Direct naar artikelinhoud

De underdog is dood

België is zichzelf niet meer. Een generatie is opgestaan voor wie enkel goud blinkt. In Knokke, Lausanne en Genk spraken Rode Duivels met een Oranje randje. Ze zeggen niet langer: 'Mathematisch kan het nog.' Wel: 'We gaan voor de beker.' Of hoe België Oranje werd.

Dit verhaal schrijven we met een koptelefoon op het hoofd, zoals voetballers die van de bus stappen. Het nummer op onze tracklist: 'Dance With the Devils' van Zwartwerk, de neefjes van Romelu Lukaku. Een EK-hymne met een hyperkinetische, aanstekelijke Afrikaanse beat en een tekst die bol staat van grootspraak. Niet toevallig zijn twee van de vier leden van Zwartwerk in Nederland geboren. "Geen wedstrijd gaan we verliezen. Wij gaan het halen. We gaan een feestje maken, zodra we die beker halen. De beker die komt naar hier."

Vervolgens zochten we op Google naar de hymne die ons land warm moest maken voor Euro 2000, het laatste EK waar België aan deelnam. Het nummer heet 'Allez, Allez, Allez' en wordt gezongen door Sergio. Een carnavalesk fanfarenummer met een tekst die aantoont dat we toen allang blij waren dat we het toernooi zélf organiseerden en dus 'gratis' mochten meespelen. "Allez, allez, allez. (trompetgeschal) We gaan er tegenaan. (trompetgeschal) Allez, allez, allez, supporter met ons mee. Voor onze Rode Duivels, want voetbal is een feest."

Leg de twee nummers naast elkaar en u beseft dat ons land een metamorfose heeft ondergaan. Van rood naar oranje. De underdog is dood, lang leve de favoriet. De eerste vonk voor die brandende ambitie kwam er in 2011.

Ploeg zonder ziel

"Het land zat in een politieke crisis en het volk was moedeloos", herinnert Georges Leekens zich van de lente van 2011. Onze politieke partijen waren druk bezig met het vestigen van een wereldrecord 'regering vormen' toen de Rode Duivels op het vliegtuig naar Oostenrijk stapten. De kwalificatiecampagnes voor de vorige toernooien waren stuk voor stuk catastrofes geweest en ook deze leek die kant op te gaan. Na twee nederlagen tegen Duitsland en Turkije en een onwaarschijnlijk 4-4-gelijkspel in eigen huis tegen de Oostenrijkers was het in maart 2011 al van moeten.

Onder de impuls van een generatie nieuwe talenten als Witsel, Hazard, Kompany en Vertonghen leefde de natie echter op hoop. "Er waren daar voor het eerst weer een pak supporters mee", vertelt toenmalig bondscoach Leekens. Ze waren met meer dan tweeduizend in het Ernst Happel-stadion. Dat waren er 1.999 meer dan twee jaar voordien in Kazachstan, toen de befaamde Ludo Rollenberg als enige supporter meereisde naar Kazachstan in het zog van een ploeg zonder ziel.

"Die dag in Oostenrijk heb ik een nieuw enthousiasme rond de ploeg zien ontstaan", zegt Leekens. Hij zette Hazard op de bank en

haalde de oude Belgische waarden van onder het stof. Witsel scoorde twee keer en voor het overige kampeerden we op de eigen helft. Eindresultaat: 0-2. De weg naar het EK lag opnieuw open. Jan Vertongen zwoer: "Er staat nu een ploeg." Een beetje vaderlandse trots kwam piepen. Twee jaar later zou het zich veel brutaler manifesteren.

"Ik zou het echt niet weten", antwoordde Eden Hazard vorige vrijdag in Lausanne op de vraag van een Zwitserse journalist. Die wou weten hoe de Belgen op een aantal jaar zo gegroeid zijn. Eerder die week vroeg ook een Fransman dat. En in Knokke was het een Brit. De buitenlandse pers kijkt naar ons land als een koe naar een trein. Na twee seconden herpakte Hazard zich. "Het is begonnen met Marouane Fellaini. Die is naar Engeland vertrokken (in 2008, JBG) en nadien zijn we allemaal een voor een gevolgd. Daar, in de moeilijkste competitie ter wereld, zijn we zoveel beter geworden."

En zelfbewuster. Thibaut Courtois bevestigde dat in Lausanne. "Als je ziet hoeveel spelers er vandaag in topclubs meestrijden voor de prijzen, dan is het logisch dat we ook in de nationale ploeg diezelfde ingesteldheid overnemen. Iedereen is de druk en de concurrentie gewend."

Kompany als voortrekker

Wie met mensen spreekt die al jaren rond deze Rode Duivels leven en werken, krijgt keer op keer te horen hoe natuurlijk de ambitie in deze groep is gegroeid. "Kompany is de locomotief geweest", zegt een vertrouweling van een aantal spelers. "Ik heb hem ooit de groep horen toespreken toen het allemaal nog geen hosanna was en dat maakte indruk. Hij was er als een van de eersten van overtuigd dat we grote zaken konden verwezenlijken met deze generatie."

Een reuzenstap in dat bewustzijn werd in de zomer van 2012 gezet. Toen ontvingen de Rode Duivels het Nederland van Louis van Gaal. Na een beklijvende match stuurde een branievol België de noorderburen met 4-2 naar huis. Een volgepakte Heizel vierde alsof er een beker gewonnen was. Nacer Chadli trilde van opwinding: "Dit is een belangrijke zege. Het volk heeft grote verwachtingen en wij lossen die nu in."

Bondsvoorzitter François De Keersmaecker bekende de dag nadien: "Ik heb niet kunnen slapen, zoveel adrenaline stroomde er door mijn lijf. Het publiek en de ploeg waren fantastisch." Vanaf die dag trok zich ook een nieuw proces op gang. De keerzijde van het nieuwe zelfbewustzijn: langzaam maar zeker zou goed niet goed genoeg meer zijn.

"Ik heb daar nog altijd spijt van", bekende Axel Witsel onlangs toen we het hadden over de duffe terugkeer van de Rode Duivels uit Brazilië. Met een geforceerd, ingetogen feestje eindigde het toernooi voor de fans op een sisser. "Maar je moet ons begrijpen. We waren zwaar ontgoocheld na die kwartfinale tegen de Argentijnen omdat we voelden dat er meer in had gezeten. Niemand had zin om te feesten. Wat viel er te vieren?"

Ex-bondscoach Leekens begrijpt die uitleg. "Verliezen is voor deze generatie absoluut geen gewoonte. Ook bij hun clubs spelen ze vaak aan de top en spelen ze voor een prijs of ze halen individuele trofeeën, zoals Hazard. Stukje bij beetje ga je dat als de norm beschouwen."

Zelfs de nieuwe Duivels, zoals Origi, Denayer of Carrasco, haken moeiteloos hun wagonnetje aan. Carrasco vindt dat niet meer dan logisch. "Wij komen, met alle respect, niet meer uit de Belgische competitie. We zijn allemaal jong naar het buitenland verhuisd en moesten ons meteen manifesteren in grote clubs in het buitenland." Leekens sluit zich daarbij aan. "Vertonghen, Alderweireld en Vermaelen hebben bij Ajax in de kleedkamer gezeten als jonge gastjes. Om daar overeind te blijven, moet je veel haar op je tanden hebben."

Komt daar nog bij dat de meeste 'nieuwe' Duivels opgegroeid zijn in een omgeving waar zwakte tonen gelijk staat met het predikaat 'loser'. Denayer groeide op in de ruige Anneessens-wijk, Carrasco in de buurt van Evere, Batshuayi in de schaduw van de basiliek van Koekelberg en Nainggolan leerde van zich afbijten op de Antwerpse pleintjes. "Die buurten maken je hard", zei Carrasco ooit. Aan die hardheid koppelen ze bovendien een onvoorwaardelijk geloof in eigen kunnen.

Bij de allerjongste generatie Belgische internationals is dat zelfbewustzijn zelfs zeer extreem. Denayer bekende onlangs: "Ik zou echt ontgoocheld zijn als we slechts halve finale halen in Frankrijk." Origi zweerde ons vorig jaar al: "België beseft echt niet wat voor unieke generatie voetballers we hebben. We kunnen alles winnen." Uitspraken van jongens die nooit de donkere tijden van het Belgische voetbal hebben meegemaakt.

Opbod in grootspraak

Wie laatst de citaten van Romelu Lukaku zag passeren - "We kunnen iedereen verpletteren." - moet vaststellen dat deze Rode Duivels op vijf jaar tijd van voorzichtig enthousiasme naar extreme zelfzekerheid geëvolueerd zijn. Het wordt zelfs snoeverig. Enkele maanden geleden etaleerde Kompany dat nog met verve toen hij na de winst tegen Israël en de eerste plaats op de FIFA-ranglijst de microfoon pakte. Samen met een heel stadion haalde hij grinnikend de noorderburen door de mangel. Op Twitter schreef hij vervolgens treiterig: "Vandaag mogen we chauvinistisch zijn. De Nederlanders liggen eruit en wij zijn nummer één."

Was het gidsland boven de Moerdijk voor de vorige generaties Rode Duivels een complex, dan is het voor de huidige generatie nog slechts een detail. Een rivaal die vermorzeld kan worden. Romelu Lukaku: "De vorige generatie had schrik van iedereeen. Wij hebben schrik van niemand." Op het voetbalveld is België Nederland geworden. Een land met voetballers die grootspraak de normaalste zaak van de wereld vinden.

Sterker, het wordt een opbod. Eden Hazard vorige week: "Ik wil de ster van het EK worden." En Kevin De Bruyne vervolgens: "Ik kan dat ook worden, ja." Daartussen laveert een bondscoach die het lange tijd moeilijk gehad heeft om zich te verzoenen met de nieuwe Belgische waarden. Pas sinds een aantal maanden spartelt Marc Wilmots niet meer tegen. "We gaan naar het EK voor het allerhoogste." Nooit eerder in onze geschiedenis waren we zo Oranje.