Direct naar artikelinhoud

'Als de Israëlische bulldozers weg zijn dan bouwen we alles weer op'

Duizenden bedoeïenen moeten op de Westelijke Jordaanoever op last van de Israëlische autoriteiten verkassen. Hun land wordt afgepakt. Sommige veehoeders moeten weg omdat ze te dicht bij het 'veiligheidshek' wonen. Het dorpje Dqeiqa wordt helemaal gesloopt. Nochtans: 'Hier en hier alleen wil ik sterven en begraven worden.'

Mijn grootvader werd 103 en is hier begraven, mijn vader was 93 toen hij doodging. Ook hij ligt hier. Ik ben zelf geloof ik 82 jaar en ik wil hier ook worden begraven. Maar van de Israëliërs mag het niet, die komen met hun bulldozers onze huizen slopen. We moeten verhuizen."

Je moet tegen hem schreeuwen om jezelf verstaanbaar te maken, maar verder lijkt Abu Odeh nog goed bij de tijd. De oude bedoeïen kan nog vertellen hoe het bestaan was onder de Britten. Na 1948 leefde hij onder Jordaanse heerschappij. Sinds 1967 heeft hij te maken met de Israëlische bezetting.

Niet dat hij daar tot voor een tiental jaren veel last van had. De oude Abu Odeh deed met zijn uitgebreide familie wat zijn voorouders al honderden jaren deden, zonder veel te maken te hebben met de autoriteiten, of dat nu Turken, Britten of Jordaniërs waren. Ze hoedden in de streek ten zuiden van de oude bijbelse stad Hebron hun geiten, schapen en kamelen. Van de opbrengst van die veestapel - de verkoop van kaas, melk, vlees - valt redelijk te leven. Soms wat beter, soms wat minder goed, inshallah.

Abu Odeh en zijn uitgebreide familie wonen in Dqeiqa. Veel verder zuidelijk kun je niet op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever. Een paar honderd meter achter het rommelige dorp is het 'veiligheidshekwerk' opgetrokken dat Israël van de Westoever scheidt.

Kaal land is het, vol stenen, groot en klein, met ertussen wat dappere begroeiing. Zomers ongenadig heet, nu, in de winter, kil en winderig. Regen valt hier zelden, maar als het gebeurt, dan kan het zondvloedachtige trekjes vertonen.

De verharde weg stopte een vijftal kilometers terug bij Hameeda, ook al zo'n oord vol rommelige rechthoekige optrekjes, schuurtjes en tenten. Daar ook is de school. De achterkleinkinderen van Abu Odeh lopen er elke dag heen, 12, 13 kilometer in totaal. Worden ze hard van, zegt hun overgrootvader.

Vanaf de muur kijken Yasser Arafat en de Palestijnse president Mahmoud Abbas goedkeurend toe. Die portretten hangen er 'omdat dat zo hoort', zegt het schoolhoofd. Zijn maandelijkse salaris (3.000 Israelische shekel, 600 euro) wordt door de Palestijnse Autoriteit vanuit Ramallah overgemaakt, maar daar blijft het bij. De bedoeïenen worden door de meeste Palestijnen met de nek aangekeken - het is net zoals veel Europeanen zigeuners bejegenen. Dieven zijn het, krijg je vaak van 'stadse' Palestijnen te horen, die ongeletterde bedoeïenen met hun veelwijverij en hun grote kinderschare.

Ook al zou de Palestijnse Autoriteit zich meer willen bekommeren over mannen als Abu Odeh, dan nog zou dat niet kunnen. De meeste bedoeïenen leven op land dat als 'C' wordt gekwalificeerd, land dat rechtstreeks onder de Israëlische militaire autoriteit valt, in totaal 60 procent van al het land op de Westoever.

De Palestijnse Autoriteit van president Abbas heeft er niets te zeggen. Weinig van de in totaal 150.000 Palestijnen die in 'C' wonen krijgen bouwvergunningen - vol woede zien ze vanuit hun overbevolkte steden en dorpen echter wel de kranen draaien in de vele tientallen Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever.

Op de hele bezette Westoever - in de Jordaanvallei, het gebied ten oosten van Jeruzalem - wordt de laatste tijd door de Israëliërs werk gemaakt van gedwongen deportatie van bedoeïenen. Bij de grote nederzetting Maale Adumin zijn ze al jaren weg (ze leven nu in het Jahalinkamp nabij een vuilstort), langs de snelweg nummer 1 dienen de oorspronkelijke bewoners nu ook te vertrekken. Het gaat om vele duizenden mensen.

De Israëliërs willen de gemeenschap van Dqeiqa geheel ontruimen - alles moet weg: de begraafplaats, de school, de moskee met de luidspreker die door zonne-energie gevoed wordt. De reden? Dqeiqa ligt te dicht bij het hekwerk dat Israël van de Westoever scheidt. Bovendien meent de Israëlische bezetter dat de bewoners van Dqeiqa zich op hun geïsoleerde plek niet zelfstandig kunnen onderhouden.

Advocaten van de Israëlische mensenrechtenorganisatie Rabbis for Human Rights hebben de laatste weken bij de Hoge Raad geprocedeerd tegen de in totaal 74 sloopbevelen. Zij oordelen dat de gedwongen verhuizing van de inwoners van Dqeiqa strijdig is met het internationaal recht. Afgelopen donderdag werd duidelijk dat het pleit is beslecht: Dqeiqa zal worden ontruimd.

Het wachten is op de soldaten en de bulldozers. Abu Odeh: "Wij zullen geen verzet bieden, wij zijn geen mensen van geweld. Maar als ze weg zijn dan bouwen we alles weer op. Ik laat mijn grootvader en vader niet in de steek. Hier en hier alleen wil ik sterven en begraven worden."