Direct naar artikelinhoud

Cubanen kunnen straks vrij in en uit hun land reizen

Voor het eerst in meer dan vijftig jaar kunnen Cubaanse burgers hun land straks vrij in en uit. Maar de opheffing van het even dure als gehekelde uitreisvisum betekent niet dat iederéén de hort op mag. Dissidenten, sportlui en academici moeten thuisblijven.

De jongste jaren waren er weinig issues die Cuba's collectieve begeerte meer beroerden dan de afschaffing van de carta blanca. Om dat uitreisvisum te bedingen moesten burgers in de eerste plaats een massa geld sparen. Het visum kostte 150 harde peso's (122 euro), bijna een gemiddeld jaarloon.

Revolutionaire ijver

Reislustigen waren bovendien met handen en voeten gebonden aan het goeddunken van de communistische bureaucratie. Cubanen die niet excelleerden in revolutionaire ijver hadden het veel moeilijker om een visum te bemachtigen dan landgenoten die wel recht in de leer waren. Havana kon de carta blanca ook zonder opgave van reden weigeren.

De autoriteiten eisten voorts dat reizigers in spe een uitnodiging uit het buitenland voorlegden en beperkten het verblijf buiten Cuba tot elf maanden. Wie langer overzee doorbracht zag zijn bezittingen (huis, auto, huisraad) in beslag genomen. Ook werd de betrokkene finaal als expat geregistreerd, compleet met verbod op terugkeer. Thuis achtergebleven familieleden konden er bij wijze van sanctie hun maandelijkse rantsoenboekje voor basisvoedsel bij inschieten, de libreta.

Aan dat beleid komt op 14 januari een einde. In de Gaceta Oficial, het Cubaanse staatsblad, is gisteren de wet gepubliceerd die de praktijk grotendeels naar de geschiedenisboeken verwijst. De wijziging maakt deel uit van een reeks voorzichtige economische (maar niet politieke) aanpassingen die president Raúl Castro doorvoerde sinds hij in 2008 zijn oudere broer Fidel opvolgde.

Líder Máximo

Het uitreisverbod, want daar kwam het visum in de praktijk op neer, werd in de prille jaren zestig ingesteld. Toen collectiviseerde de Líder Máximo de economie en voerde hij de eenpartijstaat in. In successievelijke migratiegolven, een heuse geld- en hersenloop, namen massa's Cubanen de wijk naar het nabije Florida, in de VS.

Tot aan het einde van de Koude Oorlog kregen ze daar een automatische vluchtelingenstatus. In de jaren negentig maakten Havana en Washington voor het eerst echte afspraken over migratiequota. Jaarlijks verstrekken de VS inmiddels meer dan 20.000 visa aan Cubanen. Zo'n anderhalf miljoen Cubanen wonen in Miami en omstreken.

Betekent de versoepeling van het uitreisreglement dat hun landgenoten straks machinaal naar la Yuma zullen trekken?

Neen, al is het maar omdat ze nog altijd een visum voor de VS (en de meeste andere landen) behoeven. Ook blijft een trip naar het buitenland met een Cubaans loon, zonder financiële hulp van buitenaf, een onhaalbare droom. Enkel de kleine (maar groeiende) middenklasse of mensen met banden buiten Cuba zullen van de maatregel profiteren.

Het neemt niet weg dat veel Cubanen een meerdaagse excursie naar Miami of Disney, telkens op een relatieve boogscheut van Havana, als het toppunt van nieuw te proeven ongedwongenheid aanzien, een plan dat ze al jaren koesteren voor het post-carta blanca-tijdperk.

Maar niet iedereen trekt voordeel uit de afschaffing. "De actualisering van het beleid houdt rekening met het recht van de staat om zich te beschermen tegen de subversie van de VS en haar bondgenoten", zegt het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Met andere woorden, dokters, wetenschappers en sportlui blijven onvrij. "We behouden de maatregelen ter bescherming van ons menselijk kapitaal tegen de talentenroof door rijke landen", heet het.

Ook dissidenten en opposanten mogen hun eiland niet af, tenzij om zich voor altijd uit Cuba te laten verbannen. "Toch zal ik naar het buitenland proberen te reizen", schrijft Yoani Sánchez, een bekende tegenstander van het regime, op haar blog.