Direct naar artikelinhoud

U wilt geen tweederangsjob? Hopelijk bent u blank en hoogopgeleid

Ons land kampt met een arbeidsmarkt met twee snelheden. Wie niet de 'juiste' afkomst of een voldoende hoog opleidingsniveau heeft, dreigt eeuwig in tweede klasse te blijven spelen.

Dat is de voornaamste conclusie uit de allereerste socio-economische monitoring, een initiatief van de FOD Werkgelegenheid en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding.

In 2006 besloten die samen de schouders te zetten onder de uitbouw van een nieuw meetinstrument dat de afkomst en migratieachtergrond van mensen moet linken aan hun positie op de arbeidsmarkt in ons land. Voor het eerst werd hiervoor niet gebruik gemaakt van steekproeven, maar werd de sociaal-economische positie van de hele actieve bevolking in België (18-60 jaar) in kaart gebracht. Dat resulteerde in een turf van een studie, boordevol cijfers en statistieken, en enkele duidelijke conclusies. "De bal ligt nu in het kamp van de politiek", vatte Jan Vanthuyne, directeur-generaal van de FOD Werkgelegenheid, na de voorstelling samen.

Dat mensen met een andere etnische achtergrond het op onze arbeidsmarkt een stuk lastiger hebben dan de doorsnee Belg met Belgische voorouders is oud nieuws. Dit vertaalt zich dan, zo blijkt zwart op wit uit het onderzoek, in lagere lonen, minder carrièreperspectief en lastiger werkomstandigheden. Dat je in eerder precaire sectoren zoals de bouw of de horeca een pak meer laaggeschoolden of mensen van buitenlandse origine aantreft, is ook al niet zo verrassend. "Maar net doordat we zo grondig te werk zijn gegaan, kunnen we nu heel wat clichés of halve waarheden beter nuanceren en ons beleid differentiëren in functie van de etnische origine, het geslacht en de opleidingsgraad van de verschillende doelgroepen", stelt Jan Vanthuyne.

Blanke dertigers

"Als deze monitoring één ding duidelijk maakt, dan is het wel dat 'dé vreemdeling' gewoon niet bestaat. Net zomin als dé Belg van allochtone afkomst. Terwijl amper 40 procent van de buitenlanders uit de vroegere EU-14 - zoals Italianen - in ons land intussen effectief Belg geworden is, blijken die buitenlanders wel heel goed geïntegreerd op onze arbeidsmarkt. Daar staat tegenover dat 45 procent van de Afrikanen in ons land intussen wel de Belgische nationaliteit hebben, maar dat zij op de arbeidsmarkt veel zwaarder in de klappen delen. En ook binnen de verschillende etnische groepen bestaan er heel grote verschillen qua positie en participatie op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld tussen mannen en vrouwen van Noord-Afrikaanse origine."

De allerbelangrijkste vaststelling uit dit onderzoek is er toch één van structurele aard: de Belgische arbeidsmarkt functioneert absoluut niet zoals het hoort. Erger nog: we zitten in ons land met een primaire en een secundaire arbeidsmarkt opgescheept.

Startlonen

De primaire arbeidsmarkt wordt grosso modo bevolkt door goed opgeleide, behoorlijk betaalde blanke dertigers, die grotendeels in een bediendestatuut werken. De secundaire biedt vooral lager aangeschreven jobs, niet zelden tijdelijk of deeltijds, waarin de werknemers het moeten stellen met minder zekerheid, lagere lonen en weinig of geen carrièreperspectieven. Eens aan de slag op die secundaire arbeidsmarkt maak je amper kans om ooit nog in de primaire aan de slag te raken.

Jan Vanthuyne van de FOD Werkgelegenheid reikt me teen ook een mogelijke oplossing aan. "We hebben nood aan een aantal structurele ingrepen", klinkt het. "Neem nu de startlonen, die hier heel hoog liggen, waardoor werkgevers ook bij aanwerving de lat extreem hoog leggen. Mensen die al jarenlang op de secundaire arbeidsmarkt kamperen, maken amper een kans op hoger aangeschreven jobs. Misschien moeten we een soort instaploon creëren waarbij de loonkost voor de werkgever een stuk lager ligt, zodat ook kandidaten met een lager opleidingsniveau, andere origine of hogere leeftijd nog behoorlijke kansen krijgen. Dit is overigens ook al jarenlang een aanbeveling van de OESO voor ons land."

Last but not least toont dit onderzoek ook aan dat ook de Belgen die niet werken doorgaans beter af zijn dan de niet-actieven van buitenlandse origine. De Belgen zitten meestal in een 'gunstige' positie van inactiviteit: ze krijgen een werkloosheidsuitkering of genieten van hun (brug)pensioen. Dat ligt vaak anders voor mensen van een andere origine die niet werken: vaak hebben zij geen officieel inkomen.

JOZEF DE WITTE (CENTRUM GELIJKE KANSEN)

'Nood aan meer maatwerk: dé allochtoon bestaat duidelijk niet'

"We beschikken nu voor het eerst over een instrument om de impact van het gevoerde beleid echt te meten op het terrein," stelt Jozef De Witte, directeur van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. "En dat toont duidelijk aan dat bepaalde mechanismen die ingebakken zitten in onze arbeidsmarkt de toegang ertoe bemoeilijken voor flink wat kansengroepen. Gaande van leeftijdsbarema's tot hoge startlonen. Structureel ingrijpen lijkt me inderdaad zinvol, maar tegelijk moeten we ook het doelgroepenbeleid - waarbij iedereen in eenzelfde zak wordt gestopt - in vraag durven stellen. Want dé allochtoon of dé jongere bestaat duidelijk niet. Meer maatwerk dringt zich dus op, en daar zijn ze bijvoorbeeld ook bij de VDAB al langer van overtuigd."