Direct naar artikelinhoud

Oorlog en monopolie doen diamantstroom naar Kisangani opdrogen

Zwoegen voor dat ene steentje

De junglestad Kisangani, in het noordoosten van Kongo, was lange tijd een belangrijk diamantcentrum. De burgeroorlog in de regio heeft de handel doen inklappen. Een mogelijke boycot op stenen uit conflictgebieden bedreigt er de activiteiten van de allerlaatste Libanese opkoper van diamanten.

Kisangani

Van onze correspondent

Aernout Zevenbergen

Het kantoor van Moussa Hassan ruikt naar Libanees gekruide koffie. Zijn huishoudster brengt kleine pizzaatjes en ingeblikte kaas. Moussa trekt venijnig het blikje open. "Dat het zo verdomd duur is, kan ik accepteren. Maar het is een zeldzaamheid dat je het kunt krijgen." Nog even en Moussa houdt Kisangani, het handelscentrum van diamanten in Noordoost-Kongo, voor gezien. De kaas lepelt hij uit het blikje en deelt hij uit.

Moussa, een Libanees, is de enige overgebleven opkoper van diamanten in Kisangani. Zijn concurrenten, eveneens Libanezen en Israeli's, zijn de stad uitgedreven nadat Moussa in augustus een monopolieakkoord sloot met de rebellenbeweging Kongolese Alliantie voor de Democratie, afdeling Goma (RCD-Goma), die de stad regeert.

Moussa dacht een gouden greep te hebben gedaan. Maandelijks zou hij een omzet van drie miljoen dollar halen, waarvoor hij de RCD 100.000 dollar aan belastingen betaalt. Maar de stroom diamanten naar Kisangani is opgedroogd. "Als de handel aanhoudt zoals nu, houd ik ermee op. Wat moet ik in een stad waar de diamanten niet langer binnenkomen en waar je ook geen kaas kunt krijgen?"

Aanbieders van ongeslepen diamanten druppelen mondjesmaat binnen bij Moussa. De steentjes zijn ingepakt in A4-tjes en geselecteerd naar omvang en kwaliteit. Met een pincetje en een loep waardeert Moussa de steentjes en noemt zijn prijs. Mooie stenen gaan voor 120 dollar per karaat, industriële diamantjes doen slechts 7 dollar. Te weinig voor velen.

"Een monopolie is nooit goed voor de zaken", klaagt Desire Ebua, voorzitter van een vereniging van tussenhandelaars. "De prijzen liggen te laag. Daarvoor gaan mensen niet meer maandenlang het oerwoud in. Ze brengen hun stenen liever naar steden waar ze betere prijzen krijgen, of ze houden op met zoeken."

Niet alleen het monopolie ondermijnt de diamanthandel van Kisangani. Onderlinge strijd tussen rebellen en de legers van Rwanda en Oeganda heeft de mijngebieden verdeeld. Oegandezen beheersen de mijnen ten noorden van Kisangani, Rwandese soldaten 'bewaken' mijnen ten zuiden van de stad en ten oosten regeert een obscure splinterrebellengroep.

De diamantzoekers kunnen hun stenen niet meer afzetten in Kisangani, omdat ze de stad niet kunnen bereiken, legt Ebua uit. Individuele soldaten zouden de stenen van de zoekers stelen. Legercommandanten laten de stroom bovendien langs hun eigen 'belastingkantoren' lopen om zo een inkomen te vergaren. Diamanten die voorheen te koop waren in Kisangani, gaan nu naar de grensplaats Goma of naar de hoofdsteden van buurlanden. Kampala, Kigali en zelfs Bangui huisvesten nu diamanthandelaars die voorheen kantoor hielden in Kisangani. De diamanthandel is een van de bronnen waaruit de oorlogvoerende legers in Kongo hun strijd betalen. Voor de internationale diamantindustrie is die schakel een reden om op termijn, onder druk van de publieke opinie, de zogeheten 'bloeddiamanten' te gan boycotten.

Kleurige reclameteksten sieren de buitenmuren van Ebua's winkel, met blauw- en groengekleurde diamanten. "Boo chini!", is Ebua's logo, "weg met de anderen". Binnen is het vergeven van jongens die werkeloos rondhangen. Onder normale omstandigheden voeren zij klusjes uit voor de tussenhandelaar. Nu bedelen ze om "iets kleins zodat ik wat kan eten".

Ebua concurreert met tientallen in Kisangani. Zij kopen de stenen van de zoekers en verkopen die met commissie door aan monopolist Moussa. De radio galmt reclames voor Ebua. "Breng je stenen naar American Ninja. Wij geven je de gereedschappen om die glinsterende stenen te vinden. Boo chini! Wij kopen je diamanten." Niemand komt.

Op 34 kilometer ten noorden van de stad ligt een van de weinige mijnen nabij Kisangani die nog draaien, een half uur lopen door het regenwoud, waarin slangen zich ophouden. Vijftien mannen besmeurd met geelrood modder hakken en graven zich met schoppen en pikhouwelen een weg naar diamantjes. Drie maanden graven levert elk van hen amper 9.000 frank op. "Het beeld dat mensen in Europa hebben van de rijke diamantzoekers is fout. Kijk om je heen", schampert Joseph Bwaela. De mannen hebben een berg zand van 15 meter diep en tien meter breed afgegraven, op zoek naar die ene steen. De steen die hen verlost van het gezwoeg in het regenwoud en genoeg is om een eigen zaakje mee te beginnen. Maar die steen is er niet, wel heel veel kleine steentjes.

De mijnwerkers zijn bezorgd over een mogelijke boycot. De handel ligt al in het slop en ander werk is in Kisangani, een stad midden in de jungle en afgesloten van de wereld, niet voorhanden. "Dit is ons enige inkomen", zegt Nathan Molisho. En denk je nu werkelijk dat de oorlog ophoudt als wij onze stenen niet meer kunnen verkopen?"

Monopolist Moussa blijft stoïcijns onder de dreiging van een boycot. "Diamanten vinden altijd hun weg naar de markt, desnoods via de maan als het moet moet. Dit is Afrika, met een beetje geld op de juiste plaats krijg je de papieren altijd in orde. Nee, een boycot verjaagt mij niet. Mij krijg je hier alleen weg als de aanvoer van stenen uit het oerwoud ophoudt. Of als ik geen goede kaas meer kan krijgen."

Dit is het eerste artikel van een reeks over Kisangani door onze correspondent voor Oost-Afrika Aernout Zevenbergen.

'Het beeld dat mensen in Europa hebben van rijke diamantzoekers is fout. Kijk om je heen'