Direct naar artikelinhoud

Never a dull moment

De Nederlandse journalist Arie Elshout was vijf jaar correspondent in de Verenigde Staten voor de Volkskrant en De Morgen. Bij zijn afscheid doet hij een poging om de ziel bloot te leggen van dat enorme vat vol tegenstrijdigheden. 'Wij verlaten Amerika, maar Amerika verlaat ons nooit.'

Sinds hij overleed, is Amarillo Slim niet meer weggeweest uit mijn werkkamer. Met een grote stetson op het hoofd zit hij achter de pokertafel. Hij hangt een beetje onderuit en kijkt alsof hij er niet helemaal bij is met zijn hoofd. Hij probeert zo de andere spelers te misleiden. Sluw als een paardendief in de nacht.

De Texaan met de cowboyhoed was een van Amerika's beroemdste gokkers, graatmager zijn hele leven. Zijn moeder haalde hem naar zijn zeggen als kind eerst uit de badkuip voor ze de stop eruit trok. Hij gokte op alles. Even geen kaarten of dobbelstenen voorhanden? Dan wedden we op welke suikerklont de vlieg gaat zitten.

Bij het pokeren lette hij meer op de spelers dan op de kaarten. Hij werkte ze op de zenuwen. Psychologische oorlogvoering met een Texas drawl. "I like you, son", zei hij dan met zijn lijzige accent. "Maar ik stop een ratelslang in je broek en vraag je om te spelen."

Slim overleed in 2012. Hij werd 83. Tien jaar eerder hadden de Amerikanen zich al van hem afgekeerd. Hij zou met zijn tengels aan een kleindochter hebben gezeten. Toch hadden alle kranten de dag na zijn dood een necrologie.

Zo belandde Amarillo Slim in mijn kamer. Ik legde die stukken op een stoel achter me, met bovenop een foto van hem aan de pokertafel. Ik bewaarde ze omdat ze naar mijn gevoel iets zeiden over Amerika, al wist ik niet meteen wat. De gokker, de suikerklontjes en de vlieg.

Hij was niet de enige aanwezige. Daar was ook Tommy Rowles. Geen gambler, maar een bartender. In 2012 las ik in de krant dat hij al 53 jaar achter de bar stond van het Carlyle Hotel in New York, met wit overhemd, zwarte stropdas, kort rood jasje op een zwarte broek. Hij begon er in 1958, net 18, rechtstreeks vanuit Dublin. Rowles kreeg een plek op de stoel omdat hij het heeft over 'Martini people': die weten wat ze willen, zegt hij in het krantenstuk tegen een klant die er net een heeft besteld met vaste hand: gin, no vodka; shaken, not stirred; olives, not a twist.

Leren een Martini te bestellen, in een schemerige bar van het Grand Central, met andere zwijgende mannen wachtend op de forensentrein van 7.23 pm terug naar suburban Rye, terug naar Betty Draper - dat was, beeldde ik me in, de ware burgerschapstest voor wie New Yorker wilde worden. Ik wilde het doen, ik wilde erover schrijven. Het kwam er niet van. Het werd een nooit ingeloste belofte. Een van de vele.

Uitkijkpost

Vijf jaar hebben mijn vrouw Steffie Kouters en ik in een high-rise gewoond in Brooklyn, New York. In een appartement op 24 hoog. "Manhattan ligt aan jullie voeten!", zei een bevriende romanticus 's avonds tijdens een bezoek.

Vanaf ons balkon zien we de nieuwe Vrijheidstoren, vanaf de bank het Empire State Building en de Chrysler Building. In mijn werkkamer kijk ik uit over een kromming in de East River. Daar zaten ooit de eerste Nederlanders. Zij noemden het de 'Waal Boght'. Het was het begin van Amerika zoals het nu is. Vierhonderd jaar later mocht ik vanaf deze plek onderzoeken wat ervan geworden is.

Ik kijk op de daken van Vinegar Hill, vroeger een Ierse arbeiderswijk aan de rand van een marinewerf. Er waren fabriekjes, bars en bordelen. Nu lopen er Chinezen. Ze dragen zo'n stok op de schouders met aan beide uiteinden een zak vol lege blikjes die per stuk een paar centen opleveren.

Die mannen en vrouwen komen van ver, verstaan je niet, hebben nog geen nagel om hun kont te krabben, zoals mijn moeder altijd zei. In het vuilnis zijn ze op zoek naar het goud van een nieuw en beter leven. Rond lunchtijd verlaten de hipsters met baardjes en zwarte brillen hun in oude fabrieksruimtes gevestigde techbedrijfjes om een hamburger te halen bij de foodtruck.

Om de hoek ligt het Cadman Plaza Park, met zijn platanen en een rechtbank. Je kunt er zomaar tussen de tv-ploegen belanden als er weer eens corrupte politici worden voorgeleid of bejaarde mobsters, de oldfellas met ossenkoppen van wie de genen alleen in dorpjes op het Italiaanse eiland Sicilië zijn te verkrijgen. Verdacht vaak slepen zij zo'n standaard met infuuszak achter zich aan. Het moet de rechter bewegen tot een lagere straf.

De flat werd onze uitkijkpost en uitvalsbasis bij het verkennen van het immense Amerika, met zijn 321 miljoen inwoners, zes tijdzones en macht en invloed die reiken tot in alle uithoeken van de aardbol. Je wilt het allemaal bevatten en beschrijven, maar het is veel.

Waar je niet aan toekomt, verzamel je. Dus wordt de stapel prints en knipsels op de stoel achter je steeds hoger. Raakt het zwarte Moleskine-boekje voor je in de vensterbank steeds voller met notities, gedachten en ideeën, opgedaan bij het reizen, lezen en tv-kijken. Komen er in de kasten naast je steeds meer boeken met post-itjes.

Ik wist dat ik er een keer iets mee wilde voor we over een paar weken vertrekken, maar wat en hoe? Totdat de redactie vroeg om lange leesverhalen voor de zomer.

Onbekende bestemming

Ik sta nu voor een babylonische berg aan lukraak bij elkaar geraapt materiaal. Het enige samenbindende element is dat het over Amerikanen gaat. Alle in de loop der jaren vergaarde brokstukken zijn afwisselend komisch, ontluisterend, vertederend, verbijsterend, aandoenlijk, weerzinwekkend, hartverwarmend, tragisch. Allemaal interessant.

Maar wat als je er één verhaal van maakt? Waar kom je dan op uit? Ontdek je in het binnenste van de berg een geheime waarheid? En wat zegt die over Amerika? Iets lelijks, iets moois, of is het land te groot, te veelvormig om zich te laten reduceren tot een enkel etiket?

Niet wetend waar ik eindigen zal, begin ik vol verwachting, maar ook beschroomd aan mijn tocht door het archief van niet-geschreven maar waargebeurde verhalen. Een reis naar onbekende bestemming. Of is het toch de Amerikaanse ziel die ik stiekem zoek?

Cursus voedsel inblikken

In april 2011 ben ik in het cowboy- en westernmuseum van Oklahoma City. Ik stuit al meteen op mijn eerste verrassing. Enthousiast wordt de lof gezongen van een wapen. Het legendarische bowiemes. Een advocaat uit Arkansas schrijft er in 1837 over: "Dit wapen is langer en zwaarder dan een slagersmes, maar zo vormgegeven dat je er net zo goed mee kan snijden en steken. Het is gemaakt om onder de jas te dragen en dat wordt meestal gedaan door gentleman stabbers in het Zuiden en het Westen."

Ik ben verbaasd. Goed mee kan steken? Messentrekkende heren? Oké , denk ik, andere tijden, voorbije tijden. Maar dan lees ik dat het museum het bowiemes zonder enig voorbehoud aanduidt als 'het meest Amerikaanse van alle wapens'. Nog steeds. Bekend van het pioniersverleden werd het een 'symbool voor de Amerikaanse volksaard, tegelijkertijd individualistisch, patriottisch, expansiegericht, driest en strijdbaar'. De Zwitsers hebben de koekoeksklok, de Nederlanders hun windmolens, de Belgen Manneken Pis, de Amerikanen een mes.

Ik noteer alles wat het museum erover zegt omdat ik het gevoel heb dat het iets is dat je elders niet snel tegenkomt. Ik vergeet het, tot ik een paar jaar later in een boekenrecensie lees hoe countryzanger Merle Travis zijn jonge pupil Johnny Cash leerde een bowiemes te werpen. Daar was ie weer! Bovendien zei Travis over zijn godvrezende protegé: "Ik ben gebiologeerd door hem als door een slang achter glas. Het schemert nooit bij Johnny Cash. Of hij is als een zonnige dag, of alles is donker bij hem."

Ik bewaar het fragment, omdat het volgens mij allemaal in elkaar past. Het mes, de op zichzelf aangewezen pioniers, de nooit aflatende worsteling tussen licht en duisternis: Amerika blijft als piepjonge natie iets rauws houden.

Ik merk dat niet alleen in het museum. Een paar dagen later spreek ik in een winkelcentrum de 65-jarige Don Wyatt. Het is in Broken Arrow, voorstad van Tulsa. Hij moet me uitleggen wat de rechtse populisten van de Tea Party drijft. Mall en man zijn doorsnee. Uiterlijk zelfs saai.

Totdat Wyatt tot slot ineens zegt: "Als er een eind aan de wereld komt zoals zij nu is, bijvoorbeeld als de dollar instort, moet je zijn voorbereid op het ergste. Daarom heb ik geweren, munitie, zilver en bergen voedsel opgeslagen. Als je niet voorbereid bent, ben je overgeleverd aan de genade van anderen, en dat wil ik niet."

Die had ik niet zien aankomen. Verbluft rij ik terug naar Oklahoma City.

's Middags zit ik op de trappen van het State Capitol in de hete zon te wachten op Ronda Vuillemont-Smith. Zoals het een Amerikaans parlement betaamt, steekt de koepel hoog boven alles uit. Hij wordt omringd door boortorens en jaknikkers, alsof de staat zich nog midden in de wilde oliejaren bevindt.

Vuillemont-Smith blijkt een kordate tante van rond de 50. Een geestverwant van Wyatt. Niet alleen als 'burgerlobbyist', maar ook in haar vrees voor catastrofes. "Wij geven cursussen. Hoe je voedsel inblikt, hoe je moet handelen als je vrieskist het niet meer doet. Het is voor het geval een vijand, Iran bijvoorbeeld, met een atoomwapen een elektromagnetische puls veroorzaakt en alle stroom uitvalt."

Ik ben gestuit op de survivalist - als bijvangst in een reportage over de Tea Party. In Europese ogen is de survivalist iets bizars, niet van deze tijd. In wat zij zeggen, weerklinkt de echo van de pioniers die in de wildernis alleen op zichzelf en God vertrouwden.

Altijd voorbereid

De stad van Don en Ronda, Tulsa, ligt in Oklahoma, een geval apart in het hart van Amerika. Bergen komen daar uit in de prairies en die lopen over in de plains. Drie weersystemen botsen er op elkaar en produceren de tornado's, de 'duivelse winden'. Logisch dat de Okies niets voor lief nemen.

Maar ook in de rest van het land bestaat een levendig voorstellingsvermogen als het om gevaren gaat. ABC World News heeft elke avond een item over 'extreem weer'. Precies wordt berekend hoeveel miljoenen Amerikanen zich die dag op het pad bevinden van stormdepressies. Deze worden op de weerkaart gevolgd en becommentarieerd alsof het binnenvallende Mongoolse legers zijn.

Ook Peggy Noonan, gerespecteerd columniste van The Wall Street Journal, is bang dat door een elektromagnetische puls, cyberaanval of terreuraanslag het stroomnet kan worden uitgeschakeld. Het zal zijn alsof op het uit-knopje van onze moderne samenleving is gedrukt.

Hier hebben we de Amerikaanse angst voor 'out there', vroeger indianenland, nu de boze buitenwereld. Wij lachen erom, maar een Okie uit Tulsa zei: "Ik doorstond de orkaan Katrina. Ik ben niet gek. Ik weet wat er kan gebeuren."

Ik heb inmiddels ook een vermoeden: toen de tropische storm Sandy New York vol had geraakt en de benzineaanvoer stokte, werden er binnen een paar dagen pistolen getrokken bij benzinestations.

Het kan snel uit de hand lopen als het leven niet meer met de snelheid van een muisklik geleefd kan worden. Dat wetende, wachten Amerikanen niet lijdzaam af. Ze hebben geen enkele aanleg voor fatalisme zoals Russen en in mindere mate Europeanen. Ze houden het pioniersmes bij de hand in het eeuwigdurende kosmische gevecht tussen donker en licht.

Coyotes en haaien

Daarin kunnen ze behoorlijk overdrijven. Op 22 april dit jaar wordt een coyote gesignaleerd in een park aan de Upper West Side in Manhattan. Niet voor het eerst. Ook in andere New Yorkse stadsdelen duiken prairiewolven op. Zo vaak dat het stadsbestuur heeft besloten de beesten in parken met rust te laten. De natuur is nooit ver weg in Amerika, zelfs niet in New York. Wen eraan, handel net als bij wasberen, hou afstand, doe verder niks, is het advies aan de burgers.

Maar dat vrome laisser-fairevoornemen verdampt bij de eerste aanraking. Als een man op woensdagochtend kwart over vijf het alarmnummer van de politie belt om te zeggen dat hij een coyote heeft gezien in het park rond de 87ste straat, rukken patrouillewagens, politietrucks, agenten met verdovingsgeweren en helikopters uit. De klopjacht duurt drie uur. Veel geronk in de lucht. Vietnam, I love the smell of napalm in the morning.

De lone prairiewolf wordt niet gepakt. Een dierendeskundige hoopt dat dit soort ophef minder wordt als het gewoner wordt dat er coyotes opduiken. "Ze kunnen toch niet elke week helikopters inzetten?"

Wees daar niet te zeker van. Dit voorjaar vallen haaien zwemmers aan op de stranden van North-Carolina. Het is elke dag in het nieuws. "Wat doen die beesten daar?", vraagt een tv-presentator vanuit de studio geagiteerd. Zij waren hier het eerst, spot de verslaggever ter plekke. De haaien ontsnappen. Ze hebben meer geluk dan de indianen. De marine wordt er niet op af gestuurd met een lading dieptebommen. Amerikanen hebben doorgaans weinig geduld met alles wat ze zien als gevaar.

Granaatwerpers op school

Ook scholen laten niets aan het toeval over sinds twintig schoolkinderen werden doodgeschoten in Newtown, Connecticut. In het voorjaar van 2013 ben ik in South Point, een plattelandsstadje in het zuidelijkste puntje van Ohio tussen de uitlopers van het Appalachen-gebergte. Leraren krijgen daar schietles. Melissa Colyer, een moeder van 35, heeft 's morgens vroeg in de tuin al staan oefenen met het vuurwapen van haar vader. Is het geen overreactie? De kans dat een Amerikaanse scholier op school wordt gedood, is 1 op de 3 miljoen. Je wordt eerder getroffen door de bliksem. Jawel, zegt een conrector, maar het gaat vooral om afschrikking.

Dat strategisch concept uit de Koude Oorlog wordt ook toegepast door een schooldistrict in Los Angeles. Met een surveillerende docent op het schoolplein ben je er niet, denkt het. Het heeft granaatwerpers, M16-geweren en een pantserwagen aangeschaft.

In Texas heeft een schooldistrict met 34.700 leerlingen een eigen SWAT-team gevormd, een zwaarbewapende politie-eenheid voor speciale operaties. Het is uitgerust met twee woestijnkleurige Humvees, bekend van de oorlogen in Irak en Afghanistan. Het kan dankzij een programma dat toestaat dat overtollige militaire voorraden mogen worden geleverd aan politiekorpsen, ook die op scholen, meldt The Wall Street Journal in september 2014.

In het hoofd van de Amerikanen is er altijd strijd en daar moet je klaar voor zijn. Een knipsel uit het magazine van The New York Times leert dat er 1,27 miljoen advocaten zijn in het land, 1 op elke 300 Amerikanen. Er zijn meer advocaten dan artsen, om precies te zijn: 400.000 meer. Veel van hen zie je als je op de weg zit. Vanaf billboards lachen ze je uitnodigend toe. Ze zijn er voor als je ruzie krijgt met je belastingambtenaar, baas, vrouw, buurman, leverancier, medeweggebruiker. Better Call Saul. Even verderop volgt het billboard van de plaatselijke wapenwinkel: Guns & Ammo.

Vergeten kinderen

Het land is nooit saai. Vaak is dat vanwege een hang naar het buitensporige. Een paar maanden terug lees ik USA Today tijdens een ontbijt in zo'n hotel langs de snelweg. Ik wrijf de ogen uit. In Amerika blijkt een variant op 'vrije-uitloopkippen' te bestaan: de 'vrije-uitloopkinderen'. Een echtpaar uit Maryland moet zich verantwoorden omdat het zoon van 10 en dochter van 6 alleen naar huis liet lopen. De kinderbescherming vindt deze 'free-range opvoeding' ontoelaatbaar. Ze dreigt de kinderen uit huis te plaatsen, tenzij de vader komt met een 'veiligheidsplan'. Uiteindelijk worden de ouders vrijgesproken van kinderverwaarlozing. Je voelt met ze mee bij deze overmaat aan officiële bemoeizucht.

Dat heb je minder bij ouders die

's morgens hun kind vastsnoeren op de achterbank van de SUV, gehaast naar hun werk rijden, de hele dag druk, druk, druk zijn, elke seconde hun mobiele telefoon checken, zich staande houden met koffie, eten lopend naar binnen schrokken,

's avonds afgepeigerd weer achter het stuur kruipen en dan ontdekken dat het kind er nog zit. O, nee!! Helemaal vergeten!! Het is gestikt in de zuurstofarme wagen.

Een onwaarschijnlijk verhaal, maar in 2014 schrijft The New York Times over vier zulke gevallen. "Een kleine maar groeiende groep." Tussen 1988 en 2013 overleden 367 kinderen op deze manier. Een moeder van 43 verloor haar zoontje van 9 maanden omdat ze onderweg naar haar werk een dringend telefoontje kreeg en daardoor vergat dat ze het mannetje nog niet had afgezet bij de oppas. "Als je je mobiel kunt vergeten, kun je ook absoluut je kind vergeten", verontschuldigde zij zich in de rechtszaal.

Een groep ouders dringt er bij autofabrikanten op aan een sensor aan te brengen die gaat piepen als het kind nog in de auto zit. "Kinderen zullen anders blijven sterven", zegt een vrouw dramatisch, alsof ze een Sahel-moeder is die er ook niets aan kan doen.

In zulke berichten schemert iets door van het gevecht dat veel Amerikanen dagelijks met zichzelf voeren om een beetje maat te houden. De worsteling kent vele verschijningsvormen. Soms oogt ze als het tegendeel. Dan ben je verbaasd over de rust en het gemak waarmee New Yorkers plaatsnemen in rijen. In de communistische Sovjet-Unie móést men, in het kapitalistische Amerika doet men het uit vrije wil.

In december 2013 is er het bericht dat zich al om vijf uur 's ochtends een rij vormt voor een bakker in SoHo. Waarom? Waarvoor? Voor de Cronut! Een combinatie van croissant en donut. Het is nieuw, het is trendy en dan zijn die immer gehaaste New Yorkers bereid drie uur te wachten in donker en kou tot de zaak open gaat. Heel beheerst, maar in werkelijkheid is het hysterie. Vermomd als engelengeduld.

De schuld van Harry Potter

De onmatigheid manifesteert zich tevens in de psychologisering van het dagelijks leven. De psychobabbel rukt op. In een ingezonden brief in de krant gaat het over een vrouw die haar man en twee jonge kinderen verlaten heeft 'to redefine herself'. Een man maakt het uit met zijn vriendin omdat hij niet hetzelfde 'commitment level' heeft. Voetbalster Abby Wambach bekent in een interview dat ze na haar huwelijk minder passie voelt voor het spel vanwege een 'shift in emotional devotion'. Studenten van Columbia University in New York protesteren tegen het lezen van klassieke teksten, zoals Metamorfosen van Ovidius, omdat daar geweld en verkrachting in voorkomen. Voelen zich 'onveilig' daardoor.

De terminologie is afstandelijk en therapeutisch. Ogenschijnlijk wordt alles geobjectiveerd en gerationaliseerd, maar ook hier is dat slechts de verpakking. Onder het deksel zit de amechtige drang alles te willen pathologiseren. Tot in het extreme.

Ook op intellectueel gebied is niets te gek. Bij de 10de verjaardag van 9/11 schrijft Lorrie Moore in The New Yorker over de wrede cyclus van wraak die op deze aanslagen volgde. Ze verbaast zich over de jongeren die de dood van Osama bin Laden vierden. Ze deden het volgens Moore omdat deze generatie is opgevoed met het strakke goed-kwaadschema uit de boeken van J.K. Rowling. Ik moet bij lezing even slikken: heeft Harry Potter het ineens allemaal gedaan!

Ik zie het als een proeve van doorgeschoten intellectualisme. Tegelijk denk ik: misschien is het niet helemaal onzin, gezegend het land waar dit kan.

Huisvrouwenbonus

Alles wordt onderzocht, alles staat ter discussie, alles is mogelijk. Dit voorjaar zijn de rijke vrouwen van de Upper East Side in rep en roer. In het boek Primates of Park Avenue worden zij beschreven alsof ze een pas ontdekte indianenstam zijn in het Braziliaanse regenwoud. Ze werken niet buitenshuis, zijn fulltime bezig de kinderen op de beste universiteiten te krijgen, dragen de hele dag dure kleding, hebben lunches en party's met andere vrouwen, organiseren gala's en leiden hun huishouden even strak als de topman van een onderneming. Iedereen die wat weet van deze New Yorkse buurt kan zich er iets bij voorstellen.

Maar dan komt de schrijfster met een explosieve onthulling: ook net als in een bedrijf krijgen de vrouwen een bonus als de baas - lees: echtgenoot - tevreden is. De vrouwen ontkennen fel, maar produceren zo veel rook dat velen denken dat dit niet kan zonder vuur. Het boek is een bestseller.

Duik in Amerikaanse levens en je beleeft altijd wat. De Democraat Harry Reid is een miezerige man, met een hoge rug en fluisterstem, die het liefst alleen is met zijn gedachten of met zijn vrouw. Hij is een mormoon uit Searchlight, een stadje in de woestijn van Nevada met 539 inwoners. In zijn jeugd waren er twaalf bordelen en geen enkele kerk.

Journalist Mark Leibovich heeft beschreven hoe Reid opgroeit in bittere armoe. Zijn vader is een mijnwerker die chronisch pijn heeft, drinkt, depressief is en zelfmoord pleegt. Zijn moeder is al vroeg al haar tanden kwijt. Het eerste wat Reid doet als hij een baantje krijgt bij een benzinestation, is een kunstgebit kopen. "Het veranderde haar. Je kunt je voorstellen hoe goed zij zich voelde met tanden na al die jaren", zegt hij. De liefde van een zoon voor zijn moeder. Deze man was tot begin dit jaar de leider van de Senaat. Hoe zacht hij ook praat, in al zijn boerenslimheid kan de oud-bokser meedogenloos en machiavellistisch zijn.

Als ik me afvraag wat het leven van Amarillo Slim zegt over Amerika, dan is Harry Reid het antwoord. Allebei zijn ze ongepolijst, gewiekst, volks, aards. De een was een gokker, de ander een amateurbokser die weet wat het is om geen tanden in je mond te hebben. Amarillo Slim werd een superster in Las Vegas, Reid groeide uit tot een van de vijf machtigste mannen in Washington. Wie weet had het andersom kunnen zijn. Dat kan in Amerika. Zij zíjn Amerika.

Maar Amerika is zo veel. Je hebt ook de liberals uit Massachusetts met hun vakantiehuizen aan de oceaan in Maine. Een stuk gepolijster, Europeser, maar niet per se leuker. Een groet kan er niet af als je ze op het bospad tegenkomt in hun Volvo's met verschoten 'Obama 2008'-stickers. Zuiderlingen zijn veel warmer, maar ook rechtser en voor een deel racistischer.

Elke dag een loterij

Het enorme land laat zich moeilijk onder één noemer brengen. Het is een mix van glorie en schande, schrijft The New York Times-journalist David Brooks.

In de wachtkamers van dokters blijkt soms hoe hard het kan zijn. Begin 2013 zit ik in een specialistenpraktijk aan Fifth Avenue met een vrouw die verrekt van de pijn. Ze wordt niet geholpen, tenzij ze ter plekke 5.000 dollar neertelt. Dat heeft ze niet, dus moet ze, creperend of niet, de hele stad afbellen voor een alternatief.

Die zomer ben ik in Denver, Colorado. In een centrum voor dagarbeiders spreek ik Raul Alvarez, een gespierde illegaal van 46. Zijn bestaan draait elke ochtend om de tombola, een van ijzerdraad gevlochten molentje met dobbelstenen. Die bepalen of Raul, een man in de kracht van zijn leven, die dag werk krijgt. Zijn leven is een loterij, met nul bestaanszekerheid.

"We come with the dust and we go with the wind", zong Woody Guthrie over migranten. Het is nog steeds zo. Een immigrant moet het zelf doen in Amerika en heeft het zwaar. Maar toen wij in 2010 tegen onze Braziliaanse werkster in Amsterdam zeiden dat we naar New York verhuisden, begonnen haar ogen te glimmen. Méé wilde ze, terug naar Queens, waar ze ooit als illegaal woonde.

Wat is dat? Waarom blijft het trekken? Dat is omdat Amerika het eerste gemondialiseerde land is. Mensen komen van overal, velen integreren, het is vitaal, fun-loving en swingend, zegt een professor uit Las Vegas tegen me in 2012. Mijn vrouw Steffie heeft het vaak over een kinderlijk land. De mooie verpakkingen, de uitbundige kerstversieringen, het scherpe onderscheid tussen helden en schurken, elke dag een barmhartige samaritaan in het journaal, de fascinatie voor zombies, de naïviteit, de sentimentaliteit, Hollywood, Halloween.

Kinderlijk, het is het spannendste adjectief ooit bedacht voor Amerika. Voor Steffie is het niet negatief. Het staat vaak voor veel vrolijkheid en dat aspect van de Amerikaanse cultuur is ook wat de professor bedoelt als hij het heeft over de aantrekkingskracht van het land op miljoenen.

In Europa zien we graag de schaduwzijden. Dan kreeg ik uit Amsterdam tips om te schrijven over het geringe aantal vertalingen van buitenlandse boeken of over alle pillen die Amerikanen slikken. Het is allemaal goedbedoeld, maar het heeft ook iets van: 'als de Amerikanen al niet barbaars zijn, zijn ze gek'. Die Europese zelfgenoegzaamheid stoort me.

Be-bop-a-lula

Niet dat er niets op Amerikanen valt aan te merken. Ze kunnen zichzelf overtreffen, in het goede maar ook in het slechte.

De spanning daartussen is goed verwoord door Terry Eagleton. Deze Engelsman schreef over Amerika en de Amerikanen: "Het goede nieuws over de burgers van deze vriendelijke, gewelddadige, kleingeestige en edelmoedige natie is dat als de planeet ooit in een kernoorlog wordt gestort, zij de eersten zullen zijn die uit de krater kruipen, het stof van zich afslaan en beginnen met het opbouwen van een nieuwe wereld. Het slechte nieuws is dat zij het waarschijnlijk waren die de oorlog begonnen."

Veel van wat onze Brit hier zegt is waar, maar ook nu kon ik na lezing niet nalaten aan te tekenen dat hij iets wezenlijks vergeet. Het is namelijk al eerder gebeurd dat de Amerikanen uit de krater stapten en de boel weer moesten opbouwen. Dat was na de Tweede Wereldoorlog, begonnen door Europa en Azië. De Europeanen zijn wereldrecordhouder als het gaat om wereldoorlogen.

Het probleem blijft dat Amerika zo veel in zich draagt. In de top 20 van 's werelds beste universiteiten staan er 14 uit de VS. Het land heeft meer Nobelprijzen gewonnen dan Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Japan en Rusland bij elkaar, schrijft A.A. Gill, een andere Engelsman, in 2013 in het tijdschrift Vanity Fair. Het zegt veel, maar niet alles. Er zijn ook andere statistieken. Nergens anders zijn zo veel grote schietpartijen.

Ook in dit verhaal gaan het mooie en het lelijke hand in hand. Mijn materiaal is op gevoel verzameld. Het is volkomen subjectief. Ik volg bij deze verkenning van het land niet de highways maar de binnenwegen. We zien hoe mateloos, slordig en aanmatigend het kan zijn, maar ook hoe meeslepend, gedreven en dynamisch. Een objectieve waarheid is er niet uit te halen.

Amerika is geen staartdeling die op zo'n perfect ronde nul uitkomt. Het is een rijk, mooi en complex land vol onverklaarbare dubbelzinnigheden. Aangezien dé waarheid toch niet bestaat, moet het verhaal maar voor zichzelf spreken. Iedereen kan erin lezen wat hij wil. Iedereen kan voor zichzelf uitmaken of hij de Amerikaanse ziel heeft gevonden. Durf daarbij te vertrouwen op de ingewikkeldste, maar mooiste aller menselijke eigenschappen: de intuïtie.

Salman Rushdie deed dat op een literair festival in Engeland midden jaren 90. Gill schrijft erover in zijn artikel. De vraag aan het panel is of men zich moet verzetten tegen de Amerikaanse cultuur. Argumenten voor en tegen vliegen door de zaal. Dan is het de beurt van Rushdie. Hij buigt voorover naar de microfoon, houdt even in, kijkt naar de volgepakte zaal met die half gesloten ogen van hem en zegt zacht en duidelijk:

Be-bop-a-lula, she's my baby
Be-bop-a-lula, I don't mean maybe
Be-bop-a-lula, she's my baby
Be-bop-a-lula, I don't mean maybe
Be-bop-a-lula, she's my baby love

Applaus. Gejuich.

Wij verlaten Amerika, maar Amerika verlaat ons nooit.