Direct naar artikelinhoud

Terugblikkend op wrange decembers

Mark Elchardus is professor emeritus sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel en opiniemaker bij De Morgen. Zijn bijdrage verschijnt wekelijks.

Voor of tegen Zwarte Piet, voor of tegen kerststalletjes in de openbare ruimte? Telkens laaien de gemoederen hoog op, met kwetsende verwijten heen en weer... Deed men iets in ons drinkwater? Die vraag kwam telkens bij me op. Onterecht, er is immers geen reden om die ruzies te trivialiseren. Het gaat weliswaar om een symbolische strijd, letterlijk, een strijd om symbolen, maar uiteindelijk ook om de leefbaarheid van onze samenleving.

De aanstokers van die ruzies willen tonen dat zij voldoende macht en invloed hebben om hun betekenissen en normen aan iedereen op te leggen. Die inzet van symbolische conflicten werd me lang geleden duidelijk, in een desolaat baanrestaurant in Georgia. Een jonge man deelde er pamfletjes uit. Hij wilde het bidden verplicht maken in de openbare scholen. "Worden de kinderen daar zalig van?", vroeg ik hem. Gepikeerd antwoordde hij dat dat niet de bedoeling was. "Wat dan wel?", vroeg ik. "Alle kinderen, ook de niet vrome, laten zien wat hoort." De eigen normen opleggen, los van de waarden waartoe die normen strekken, daar is het hen om te doen. Spijtig genoeg sleuren de ruziestokers heel wat mensen mee die op zoek zijn naar respect.

De ruzies tenderen niet naar compromis. De strijdende partijen geven immers een verschillende betekenis aan de symbolen die er de inzet van zijn. Voor de ene is Zwarte Piet een racistisch symbool, uiting van blank superioriteitsgevoel, de andere partij valt achterover van zo'n interpretatie; heeft het gevoel dat zijn onschuldige tradities worden belaagd. Generaties atheïsten liepen slalommend tussen standjes glühwein langs publieke kerstkribbes zonder daar een krenking van het neutarliteitsbeginsel in te zien. Tot plots een paar van hen steigeren.

Van kleine normen naar grote waarden

Moderne samenlevingen ontwikkelden een slimme manier om met dergelijke conflicten om te gaan: waardeveralgemening. Katholieken die het menen bijvoorbeeld, eten 's vrijdags niet langer vis (tenzij ze dat lekker vinden), maar betrachten af en toe soberheid. De concrete norm - 's vrijdags vis - werd vervangen door een meer algemene waarde: soberheid. Dat is het pad van de moderne beschaving; harde noodzaak ook, wil men in diversiteit kunnen samenleven.

Waartoe dient Zwarte Piet? Niet om zwart te zijn, zoveel is duidelijk, maar als sidekick van de Sint, zijn helper, boekhouder, bewaarder van de roede, de ernstige van het koppel, die duidelijk maakt: 'voor wat hoort wat.' En wat zegt de kerstkribbe? Verbondenheid, zacht geluk, gezelligheid, vrede op aarde... Voor een minderheid heeft ze waarschijnlijk nog een uitgesproken religieuze betekenis.

We zouden dus gerust andere tekens kunnen vinden, die uitdrukking geven aan de waarden en betekenissen waar het ons om te doen is. Maar heel wat mensen vragen zich af waarom zij afstand moeten doen van de specifieke symbolen die zij delen met hun ouders en grootouders. Waarom inbinden, terwijl de anderen toch ook abstractie kunnen maken van de specifieke vorm, kijken naar de dieperliggende waarden en betekenissen. Waardeveralgemening werkt niet spontaan in dit geval. Integendeel, de ruzies leiden ertoe dat meer mensen zich rabiaat vastbijten in de concrete tekens.

Er is me weinig gelegen aan welk kamp gelijk haalt. Belangrijk is dat we dergelijke ruzies vermijden, het proces van waardeveralgemening bevorderen en ons effectief aanpassen aan de grotere diversiteit van onze samenleving. Afstand doen van Zwarte Piet en van de kerststal betekent afstand nemen van tradities omdat we over de specifieke, historisch gegroeide vorm van de symbolen struikelen. Dat laatste lijkt me een regressie naar bekrompen normgebondenheid, ook al omdat de meerderheid van de mensen die een Zwarte Piet of een kerststalletje ziet, dat geenszins associeert met racisme of christendom.

Laat de rabiate vrijzinnigen en de mensen die zich met 'zwart' associëren, dus ook maar leren wat waardeveralgemening is. Laten zij, zoals de meerderheid van de bevolking, die specifieke symbolen loskoppelen van hun historische, particulier religieuze en koloniale origine.

Die ruzies, die onze decembers vergallen, wijzen echter op een meer algemeen probleem. De symbolische ruimte is heel belangrijk voor mensen om zich gerespecteerd en aanvaard te weten. En het is overduidelijk dat in onze openbare ruimte een aantal mensen zich onvoldoende gekend weet. De hypergevoeligheid voor particuliere tekenen als kerststalletjes of hoofddoeken is er omdat de omgeving 'be-tekent', omdat kleren, feesten en monumenten spreken over identiteit en aanvaarding.

De socioloog-filosoof Bernard Groethuysen (1840-1946) beschrijft in zijn onvolprezen Oorsprong van het burgerlijke denken in Frankrijk hoe in de loop van de 18de eeuw de katholieke kerk dat inzicht uitbouwt tot een ware doctrine. Instellingen, zo stelt hij, verantwoorden zich niet met algemene principes. Zij worden aanvaard omdat ze vertrouwd zijn. Daarom wou de kerk een landschap vol kerktorens en een kalender vol christelijke feestdagen.

"Dat kruis opgericht op de hoogste plek van het dorp is een samenvatting van ons geloof", schrijft een van de theoretici van die beweging van symbolische bezetting. De betekende omgeving verklaart verzet tegen onder meer de oprichting van moskeeën. Nochtans is dat een van de ontwikkelingen waarin de groeiende diversiteit van onze samenleving onvermijdelijk tot uiting komt.

Overeenstemming

Die toegenomen diversiteit maakt het ook nodig onze nationale feestdagen kritisch te bekijken. Er zijn er nu tien die voor iedereen gelden. Daarvan hebben niet minder dan zes een uitgesproken christelijk karakter (Pasen, Hemelvaart, Pinksteren, Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart, Allerheiligen en Kerstmis). Dat spreekt boekdelen over onze geschiedenis, maar spreekt nog ternauwernood tot de huidige samenleving. Laten we onze feestdagen in overeenstemming brengen met de feitelijke diversiteit van deze laatste.

Men zou in dat verband kunnen pleiten voor levensbeschouwelijke neutraliteit. Er zijn tal van niet-levensbeschouwelijk gebonden waarden die we via een feestdag kunnen celebreren. Ik ben echter geneigd hier Jean Bodin (1530-1596) te volgen. De man maakte de miserie van de godsdienstoorlogen mee. Op het einde van zijn leven schreef hij een boek; zijn laatste uit een lange reeks. Het vertelt over zeven artsen, elk met een verschillende levensbeschouwing, die elkaar om beurten van het eigen levensbeschouwelijke gelijk proberen te overtuigen. Geen van hen slaagt daarin. Nadat de laatste aan het woord was en zijn overtuigingskracht heeft uitgeput, besluiten de zeven artsen dat zij nooit meer over levensbeschouwing zullen redetwisten. Zij willen, los van hun persoonlijke overtuigingen, samenwerken voor het welzijn van de mensen. Zij nemen zich ook voor, uit respect, elkaars erediensten af en toe bij te wonen.

Dat laatste is een wereldvreemd voornemen in een samenleving waar de ruime meerderheid zelden of nooit nog naar een eredienst gaat. Maar als we nu eens de wettelijke feestdagen over verschillende levensbeschouwingen verdelen. Op die manier eens per jaar elkaars feestdag delen en vieren.