Direct naar artikelinhoud

Grote man, klein gebaar

Raoul De Keyser, de stille schilder uit Deinze, is op 82-jarige leeftijd overleden. De Keyser was de grand old man van het pure schilderen. Terughoudend, ironisch en onpeilbaar, en tegelijk zacht en warm. Zo was de man en zo was zijn schilderkunst.

Tussen 1964 en nu legde Raoul De Keyser een eigenzinnig parcours af: van speelse, heldere popart-achtige figuratie naar hoogstpersoonlijke abstractie, hoewel De Keyser die tweedeling compleet oversteeg. Hij was op zoek naar de essentie van het schilderen. Verf als zuivere lyriek.

De zintuiglijke wereld die hij met eenvoudige middelen als borstel en verf opriep, oogstte bewondering van Venetië tot New York, en van Kassel tot Porto. Bij zoveel lof en grote woorden zou de laconieke De Keyser zijn schouders opgehaald hebben. Ook als schilder hield hij niet van het grote gebaar. Hij praatte ook niet zo graag over zijn werk: het werd algauw te plechtig of te anekdotisch, vond hij. Wat er in een schildershoofd omgaat, is te genuanceerd en te complex voor woorden. Verf moet je niet onder woorden brengen. Zijn zwijgzaamheid leverde hem de bijnaam 'sfinx van Deinze' op.

Over zijn manier van schilderen zei hij, schoorvoetend en met veel stiltes, in het uitstekende portret in de Goudvis-reeks (Canvas, 7 oktober 2010): "Ik ben bezig. Ik ben aandachtig voor wat het toeval brengt. Je moet geduldig zijn en zelfs als je geen zin hebt, moet je toch naar je atelier gaan. Want de inspiratie kan altijd en overal komen." Hij had het ook over het 'accident' bij het schilderen: schilderijen komen soms voort uit iets wat tijdens het schilderen 'fout' is gegaan. "Dat klinkt ook minder ambitieus."

Een twijfelaar was hij niet. Toen ik hem in maart 2011 in zijn atelier kon spreken, zei de schilder: "Ik kan lang nadenken en een schilderij kan dan in een kwartier gemaakt zijn." Vaak paste hij veel later een schilderij aan: "Ik leef een tijd met een schilderij, ik denk na, en als ik dat schilderij dan aanval, dan is dat de vrijheid die ik opneem. Het moet levendig blijven." Toen viel er een lange stilte. "Wat ik ook zeg, het klinkt te spectaculair." Pretlichtjes kreeg hij dan weer in zijn ogen toen we spraken over het voltooien van een schilderij. "Een moeilijk moment is: wanneer moet ge stoppen? Ge kunt te ver gaan en een schilderij kapotschilderen." En dan, met een lach rond de ogen: "Maar ge moet dat toch eens gedaan hebben. Dat is interessant, zo'n mislukking."

Apenverdriet

In zijn vroegste schilderijen, medio jaren 1960, gaf De Keyser mee gestalte aan de zogeheten Nieuwe Visie. Hij maakte heldere en kleurrijke doeken met alledaagse voorwerpen uit zijn omgeving. Met grote kleurvlakken en dikke contouren schilderde hij een klink, de hoek van een raam, een deur, de garagepoort en een tuinslang. In die jaren studeerde hij kort bij Roger Raveel aan de Academie van Deinze. Rond 1970 maakte De Keyser een serie die hij Krijtlijnen noemde: fragmenten van het voetbalveld dat hij uit het raam van zijn atelier zag. Aardig detail is dat De Keyser in het begin van zijn carrière sportverslaggever is geweest.

Over een van die inmiddels legendarische groene doeken met één of meerdere witte lijnen zei hij: "Als iemand me zei dat die lijn de krijtlijn op het voetbalveld was, dan zei ik dat het iets anders was. Als iemand me zei dat het iets anders was, zei ik: het is de krijtlijn op het voetbalveld. Het is hetzelfde en het is niet hetzelfde."

Die spanning zal in zijn hele oeuvre blijven zitten: De Keyser wil dat een schilderij een object op zich is, geen venster op de werkelijkheid. Dat is ook de reden waarom hij rond 1970 grote linnen dozen maakt, ze beschildert en als objecten in een ruimte zet. Maar De Keyser houdt ook van ironie: een schilderij met enkel monochrome vlakken krijgt een concrete titel zoals Camping.

Langzaamaan, in de loop van de jaren tachtig en negentig, wint het pure, stille schilderen veld. Hij blijft evenwel motieven uit zijn omgeving nemen, zoals de apenverdriet, een schubbige boom in zijn tuin. De takken zorgen voor een reeks eenvoudige picturale motieven in zeer uiteenlopende schilderijen. In het schilderij Bern-Berlin hangend (1993) benemen drie blauwe vlakken (vensters?) het uitzicht op de boom. Verf maakt de dingen niet alleen zichtbaar, ze kan ook verhullen. En zo speelt De Keyser een verfijnd spel met de verf en met zijn toeschouwers.

Zeker vanaf 1990 ging het louter om verf, doek, borstel en de zoekende hand van de meester. Zijn werk werd een schijnbaar toevallige samenscholing van enkele borsteltrekken, punten, strepen, vlakken en spatten verf, zo uit de tube. Verf op zoek naar vorm. Picturale kamermuziek. Er was en is geen schilder die zo zintuiglijk, zo erotisch schildert als Raoul De Keyser. Een stille schilder die soms aan één streep verf genoeg had, maar wat voor een streep. De Keyser maakte schoonheid van bijna niets.

Vorig jaar nog kreeg hij een retrospectieve in de Lokettenzaal van het Vlaams Parlement. Eindelijk, want bij het grote publiek bleef hij relatief onbekend. Nochtans had hij succes geoogst op Initiatief 86 in Gent, Documenta IX in Kassel (1992) en op de Biënnale van Venetië (2007). De meester uit Deinze is natuurlijk geen gemakkelijke schilder, geen schilder die de toeschouwer meteen zal behagen. Ooit noemde hij het zelf 'ongenadig schilderen': "Ik wil geen mooischilder zijn."

Zijn werk heeft tijd nodig: elk schilderij is een ode aan het langzame kijken. Dat kijken, en het proberen begrijpen en aanvoelen leidt ertoe dat de wereld van het pure schilderen opengaat, een wereld van subversieve en erotiserende schoonheid. De Keyser is een unieke schilder, een van de belangrijkste van de laatste decennia, in België en ver daarbuiten.