Direct naar artikelinhoud

Plato: een denker met een gevaarlijke droom

TWINTIG GENIALE DENKERS. Van Socrates tot Freud: 20 weken lang vindt u bij de zaterdagkrant een boekje over een befaamde filosoof. Maar wat kunnen we anno 2016 nog opsteken van die 'denker van de week'? Vandaag: Joël De Ceulaer over Plato

Ik zie het hem nog zeggen. Het was mei 2004 en ik zat voor een interview oog in oog met de toen nog springlevende Pools-Amerikaanse wiskundige Benoît Mandelbrot, befaamd uitvinder van de fractale meetkunde. Hij zei het met de glimlach, maar hij meende het - er stond zelfs een uitroepteken achter zijn woorden: "Ik haat Plato!" Ja, de oude Griekse filosoof was "briljant", wist Mandelbrot, maar "een dogmaticus van de ergste soort".

Mandelbrot had met zijn fractalen (wie dat niet kent, moet de term maar even googelen) een cruciale eigenschap van de wereld ontdekt: oneffenheid, gekarteldheid, imperfectie. Een perfecte lijn of een perfecte cirkel bestaat niet. Nergens. En voor Plato was perfectie nu net het enige dat wel bestond, dat écht bestond. Niet alleen in de wiskunde. De eerste grote Griekse filosoof, het referentiepunt voor iedereen die na hem kwam, heeft ons een machtig oeuvre nagelaten dat letterlijk over alles gaat, van wiskunde tot politiek. En ook als politiek denker staat hij nu bekend als "een dogmaticus van de ergste soort".

Toen ik ruim dertig jaar geleden als student kennismaakte met de ideeënleer van Plato, was dat een revelatie. Het vergt behoorlijk wat hersengymnastiek om de krakkemikkige wereld waarin wij ons bevinden, te leren zien als een schaduw van de échte wereld, die van de volmaakte en eeuwige ideeën, waar niet alleen het idee cirkel, maar ook het idee schoonheid en het idee rechtvaardigheid zich bevinden. Die ideeënwereld, wist Plato, is alleen toegankelijk voor het pure intellect, voor denkers, voor de filosofische elite.

Iedereen kent het fameuze beeld van de grot waarin wij volgens Plato opgesloten zitten: op de muur zien wij alleen de schaduwen, maar we denken dat dat de echte wereld is. Alleen de filosoof, die de grot heeft kunnen verlaten en het zonlicht heeft gezien, weet hoe de ware wereld, die van de eeuwige ideeën, eruitziet. Probleem: als hij dat in de grot vertelt aan gewone stervelingen, lachen ze hem uit en denken ze dat hij gek is.

Dat was Socrates overkomen. Die was door een jury ter dood veroordeeld omdat hij de Atheense jeugd zou hebben gecorrumpeerd met zijn lichtjes fanatieke neiging om alles voortdurend ter discussie te stellen, in zijn zoektocht naar de essentie der dingen. Plato kwam de dood van zijn leermeester nooit te boven en hield er een diep wantrouwen in de democratie aan over. Zijn eigen politieke ambities kon hij ook niet waarmaken. Over zijn politieke utopie schreef hij zijn boek Politeia, waaraan hij bij moderne democraten een slechte reputatie overhoudt. Terecht. De droom van Plato was gevaarlijk.

Totalitair systeem

Uiteraard kan de wereld van 2.500 jaar geleden niet zomaar vergeleken worden met die van vandaag. Toch werd ook in de 20ste eeuw nog naar de Griekse denker verwezen als een voorbeeld van hoe het niet moet. Zo legde de filosoof Karl Popper, voorbeeld voor zowel Guy Verhofstadt als Herman Van Rompuy, in 1945 in De open samenleving en haar vijanden uit waarom die ideale staat van Plato niet deugt. Plato vond dat de staat niet door het gepeupel moest worden bestuurd, maar door zogezegde slimmeriken, filosofen die van bij de geboorte op die taak moesten worden voorbereid. In de utopische wereld van Plato ziet de staat met speciale kweekprogramma's toe op de vorming van een elite, een aristocratie die beter dan wie ook geschikt is om het land te leiden.

De ideale staat van Plato is niet meer of minder dan een totalitair systeem, zoals we er in de vorige eeuw een paar hebben gekend. Als ik aan Plato denk, komen mij twee denkers voor de geest: Martin Heidegger, die een nazi was, en Jean-Paul Sartre, die zelfs toen hij de gruwel al kende, het communisme bleef verdedigen.

Filosofen aan de macht? Slecht idee.

Perfectie bestaat niet. De mens is oneffen, gekarteld, imperfect. En, zoals Immanuel Kant in de 18de eeuw zou zeggen - ik parafraseer even: "Uit krom hout zaagt men geen rechte planken." Plato dacht nog dat hij dat wel kon.

Volgende week: Yves Petry over Nietzsche