidvoerders het daarover eens. Bij de huidige financiële autoriteiten overheerst nog altijd de visie dat vrije markten alle noodzakelijke informatie bevatten en steeds neigen naar een stabiel evenwicht. De kans is dan ook groter dat het bij financiële hervormingen meer zal gaan om het bijschaven van de sector dan om een fundamentele herziening van kosten en baten van financiële liberalisering en deregulering. Zo zal wellicht de rol worden herbekeken van de grote kredietbeoordelaars Standard & Poors en Moody's, die het risico van nieuwe financiële innovaties verkeerd inschatten, en zullen bestaande regels over kapitaalvereisten beter op punt worden gesteld. Allemaal noodzakelijke hervormingen, maar geen fundamentele koerswijziging qua financiële regulering.

Sinds de val van Bretton Woods het tijdperk van financiële liberalisering en deregulering inluidde, zijn financiële crisissen schering en inslag. Meestal worden dergelijke crisissen beantwoord met minimale aanpassingen. Nooit werd op een fundamentele manier aan de belangen van de financiële sector geraakt. Men kan zich echter terecht vragen stellen bij de legitimiteit van een financieel systeem dat de belangen van banken, beleggingsfondsen enz. laat primeren op de belangen van andere economische sectoren en zwakkere sociaal-economische groepen. Nu worden de baten van het systeem geprivatiseerd terwijl de kosten ervan worden gesocialiseerd. Deze praktijk benadrukt de onrechtvaardigheid van het huidige systeem, maar ook de gevaren van een gebrekkige regulering. Wat houdt financiële ondernemingen immers tegen om buitensporige risico's te nemen (en winsten te vergaren), als de belastingbetaler uiteindelijk ter hulp schiet wanneer een crisis uitbreekt?