Direct naar artikelinhoud

De droomfabriek van de gymnastiek

Nooit is er in de Belgische sport harder gewerkt dan door de turnsters die zich in Gent dertig uur per week bekwamen om de wereldtop te bestormen. Te beginnen op het olympisch kwalificatietoernooi dit weekend in Rio.

"Zie ze bezig: dit kan je alleen met volle goesting. Ik dacht vroeger helemaal anders over die sport. Mijn zwemmers heb ik wel eens horen klagen over te veel en te zwaar, maar dit is heel andere koek."

Lode Grossen van de Gymfed kijkt bewonderend toe, terwijl rondom ons kleine en minder kleine meisjes door het zwerk zwieren, al of niet met behulp van vervaarlijke toestellen. Grossen is van opleiding jurist en trainer A in het zwemmen, de sport waarvoor hij veel functies bekleedde en in Londen op de Olympische Spelen nog als trainer aanwezig was, tot de Vlaamse Gymfed hem in 2013 binnenhaalde als algemeen manager.

Dit weekend is het Belgisch turnen met twee ploegen op het olympisch kwalificatietoernooi (OKT) in Rio de Janeiro, in dezelfde hal waar in augustus om de medailles wordt geturnd. Bij de mannen zijn de kansen miniem, bij de vrouwen reëel.

"Ik zou heel erg ontgoocheld zijn als we het niet zouden halen", zegt Yves Kieffer, head coach van de vrouwen. De Parijzenaar kwam bijna acht jaar geleden uit Frankrijk naar Gent, met op zijn cv olympisch goud. Naar Vlaamse/Belgische normen ligt zijn lat erg hoog. "Waarom zouden wij geen medaille kunnen winnen? Zeg mij waarom?"

Hij zegt het met zachte stem, maar met enige aandrang en kijkt je aan met priemende ogen. In 2004 in Athene stond hij met zijn atlete Émilie Le Pennec tegen alle geosportieve logica in op het hoogste schavotje. Grossen, zelf een trainer, kan zijn bewondering voor Kieffer niet verbergen: "Een topper, die we moeten zien te houden. Veel zal afhangen van wat we dit jaar presteren."

2016 is een cruciaal jaar in de ontwikkeling van de Belgische gymnastiek, een sport die tot op vandaag alleen toevallige individuen naar de Spelen uitzond. Dit weekend (morgennacht om precies te zijn) zou België - zeg maar Vlaanderen als het over de vrouwenploeg gaat - voor het eerst in de geschiedenis van de moderne topsport een team kunnen afvaardigen naar de meest universele en één van de hardste sporten op het olympische programma.

In de aanloop kreeg het team wel een opdoffer van formaat te verwerken: Lisa Verschueren - een certitude - haakte in december 2015 af met hartproblemen. Ze zal er in Rio bij zijn als mascotte, op kosten van de Gymfed.

Een traan en een lach

De gymhal in Gent ligt aan de Watersportbaan, goed verborgen achter de atletiekhal. Je komt er alleen als je een lange gang van de oude Bloso-sporthal doorloopt en de weg kent. Twee deuren verder wordt beleefd gevraagd om je schoenen uit te doen: we zijn in de moskee van de gymnastiek. De witte waas van krijt in de zaal - zowat een half voetbalveld groot - verraadt drukke activiteit.

Links doen de mannen flink en rechts de vrouwen. Het zijn twee gescheiden werelden, ook al omdat de twee hoofdtrainers - een Fransman en een Nederlander - 'verschillende visies' hebben. De vrouwen van Kieffer en co. zijn de referentie. Op hen is de hoop gevestigd om geschiedenis te schrijven nadat ze zich op het WK in Glasgow net niet rechtstreeks wisten te plaatsen voor de Spelen, maar daardoor wel al zeker waren van het kwalificatietoernooi.

Het is iets over acht uur (ochtend, jawel) als we onze opwachting maken, gesecondeerd door sporttechnisch medewerker Valerie Van Cauwenberghe, die ook internationaal jurylid is. De toppers van de nationale seniorenploeg zijn nog aan de opwarming, maar aan alle toestellen wordt al hard gewerkt.

Eén heel jong meisje - een leeftijd is haast niet te schatten in deze sport - probeert steeds dezelfde beweging aan de brug, maar mist keer op keer. Af en toe dondert ze plat op haar buik in de diepe matten. Dit moet één en al passie zijn, zoals Grossen zei. Terwijl hun collega-voetballertjes uit hun Topsportschool aan de Voskenslaan in Gent nu al zaakwaarnemers hebben, betalen de gymnastjes - of liever hun ouders - per jaar 1.000 euro voor hun sportopleiding en financieren ze daarnaast zelf hun internaat.

Na elke misser klimt het meisje op het inklappende platform en gaat er weer voor, maar na de zevende poging weet ze het even niet meer en komen er tranen. Een trainster spreekt haar moed in en enkele minuten later doet ze een nieuwe poging. Deze lukt wonderwel en bij haar laatste beweging ontstaat iets wat lijkt op een glimlach. "Heel goed, dat was het", zegt de trainster. "C'est bon", knikt een man die iets verderop staat. Haar oogjes blinken.

Het was halsbrekend wat het juniortje daar deed, maar straks om 10 uur kan ze met een gerust gemoed naar de les. Er is weer een stap gezet in haar ontwikkeling, die begon toen ze zich als 4-jarige bij een turnclub inschreef en talent toonde, waarna het systeem haar oppikte en doorontwikkelde.

Het systeem heeft geen geheimen en is in alle landen min of meer hetzelfde, al zijn er die het niet te nauw nemen met de ethiek en de gezondheid van de atleten. Ook in België hebben eerdere trainers als de Nederlander Gerrit Beltman er de kantjes af gelopen.

Kieffer: "Bij mijn voorgangers zaten alle trainers neer, werd steeds dezelfde routine geoefend tot er tranen kwamen. De atleten stuurden allemaal signalen uit om te tonen hoe zwaar het wel was. Zo kun je nooit de top halen.

"Wij mikken op arbeidsvreugde, want we hadden hier een technische achterstand goed te maken en daar zijn we met hard werken in geslaagd. Het bijzondere aan het Vlaamse model is de schaarste. Daardoor werk je met talenten die je in een ander land met een groot aanbod net niet goed genoeg zou vinden, maar met wie je door hard werken net hetzelfde bereikt."

Gymnastiek is een zogeheten vroege specialisatiesport. Al in de lagere school worden trainingsuren gemaakt waarvoor profvoetballers naar de vakbond zouden hollen. In de acht Vlaamse lagere scholen die turntalenten opvangen in samenspraak met de naburige opleidingsclub en de federatie, begint het topsporttraject vanaf het vierde leerjaar. De trainingsbelasting wordt beperkt tot 16 uur per week. Tegen het begin van het middelbaar is daar de helft bijgekomen. De Vlaamse wereldtop traint 30 uur of meer per week, en één weekend op twee.

Die ochtend in de gymhal zijn na de juniores inmiddels ook de internationals onder aanvoering van ouderdomsdeken Julie Croket (21) en Gaelle Mys (24) begonnen. Dit is een D-day op de weg naar Rio: op het programma staat een generale repetitie van hun oefeningen. Vanmiddag zullen ze moeten tonen wat ze in hun mars hebben, want een dag later is er een selectiecommissie voor een tussentijds toernooi in Moeskroen tegen Duitsland en Roemenië.

Het gaat er ontspannen aan toe. Elk deeltje wordt geoefend en doorgesproken met de trainers. De voertaal is Frans, doorspekt met de Nederlandse terminologie die het trainersechtpaar Yves Kieffer en Marjorie Heuls zich in zeven jaar in Gent eigen heeft gemaakt. "Onze kinderen spreken de taal perfect, want die gaan hier ook naar school. Wij niet, maar ouders die uitleg willen in het Nederlands, krijgen die, al is het wel makkelijk dat veel mensen hier goed Frans spreken." Naast Kieffer en Heuls zijn nog twee andere Fransen - ook een echtpaar - in dienst van de Gymfed, die liefst vijftien trainers op de payroll heeft.

Na de middag, als voor echt wordt geturnd in een interne selectiewedstrijd, neemt Valerie Van Cauwenberghe de honneurs waar en jureert ze de oefeningen. Tegelijk wordt alles opgenomen op een iPad en krijgen de gymnasten directe feedback.

De hele aimabele Kieffer van de ochtend en van de lunch, verandert zijn toon en geeft een draai aan zijn volumeknop. Met een gymnaste die duidelijk last heeft van faalangst en een paar sprongen verknoeit, heeft hij geen medelijden: "In topsport moet je iets willen. Als je wilt dat we je niet selecteren, doe zo verder, maar kom het ons zeggen, dan besparen we elkaar de moeite."

Die komt aan, maar de volgende sprong lukt wel. Morgen hebben de meisjes van de topsportschool ook nog eens examen, op school deze keer.

Geen topsportcultuur

Het tussentijdse minitoernooi was overigens een meevaller, maar daar verscheen niks van in de pers. Op 3 april klopte de Belgische selectie in Moeskroen (met internationale jurering) Roemenië en Duitsland, ook twee van de tegenstanders dit weekend. Jawel, ook turnland Roemenië moet zich nog plaatsen en haalde zelfs grootheid Cătălina Ponor (28 inmiddels en dubbel goud in Athene 2004) van onder het stof. Zelfs gastland Brazilië moet zich nog kwalificeren voor de eigen Spelen. Daarnaast zijn dit weekend bij de vrouwen ook Zwitserland, Australië, Zuid-Korea en Frankrijk van de partij. Acht landen, vier tickets, do or die.

Op 8 april is de nationale selectie naar Santos bij São Paulo gevlogen. De keuze is gevallen op de ouderen Julie Croket en Gaelle Mys, naast Rune Hermans, Laura Waem, Senna Deriks en Axelle Klinckaert. Het 16-jarige supertalent Nina Derwael blesseerde zich aan de hand en haar afwezigheid is zo mogelijk een nog grotere aderlating dan Lisa Verschueren.

Voor deze Braziliaanse campagne is niks aan het toeval overgelaten. In de gymhal in Santos stond niet de brug van het merk waarop dit weekend wordt geturnd. Geen probleem, of toch wel, maar geen andere keus: een brug van het merk waarop dit weekend wordt geturnd, werd naar Santos verscheept.

Vier jaar geleden scheelde het één puntje of het team zat al in Londen op de Spelen. Deze keer moet het lukken. "Als we ons niveau halen, is er geen probleem om bij de eerste vier te eindigen."

Yves Kieffer weigert de blessure van Derwael aan te grijpen om zich in te dekken. Kieffer dekt zich nooit in. "Ik ben niet gekomen om in beperkingen te geloven", zei hij op zijn eerste persconferentie. Het kwam erop neer dat hij maar al te goed wist dat de Belgen evenveel armen en benen hadden als de Franse atleten waar hij vandaan kwam en dat er geen excuses waren om niet te presteren.

Er waren wel enkele verschillen en daar had hij het in het begin moeilijk mee. "Dit is een klein land, maar waarom denken jullie zo klein? Waarom hebben jullie geen enkele feeling voor de Olympische Spelen? Waar is jullie topsportcultuur? In Frankrijk staat het land op z'n kop voor het EK voetbal, voor de Tour, maar ook over de Spelen wordt al volop gepraat. Ik moet onze gymnastes zelf elke week - door middel van een opgelegde taak zoals een videoboodschap - eraan herinneren dat de Spelen eraan komen. Dat zouden de media moeten doen. Maar ja, jullie hebben geen sportkrant als L'Equipe en de grote kranten schijven alleen over voetbal en wielrennen."

Nood aan topsportcentrum

"Er is wel een voordeel door die kleinschaligheid", zegt Kieffer. "Als ik naar Brussel ga bij Bloso, zit ik na één telefoon samen met Lode Grossen bij het hoofd topsport Paul Rowe en die vraagt of ik lekkere koffie wil. Ja, zeg ik, en die gaat hij halen. Echt waar. Als ik in Frankrijk op mijn ministerie van Sport iemand wil spreken - want als trainer ben ik een ambtenaar - dan moet ik eerst een aanvraag indienen en krijg ik weken later de tiende secretaris in rang te zien die ook nog eens denkt dat hij de minister is.

"België heeft het niet slecht voor mekaar. Jullie hebben wel nood aan een olympisch topsportcentrum, Of liever: Vlaanderen heeft daar nood aan, want daar ben ik nu ook al achter: dit zijn twee verschillende landen. Zal ik je eens wat zeggen: de Vlamingen en de Fransen lijken beter op elkaar dan de Franstalige Belgen en de Fransen. Vlamingen zijn wat introverter dan wij Fransen, maar er zit wel ambitie in jullie. De meisjes van onze nationale vrouwenploeg zijn ongelooflijk gefocust en echte competitiebeesten die altijd willen winnen. Bij de Franstalige Belgen zie ik geen enkele ambitie. Ik hoor er alleen excuses en zie alleen gecomplexeerd gedrag.

"We wilden daar één keer in de week langs om hen te helpen. 'Bedankt, we bellen wel als het nodig is', was het antwoord. Wat dacht je: ze hebben nooit gebeld en het loopt daar voor geen meter."