Direct naar artikelinhoud

Een schrijver aan een wasdraad

Het is behoorlijk druk in het toilet van de theaterzaal in een Nederlands provinciestadje. Na een lange rit kijk ik halsreikend uit naar de sanitaire verlossing. Benen lichtjes open en de straal nonchalant richting de witte blinkende bokaal mikken. Enkel kletterend water klinkt in het herentoilet. Rechtopstaand plassen in een omgekeerde Duchamp is een van de zovele heerlijke voordelen van een man. Alleen wildplassen in de vrije natuur staat nog een trapje hoger. Op de schors van boom, hoog gras of eeuwige sneeuw een natte handtekening achterlaten. Instant jongensgeluk.

Er komt een man aan mijn zijde. Mijn stroom was al op weg, zodat plasangst geen kans meer krijgt. Ik herken de man die schouder aan schouder naast me staat te wateren. Het is de schrijver en columnist Ernest van der Kwast. Ik twijfelde of ik hem zou aanspreken om hem te vertellen hoe hard ik ooit moest lachen om zijn performance op een literaire avond. Maar ik respecteer de code van het mannentoilet. Omerta in sanitair stiltegebied.

In tegenstelling tot bij vrouwen is naar het toilet gaan voor mannen een solitaire gebeurtenis. Toiletten in luchthavens, theaterzalen of tankstations zijn geen praatbarakken. Enkel wanneer de nacht al diep is en de drank al rijkelijk heeft gevloeid, praten mannen tegen elkaar aan de pisbak. Alcohol als doping voor tateren en wateren. Maar ik zwijg en laat de schrijver met rust. De nacht is nog jong en nuchter.

Een halfjaar later zal water weer een belangrijke rol spelen bij onze volgende ontmoeting. Maar dat konden de twee plassers toen nog niet weten.

Een maandag in Rotterdam. Mijn plan was om Ernest 's morgens vroeg te fotograferen aan de ontbijttafel. Waarom? Geen idee. Ik parkeer mijn wagen in de doodlopende straat waar de schrijver woont.

Dit is een goed begin. Een doodlopende straat is altijd prijs. Als een fotograaf aan het dolen is op zoek naar een foto en hij ziet een doodlopende straat, dan twijfelt hij nooit. Inslaan die weg. Het is altijd een beetje op weg naar het einde van de wereld. Mijn ervaring leert dat er altijd boeiender mensen in een doodlopende straat wonen dan in een gewone straat. Een weg die nergens naar leidt, wordt vaak bevolkt door open geesten, lichte zonderlingen of hedendaagse heremieten. Ernest is, op het eerste gezicht, met zijn Duitstalige vrouw uit de idyllische Italiaanse Alpen en zijn twee kinderen, alvast geen kluizenaar, noch een zonderling. Een open geest wel, vermoed ik. Geboren in het verre Mumbai uit een Nederlandse vader en Indiase moeder. Met boek Mama Tandoori, over zijn exotische moeder en familiegeschiedenis, werd de schrijver bekend en met Giovanna's navel bevestigde hij zijn talent.

De ochtendlijke foto aan de ontbijttafel blijkt al snel een slecht plan te zijn. De schrijver trekt zijn zwartfluwelen kostuum aan en we trekken de havenstad in. We parkeren de wagen op het uiteinde van het schiereiland Kop van Zuid, naast Hotel New York, het voormalig hoofdkantoor van de Holland-Amerika Lijn. Honderdduizenden emigranten vertrokken hier naar Noord-Amerika op zoek naar een beter leven. "In dit prachtige jugendstilhotel was ik eind jaren negentig nog piccolo", vertelt de schrijver. "Het was de eerste job in mijn leven. Valiezen naar de kamer dragen, roomservice regelen, verse bloemen naar de kamer brengen. En ook dagelijks de aparte letters van de dagschotel op de menukaart aan de ingang buiten plaatsen." Een schrijver in spe die de culinaire woorden op de menukaart moest plaatsen. Geen toeval dat de helft van de titel van zijn doorbraakroman Mama Tandoori een gerecht is. "Vroeger deed ik illegale rondleidingen om wat extra guldens bij te verdienen. De receptionistes waren altijd zo mooi. Het personeel mocht iedere maand een nacht gratis overnachten. Zo heb ik eens een nacht in de mooiste kamer met een van de receptionistes geslapen." Hotel en de liefde, ze zijn onafscheidelijk. Ik vraag of hij nooit in verleiding is gebracht door een schaars geklede vrouwelijke hotelgast. "Neen, verder dan een dame in kamerjas ben ik niet gekomen." We besluiten in de omgebouwde hotelkamer waar vroeger de directiekamer was een foto te nemen. In zijn mooie pak staart hij naar buiten. De kamer ademt nog de geschiedenis uit. Bij het verlaten van het hotel vraag ik waaraan hij dacht terwijl hij naar buiten keek toen we de foto's maakten. "De verbazing dat ik vroeger vanuit dat raam de Erasmusbrug kon zien. Nu staan er nieuwe flatgebouwen voor. Ik dacht aan de schrijver Konstantin Paustovskij, die hier met zijn reiskoffers op de kade heeft gestaan. En aan de overkant van de rivier zie je het Wereldmuseum, waar net 28 mensen zijn ontslagen. Ik denk aan hen."

We besluiten de watertaxi te nemen. Het is de eerste ochtendrit voor de schipper. Zijn humeur is behoorlijk laag. Alles is lastig en te veel gevraagd. Is dat de Rotterdamse bruutheid waar Amsterdammers het soms over hebben? De conversatie tussen schipper en fotograaf is hilarisch. "Daar schrijf ik ooit over", schatert de schrijver. Gepakt door snelheid, daar gaat mijn mooie anekdote. Ik troost me met de gedachte dat daarover ooit een mooiere tekst uit de vingers van een echte schrijver zal komen.

Een kwartiertje later staan we aan de kade bij het prachtige schip SS Rotterdam, een van de bekendste naoorlogse passagiersschepen die de laatste trans-Atlantische tocht maakte voor de Holland-Amerika Lijn. Frank Sinatra en Ella Fitzgerald hebben er ooit nog gezongen en ook jazzpianist Count Basie heeft er op de piano getokkeld. "Geen probleem", antwoordt de schrijver op de vraag of hij aan het scheepstouw durft te hangen. Ik hoef zelfs geen moeite te doen om hem te overtuigen voor dit onalledaagse voorstel. "Geef toch maar je mobieltje, je sleutels en je portefeuille", raadt de fotograaf de schrijver aan. "Je weet maar nooit."

Als een volleerd trapeze-acrobaat begint hij onverschrokken aan zijn klimtocht. Het is een vreemd gezicht. De schrijver in zwartfluwelen kostuum tegenover een grijs gigantisch schip. Een man is klein tegenover een schip en een schip is klein tegenover een oceaan. Het doet me denken aan het citaat van beeldend kunstenaar Barnett Newman: "It's not size that matters, it's scale. Human scale." Maar veel tijd om te filosoferen of te mijmeren is er niet, want plots gaat het fout. Het rechterbeen verliest grip op het scheepstouw. Ernest krijgt het been er niet meer over. Het andere been houdt het ook niet meer. Daar hangt een schrijver aan een schip, zoals een onderbroek aan een wasdraad. Zijn vuisten als wasspelden en de stroming van het water als wapperende wind. De schrijver wordt er niet droger op. Zijn broek hangt helemaal in het water. Testikels onder de waterspiegel.

Ik loop nerveus over de kade op zoek naar het mooiste standpunt. Ook het vervelende zonlicht maakt het me moeilijk. Soms moeten we wachten tot de zon achter een wolk verdwijnt. Ik zie een man op een bankje zitten die aan het sms'en is. Hij kijkt even naar het absurde tafereel van een nerveuze fotograaf en een hangende schrijver en tikt dan gewoon verder. De schrijver heeft een goede conditie. Hij hing er welgeteld 3 minuten en 46 seconden, zie ik achteraf op mijn digitale bestanden.

"Ik hou het niet meer", roept hij. "Prima, we stoppen, kom maar terug", schreeuw ik hem toe. "Als ik het nu niet heb, zwem ik tot aan de overkant van de Maas", beloof ik hem. Hij probeert voor de laatste keer zijn benen over het touw te gooien. Maar vergeefs, het lukt niet meer. Zijn allerlaatste krachten zijn verspild en het fluwelen pak zuigt het water op als een spons. De schrijver moet het touw loslaten en valt in het diepe water.

Even weet ik niet wat ik moet doen. Is de schrijver in gevaar? Hoe is de stroming, de koude, de vermoeidheid? Is dit moord met voorbedachten rade of slechts schuldig verzuim? Mijn camera ligt al op de kade. De David Hasselhoff in mij staat klaar. Springen of duiken? Maar de schrijver gaat niet onder en blijft er rustig bij. Zijn broek is gescheurd maar, belangrijker, zijn prachtige Italiaanse brilmontuur Mafalda 86 Canberra staat nog netjes op de neus. Als een maffialijk drijft hij fotogeniek voorbij. Nog een laatste foto voordat ik mijn droge hand aanreik. Op de kade wringt de schrijver zijn natte kleren uit en gooit ze op de achterbank. Op de terugweg van de Maashaven naar zijn huis zit Ernest naast me in zijn natte onderbroek. Als we nu maar geen politiecontrole krijgen. Leg dat maar eens uit.

Een week later hebben we elkaar aan de lijn. Mama Tandoori heeft de foto's gezien. "Beste jongen, wat heb jij gedaan? Dat doe je toch niet, mijn zoon, ik heb maar één Ernest."

Ondertussen heeft de schrijver zijn kostuumvest al naar de stomerij gebracht en is de gescheurde broek afgesneden. Deze vakantie wandelt en jodelt de schrijverszoon van Mama Tandoori in korte broek over de Italiaanse bergen van zijn geliefde vrouw. Wat zou ik graag deze zomer schouder aan schouder staan wildplassen met de schrijver op een groene alpenweide met uitzicht op de eeuwige sneeuw. De schoonheid van twee klaterende riviertjes zal ons doen zwijgen.

Eén keer per maand portretteert fotograaf Stephan Vanfleteren een bekende Nederlander.