Direct naar artikelinhoud

'Proust heeft me gered'

Hoe doe je dat: elke dag drie uur live trage radio maken op Klara, dat zo poëtisch doen én daarnaast nog een boek schrijven? Door te focussen op de essentie, vertelt Bart Stouten (58). 'Vanuit het idee dat elke dag sedert dat ongeval toch een gunst is, denk ik: ik ben er nog en ik kan wel iets doen. Ik verdoe geen tijd meer.'

Het was kwart over vijf toen hij uit zijn bed sprong, dat woord gebruikt hij letterlijk, en voegt eraan toe: "Met de grootste animo." Bijna vier uur later staat op het schermpje van je autoradio al 'Klara. Klassiek leeft'.

"Goeiemorgen", zegt dan de stem van Bart Stouten. "Geen Disney-begin hier. Even naar het pleidooi van de ziel luisteren." Je hoort Csárdás van Vittorio Monti door Philippe Graffin en Claire Désert - dat zegt hij, dat zegt het schermpje en dat zegt Shazam. iTunes heeft al flink verdiend aan Bart Stouten. Psychologen dan weer wat minder. Eerder zei Klara-hoofd Chantal Pattyn dat Bart Stouten en zijn programma een therapeutisch effect hebben op de luisteraars.

Dat vervult hem wel: "Ik antwoord op de vragen die ik zelf oprecht voel bij het beluisteren van de muziek. Als ik een werk van Ervín Schulhoff aankondig, is het belangrijk om dit te weten: die man werd niet oud, stierf in een concentratiekamp; welke invloeden speelden daar? Herken ik het idioom van Sjostakovitsj?

"Dat vraag ik me allemaal af bij het beluisteren van de muziek die de samensteller me voor de dag nadien bezorgt en daar probeer ik antwoorden op te vinden. Als de muziek wat cerebraal klinkt, zoals bij een fuga van Bach, kan ik iets vertellen over de fugastructuur van A la recherche van Proust. Dat doe ik graag. Om te laten voelen dat alles met alles verbonden is en muziek geen eiland is, maar ankers heeft naar allerlei andere gebieden van het leven."

Wat u niet ziet op de radio, is hoe hij presenteert. Je hoort het alleen, elke ochtend op Klara tussen 9 en 12. Tijdens de muziek mailt hij, antwoordt hij op vragen van luisteraars, facebookt en schrijft al iets bij de muziek van morgen. Tussendoor eet hij een banaan.

Maar dan staat hij op, de eigen hoofdtelefoon gaat op, en als hij spreekt zie je zijn mimiek. Bewegingen van het hoofd, de handen: als een dirigent. "Ik sta er met veel passie en liefde, dat zal dat therapeutisch effect wel verklaren. Maar nu, om 12 uur, ben ik wel vermoeid."

Is het programma, de muziek, kunst en cultuur in het algemeen, ook therapeutisch voor uzelf?

Bart Stouten: "Cultuur en kunst spelen zeker een grote troostende rol in mijn leven. Daarover ging Kersen eten om middernacht, mijn eerste boek. Over de muziek die me in de meest cruciale en moeilijke momenten in het leven heeft geholpen. Maar het is te beperkend om kunst alleen te zien als troostende drager. Als ik denk aan het werk van Beckett: dat is aartsmoeilijk. Kunst moet niet alleen mooi zijn; ze kan me ook helemaal omverblazen of binnenstebuiten keren."

Op tafel ligt Bidden om verboden vruchten, de nieuwe roman van Bart Stouten. De 15-jarige Kaius woont in Borgloon; zijn leven draait om Anna, Duivel en André. Nergens staat 'autobiografisch', maar toevallig woonde Stouten tot z'n vijftiende in diezelfde Limburgse fruitgemeente met prachtige kerkdorpen als Kerniel, Hoepertingen, Jesseren, Hendrieken, Broekom, Gors-Opleeuw en, jawel, Kuttekoven.

"In mijn vorige boek hanteerde ik de ik-vorm, maar toen ik dit schreef kwam er een ongemakkelijk gevoel naar boven. En als ik er fictionele elementen aan toevoegde, voelde ik een soort oneerlijkheid. Ik moest afstand nemen en de hij-vorm gaf me die vrijheid."

Dus is dit een roman.

"Ja, hoewel ik mezelf heel erg herken in het hoofdpersonage. Maar vreemd genoeg zijn de dingen die verzonnen en ongeloofwaardig lijken, echt gebeurd. Die bijna-verdrinkingsdood in Zuid-Amerika heb ik écht meegemaakt."

De werkelijkheid overtreft de fictie wel vaker. Maar was het nodig om, na Kersen eten om middernacht, dit boek over de jeugdjaren van die hoofdpersoon die Kaius heet te schrijven?

"De vraag is niet of het nodig was. Dit boek is vertrokken vanuit het gevoel dat ik uitgekeken ben op de onverschilligheid van deze tijd. Wil je in de metro iemand passeren, dan blijven mensen vaak staan als een koude steen.

"Dit boek is een afrekening met die onverschilligheid en daarvoor moest ik teruggaan naar dat groepje van mensen uit mijn jeugd waarbij mooie dingen gebeurden. Waarbij ik gevoelens kreeg voor dat meisje dat een beetje in nood was, dat ik zag derailleren en dat ik samen met andere jongens probeerde op het spoor te krijgen. Het is een mooi pleidooi voor de liefde geworden."

58 is Bart Stouten en toen hij vijftien was, gebeurde wat - inderdaad - de fictie overtrof. Met zijn ouders en z'n tweelingzus Kristien reed hij in de auto, net voorbij de Duitse grens, aan het Aachener Kreuz. Iets verderop raakte een auto uit de andere richting van de weg, slipte de berm over en kwam op de wagen van de familie Stouten terecht. Na enkele weken in coma werd Bart wakker. "Ik zag een witte muur met een kruisbeeld en was compleet ontheemd", zegt hij. "Ik wist niet wat er gebeurd was. En toen dat nonnetje, Schwester Anna Ursula me vertelde wat er gebeurd was, geloofde ik het niet. 'Ik ben aan het dromen en morgen word ik wakker en is het niet waar.'"

Het was wel waar. Stoutens ouders overleefden de klap niet, zijn zus overleed een week later. Terwijl hij in coma lag. Begrafenissen maakte hij niet mee, plots was de jongen alleen. Daarover ging Kersen eten om middernacht, dat vorige boek, maar je kunt er niet niét over praten. Dat begrijpt hij. En dat doet hij ook. Er is een voor en een na.

"Je moet van de doden geen goden maken", zegt hij. "Een stèle of monument richt ik er niet voor op. Ik wil me er ook niet in wentelen. Dat verleden is voorbij en die mensen zijn dood. Punt amen uit. Maar het is wel fijn dat achter die vreselijke gebeurtenissen dat hinterland toch een beetje paradijselijk was. En ik weet niet of dat meisje mijn boek zal lezen. Maar het zou wel mooi zijn."

Een monument of een stèle is niet nodig, zegt u. Maar wat met het cliché dat 'verdriet wegebt en alleen leegte blijft'? Ik geloof dat niet.

"Wat er gebeurd is, heeft me gemaakt wie ik ben. En wie me leert kennen, heeft daar soms problemen mee. Ik reageer soms anders dan andere mensen en ik kijk anders naar de waarde van liefde, de betekenis van een hoogstaand leven en de schoonheid van kunst. Dat ongeluk heeft daar een koevoet onder geplaatst.

"Natuurlijk blijft verdriet, maar er is ook een mooie keerzijde. Dat zijn de boeken, de gedichten, die radioprogramma's. Daar klamp ik me aan vast en ik ben trots dat dit boek er ligt. Een boek dat ik met de brokstukken uit het verleden heb kunnen samenstellen."

Toen u dat meemaakte, was er van slachtofferhulp geen sprake. Dus moet er zelf een moment geweest zijn waarop u zich voornam: ik moet rechtkrabbelen.

"Ik had veel hulp van dat zustertje en van de leraar Latijn die me in zijn gezin in Zoutleeuw opnam. En verder is Proust mijn EHBO geweest. Mijn redder in nood. Een vriendin van mijn mama had dat boek mee op bezoek in dat ziekenhuis en Schwester Anna Ursula heeft me dat helpen lezen. Ik zag parallellen in het feit dat Proust een poging deed zijn leven als schrijver zin te geven door terug te blikken op een verdronken leven.

"Mijn liefde voor het woord heb ik aan hem te danken. Vanuit het woord heb ik altijd een stuwende kracht gevoeld en nog steeds helpt het woord me andere dingen te begrijpen."

Het woord en de muziek, die u van uw moeder meekreeg.

"Ik speelde piano en mijn biologische moeder én mijn pleegmoeder hebben dat heel erg gestimuleerd. Tijdens mijn eerste drie levensjaren speelde mijn mama platen van Bach; ik was er dus door geconditioneerd.

"Mijn pleegmoeder was een fantastische zangeres die me meenam naar de kerk in Zoutleeuw waar ik jarenlang orgel speelde. Daar heb ik alles meegemaakt wat kon: partituur weg, partituur omgekeerd... ik leerde zwemmen in de vijver van de muziek en kreeg dus een enorme fascinatie voor de improvisatie van Bach op het orgel en hoe hij die kunst haalde bij Buxtehude in Lübeck."

Altijd en overal komt Bach terug.

De Nederlandse tv-presentator Paul Witteman noemde Bach onlangs de belangrijkste man in zijn leven. Hij had er meer van geleerd dan van zijn eigen vader, zei hij. Maar hij vreesde wel dat Bach z'n eigen muziek minder mooi speelde dan de uitvoeringen van vandaag.

"Dat zou kunnen. Ik heb in ons archief een stuk beluisterd van Camille Saint-Saëns die zijn eigen tweede pianoconcerto in g-klein speelt en dat was ontzettend ontgoochelend. Dus ik weet niet hoe Bach zijn fuga's zou spelen. Ik denk met veel rubato. Als je nu Angela Hewitt die toccata's en partita's hoort spelen, dat is toch gigantisch mooi? Ze steekt er veel dynamiek in die Bach zeker ook gewild zou hebben."

In dit vergaderzaaltje van de August Reyerslaan is het niet makkelijk, maar we keren terug naar Borgloon. Jaren '60: Bart Stouten wilde wat in dat dorp ongetwijfeld iedereen deed. Hij wilde op zondag naar de kerk gaan, maar dat mocht niet. Moeder had haar job te danken aan de socialisten en stapte braaf mee in de 1 mei-stoet. "Daarover geen onvertogen woord", zegt hij. "Maar ze wilde niet dat ik naar de kerk ging. Wat bij mij natuurlijk alleen maar een hoop spirituele verzuchtingen aanzwengelde.

Geloven was maar één van die verboden vruchten in dat bestaan in Borgloon.

"Ik mocht van mijn mama eigenlijk weinig buitenkomen omdat ik astma had, en in de fruitstreek lokten de pollen van die bomen astmacrisissen uit. Nu heb ik geen astma meer en kan ik betoverd worden door de schoonheid van die streek. Maar de wandelingen naar dat meisje waarover ik in het boek vertel, moesten stiekem."

Anna heet ze in uw boek. Leeft ze nog?

"Ze heet niet echt Anna, in het boek gebruik ik die naam omdat ik Anna Luyten (de journaliste, red.) zo bewonder. (met een lach:) Ik denk wel dat ze nog leeft. Misschien is ze wel een Facebookvriend van me."

Hoe letterlijk is de zin die uw mama uitsprak: 'Je gaat toch niet bij de andere equipe spelen?' Waarmee ze bedoelde dat je van jongens zou houden.

"Homoseksualiteit werd in mijn jeugd onderdrukt en ik ging daar op een passieve manier mee om. Ik liet het gebeuren, stelde er niet te veel vragen bij; ik was dociel en braaf. In het socialisme van die dagen was het ook geen issue. Alleen bij programma's op de VARA hadden Sonja Barend en Koos Postema het er wel eens over.

"Ik was niet rebels, maar ik leed er wel onder. Er zijn veel momenten van homofobie geweest, soms nog zelfs. Maar ik ben vrijgevochten en heb me ermee verzoend. Ik maak er geen punt van, alleen zal ik het in poëzie of in boeken niet wegstoppen."

Verzoenen klinkt negatief.

"Ik zie de homofobe tendenzen weer toenemen. Volgens mij heeft het te maken met de islamofobie en als reactie daarop gaan meer moslimjongeren zich homofoob opstellen. Er is ook repressieve tolerantie. Op Facebook heb ik wat mensen moeten defrienden die schreven dat ze me een geniaal schrijver vonden of een fantastische radiomaker maar 'kon ik nou toch eens zwijgen over jongens'. Dat vind ik heel erg. Zelfs in mijn directe kringen zie ik het."

In curves gaat het, zegt hij. Zoals alles. Weet hij, want Stouten kijkt de wereld rond. Zeven keer Japan. Vijf keer Syrië: Aleppo, Hama, Damascus, Latakia, Palmyra - hij zag het. "Vrienden van me wonen in een christelijke enclave in Hama en met hen heb ik nog contact via Facebook. Van een vriend in Aleppo heb ik al een tijdje niks meer gehoord. Ik hoop dat het goed met hem gaat.

"Mijn reizen naar Syrië behoren bij de mooiste die ik ooit maakte. Ik heb daar de meest fantastische en intelligente mensen ontmoet. Al die mooie elementen uit de islamitische cultuur worden hier vaak verbrod of verdonkeremaand of onzichtbaar gemaakt door krachten die elkaar uitlokken. Dat is niet goed: we zouden er alles moeten aan doen om die te ontzenuwen.

"Ik weet wel dat de Koran zegt dat homoseksualiteit niet goed is en ik kan veel dingen uit dat boek laken. Maar er zijn zo veel andere elementen uit die cultuur die je alleen maar kunt leren kennen als je er op bezoek gaat. Die mensen in Syrië hebben een gevoel voor gastvrijheid waar wij enkel kunnen van dromen."

Hoe komt het dat bij ons die gastvrijheid wegviel en de onverschilligheid opdook? Hier vlakbij, onder de brug aan de Reyerslaan, zag ik net twee tentjes van daklozen. Duizenden auto's reden voorbij en niemand doet iets.

"Het neoliberalisme heeft van ons heel egoïstische mensen gemaakt. We zijn bezig met consumptie, met onze voorkeurtjes en met identiteit met de grote I. Zo op onszelf gekeerd dat we de ander steeds minder zien als iemand die ons kan verrijken."

Ziet u tegenbewegingen? De betreurde Gerard Mortier vertelde me dat hij op een bepaald moment beslist had niks meer te bezitten en dat dat een enorme vrijheid gaf.

"Ik heb in mijn boeken óók een selectie gemaakt; 10 procent overgehouden. En je mag het komen verifiëren als je me niet gelooft: ik heb thuis alleen nog een bed, een tafel, een pen en een computer. Zelfs geen zetels meer. Ik kan je niet ontvangen omdat ik geen zetel heb en ik heb zelfs geen bier in huis. Ik wil dat allemaal niet meer. Ik had ook te veel kleren.

"Ik ben veel gelukkiger nu met dat minimum minimorum en dat spartaanse leven. Het is zoals mensen die eerst ziek worden om na die ziekte anders te gaan leven."

Vanwaar komt dat?

"Ik heb ontdekt dat ik heel weinig nodig heb. Mijn focus werden het woord en de muziek. Met de resterende tijd die ik nog heb, en vanuit het idee dat elke dag sedert dat ongeval toch een gunst is, denk ik: ik ben er, ik ben er nog en ik kan wel iets doen. Dat wil ik verzorgen. Ik kom thuis en ik begin te schrijven. Ik verdoe geen tijd meer."

Wel aan Facebook.

"Ja, want Facebook is een poëtisch medium. Ik kan er gevoeligheden uittesten en bepaalde tekstfragmenten of gedichten plaatsen. Als daar goed op gereageerd wordt, dan gebruik ik het ook. Ik test dingen uit via Facebook. Ik heb ook geen zin om de hele tijd vrienden te bezoeken en daar mijn avonden te verdoen. Dat kan via Facebook. Dat is geen pleidooi voor een egoïstisch leven, wel een pleidooi om na te denken over wat je echt nodig hebt, wat je echt graag doet, waarin je goed bent en wat je leven zin geeft. En dat te verzorgen."

Op Twitter schreef u eens: 'Fuck Uplace.' Dat had ik van u niet verwacht.

"Ach. Ik ben gewoon verschrikkelijk boos dat in dagen waarin genoegzaam, ad nauseam, is aangetoond dat we uitgekeken zijn op die shoppingmalls en dat ze leeglopen, zoiets tóch gepland wordt. Mensen moeten gestimuleerd worden om boeiende dingen te doen en niet om nog meer te consumeren.

"Waarom bouwen ze niet zoiets als het Institut du Monde Arabe in Parijs? Waar mensen kunnen kennismaken met Arabische films en boeken. Je kunt prachtig entertainment bedenken dat iets doet aan de intellectuele verheffing van de mensen. Dát is interessant."

Grappig is dan wel dat u, na een uitzending van Reyers laat, door Anderlecht-manager Herman Van Holsbeeck werd uitgenodigd om aan zijn voetballers een lezing over wereldliteratuur te komen geven. Net aan jongens die zot zijn van dure designerkledij en snelle auto's.

"Ik was gevleid en hij heeft me al met veel honneurs ontvangen. Het idee was om die jonge voetballers een bagage mee te geven. Van Dostojevski tot Jef Geeraerts. Ik wacht nu op de definitieve uitnodiging. Ik vind het wel een mooi idee om het licht in die kelder te zijn. Als ik vanuit mijn liefde voor boeken een vonkje kan installeren bij die jongens..."

'Het licht in de kelder', dat is mooi. Dat is Bart Stouten op de radio, in zijn boeken en via lezingen wel vaker. Een vrouw uit Kruibeke schreef hem ellenlange brieven over hoe ze dankzij hem Beckett ontdekte. Hij liet mensen verliefd worden op Emily Dickinson. "Ik ben de beste verkoper van Blaise Cendrars", zegt hij, een schrijver die hem zelf via Prose du Transsibérien et la petite Jeanne de France bij het nekvel greep. Zoals Maybe van Lillian Hellman, alweer, "een koevoet onder mijn verlangen om zelf te schrijven" was.

Zijn pleegmoeder in Zoutleeuw is 95, elke zondag bezoekt hij haar. Want nu is Antwerpen zijn thuis; Stouten leeft er in bewondering voor, en eigenlijk gewoon in de 16de en 17de eeuw: wandelend tussen gevels die Rubens zag, Plantijn, de grote klavecimbelbouwer Hans Ruckers.

Naar Borgloon gaat hij nog één keer per jaar terug: op Allerheiligen. Naar het graf van mama, papa en z'n zus. Het is de stad ook van schrijver Yves Petry ("voor Yves heb ik een rabiate bewondering"), kunstenaar Gert Robijns en kersvers sp.a-fractieleider Joris Vandenbroucke. "Ik wacht altijd maar op een uitnodiging om eens in Borgloon te gaan spreken", zegt hij. "Maar ze vragen me nooit. Terwijl ik ereburger van Borgloon zou willen worden. (lacht) Grapje hoor!"

Bidden om verboden vruchten, Bart Stouten, Uitgeverij Vrijdag, 382 p., 19,95 euro.