Direct naar artikelinhoud

'Zolang ik niet verder ga, kan ik de mannen op mijn pad mijn ongeluk blijven verwijten'

Ook al hunkert Claire (34) naar niets vuriger dan naar een man en kind in haar leven, er is steeds iemand die roet in het eten strooit: zijzelf.

Al mijn vriendinnen zijn getrouwd en krijgen kinderen, maar als ik een leuke man tegenkom sla ik meteen op de vlucht, ook al wil ik sinds mijn vijftiende al moeder worden. Ik sta in een café naast een man en praat met hem en het eerste wat mij opvalt is bijvoorbeeld zijn gebit met veel tandvlees en dan hoef ik van mezelf niet langer te luisteren. Het is of het bij voorbaat in de kiem smoren van een gelijkwaardige liefde mij een demonisch plezier verschaft, of ik alles, de sokken, de manier van praten, aangrijp als bewijs dat liefde niet voor mij is weggelegd.

"Tot nu toe heb ik drie relaties gehad. De laatste keer dat ik verliefd was, was anderhalf jaar geleden op een ex-collega. Nadat we op een avond gedronken hadden, bood ik hem aan bij mij te slapen. Even later lag hij in mijn bed in zijn shirt en boxer. Ik ging naar de badkamer om mijn lenzen uit te doen, en nadat ik terugkwam kroop ik tegen hem aan. Ik zoende hem, hij zoende terug, maar toen ik hem streelde, verstarde hij. Hij was nog niet zo lang weer alleen en had een woelig jaar achter de rug.

"Op dat moment vertaalde mijn vluchtgedrag zich in een omgekeerde reactie, even krampachtig en destructief als het zoeken naar lelijke kenmerken. Ik klampte me aan hem vast. Ik wilde zo graag dat hij voelde wat ik voelde, dat ik hem geen ruimte gaf voor zijn eigen gedachten en wil. In de weken erop bleef ik hem bestoken met berichtjes. Gênant hoe ik mijn ongelijk en mijn verlies niet kon toegeven en maar contact bleef zoeken. Op een avond schreef hij: laten we het gewoon vrolijk houden en als vrienden met elkaar omgaan. Maar ik bleef aandringen, alsof ik met een nieuwe ontmoeting de vieze smaak wilde wegspoelen. Ik was verliefd op deze man, maar meer nog dan met verliefdheid had mijn gedrag met een hunkeren naar een zekere bezegeling te maken. En weer forceerde ik zelf een afwijzing. Wat is dit toch, noem je dit bindingsangst? En hoe kom ik er vanaf?

"Ik heb lang gedacht dat het te maken had met mijn moeder. Toen ik een klein meisje was, dook ik op feestjes en tijdens Kerst en Sinterklaas altijd met de poes in de kast. Langer dan een uur lukte het me niet de knusheid, de warmte en de drukte te verdragen, dan moest ik me verstoppen. Mijn moeder zei: 'Claire, wat doe je hier? Beneden is het gezellig en zijn er allemaal mensen die van je houden.' Het is misschien een beetje flauw, maar op een of andere manier had ik liever gehad dat ze begreep dat ik me eenzaam voelde juist omdat al die anderen er waren, juist omdat aan alle voorwaarden voor perfectie voldaan was.

"Mijn vader, die huisarts was, knuffelde me als ik weer eens wegdook. 'Vervelend hè, dit gevoel', zei hij dan. De onverklaarbare verstikking die ik destijds op familiefeesten ervoer, heeft zich verplaatst naar verhoudingen en vertaald in die angst voor mannen. Aan daten doe ik niet meer. Ik werd er zo onrustig van dat ik niet meer sliep en als ik al mannen ontmoet, is dat in de kroeg. Ik raak aan de praat, maar als ik iemand tegenkom die heel leuk is, vertrek ik snel naar de volgende kroeg. Of ik dring me zo aan hem op, dat hij op de vlucht slaat. Al tijdens de eerste zinnen voel ik het huwelijk dat hier mogelijk op zou kunnen volgen, als een koude hand om mijn nek. O my god, wat als het straks allemaal echt wordt? Ik krijg hartkloppingen en net als vroeger in de kast voel ik druk op mijn borst, begin te zweten, tranen wellen in mijn ogen, alle spieren spannen zich en alles in mij roept: wegwezen. En als zo'n man dan bijvoorbeeld geruststellend een arm om me heen legt, duw ik hem hardhandig van me af. Ook al verlang ik nog zo naar rust in mijn leven, een man en een kind. Naar hem.

"Door me onuitstaanbaar te maken, ben ik een afwijzing voor. Mijn vriendschappen vertonen een identiek patroon. Maar daar is het makkelijker, want op het moment dat ik mijn vriendinnen met jaloezie ga claimen of ruzie forceer, vertellen ze dat ze van me houden en me niet kwijt willen. Die onvoorwaardelijkheid heb ik met een man nooit gekend. Afgezien van mijn vader, heeft geloof ik slechts één man gezegd dat hij van me houdt: mijn 20 jaar oudere, getrouwde liefde die mij vervolgens na anderhalf jaar wreed heeft laten zitten. Het verlaten worden zat al in de keuze voor hem besloten, maar heeft me desondanks gebroken en zo in de war gebracht dat ik 's nachts plaste in mijn bed. Het lijkt wel of ik mezelf wil straffen met mijn keuze voor onbeschikbare mannen. Maar waarom? "Mijn vader zei eens: 'Knip die navelstreng met je moeder nu eens door.' Ik was haar cadeautje, zei ze altijd. Zij schonk me alle warmte en ze kreeg natuurlijk gelijk: hoe raar is het om je te willen verstoppen als overal om je heen gezellige feestjes aan de gang zijn? Overal liefde, maar ik sluit me af. "Mijn moeder zei ook eens: 'Jij bent pas gaan puberen op je tweeëntwintigste.' Op die leeftijd begon ik haar ruw te verwijten dat ze nooit iets van me begrepen had en heb ik haar een tijd niet willen zien. Soms denk ik: ik durf gewoon de stap niet te maken. Zolang ik niet kies en niet verder ga, kan ik mijn moeder en de mannen op mijn pad mijn ongeluk blijven verwijten. Een eigen gezin betekent op eigen benen staan en een breuk met mijn oude gezin waar altijd van me gehouden werd, ook als ik me misdroeg."