Direct naar artikelinhoud

Margaret Thatcher, ijzeren dame met veel koosnaampjes

De tijd verzacht de waarneming. Dus zal The Iron Lady, hoe sentimenteel ook, best wel meevallen. Maar in afwachting wordt Yves Desmet weer even de jonge student, voor wie Margaret Thatcher symbool stond voor alles waar hij toen tegen was.

k was 19 toen Margaret Thatcher in 1979 prime minister van Engeland werd, en op dat ogenblik driftig betogend tegen de plannen om het inschrijvingsgeld aan de Belgische universiteiten te verhogen tot de astronomische som van 250 euro.

We waren de iets te laat geboren generatie, nakomertjes die met een decennium mei '68 hadden gemist, en razend jaloers op al dat revolutionair-romantische dat we niet hadden mogen meemaken. Een studentengeneratie waarbij de vraag niet eens was of je links was, maar uitsluitend hoe links je wel was. Een wat uitzichtloze generatie ook, die behalve wat nepstatuutbanen geen werk zou vinden in de vroege crisisjaren '80.

Voor die generatie was Thatcher de gedroomde vijand. Zelfs tien jaar later zou dat sentiment onveranderd blijven. Ze was toen, onbegrijpelijk voor ons, nog altijd eerste minister, en Elvis Costello schreef een lied over haar: 'Tramp the dirt down'. Vrij vertaald gaat dat zo: 'Toen Engeland de hoer was van de wereld/ was Margaret Thatcher haar Madam/ en de toekomst leek zo glanzend en helder als zwart asfalt (..) Ik wil lang genoeg leven om ervan te genieten/dat als ze je eindelijk in de grond stoppen/ ik op je graf kan staan en de aarde kanaanstampen.' Dat vonden wij best nog vriendelijk uitgedrukt.

Milk Snatcher

Die viscerale afkeer had kleine en grote redenen. Eén van de kleintjes was een wapenfeit uit haar jaren als onderwijsminister, toen ze de gratis melkbedeling op de Engelse lagere scholen had weggesaneerd. 'Thatcher, the milk snatcher' was maar één van haar talrijke koosnaampjes.

De afkeer die wij voor haar hadden, had zij voor alles wat maar naar publieke dienstverlening zweemde. Publieke scholen werden gekort, private aangemoedigd. Drie decennia voor de intellectuele goeroe van Bart De Wever (N-VA), Theodore Dalrymple, op het idee kwam, betoogde zij al dat armoede voornamelijk de schuld van de armen was, en dat de enige methode om ze daaruit te krijgen, het afnemen van hun uitkeringen was.

Het orgelpunt was haar uitspraak in 1987 dat there is no such thing as society, only individuals. Haar privatiseringsmanie ging zover dat één van haar eigen conservatieve partijgenoten, Julian Critchley, ooit opmerkte: Maggie cannot see a public institution without hitting it with her handbag.

Wie wel in de gunst lag, waren de rijken: zij moesten door forse belastingverminderingen aangemoedigd worden om nog meer welvaart te creëren, die dan wel vanzelf naar de andere bevolkingslagen zou doorsijpelen. De Britse succesauteur Jonathan Coe zou dat tijdperk mooi vereeuwigen in zijn schitterende debuutroman, de satire What a Carve up!. Die roman focust op een upper class familie in de Thatcher-jaren, bestaande uit een hypocriete tabloidcolumniste die haar gal op de armen spuwt, haar ambitieuze en cynische broer-politicus, een hebzuchtige kunstgalerijhouder, een investeringsbankier en een wapenhandelaar. Ziedaar de fanclub van Attila the Hen, nog één van haar bijnaampjes. Veel ruimte voor nuance was er toen ook al niet in het publieke debat.

Kruisraketten

Maggie deed werkelijk al wat ze kon om ons op de zenuwen te werken. Ook al was ze retorisch tegen de apartheid in Zuid-Afrika, ze was tegelijk de grootste tegenstander van sancties tegen het land, en ze ontving met de grootste égards alle vertegenwoordigers van het apartheidsregime in Downing Street 10. Nelson Mandela en zijn ANC werden door haar ooit omschreven "als een zoveelste terroristische organisatie". Zij was degene die het Amerikaanse voornemen om overal in Europa kruisraketten op te stellen onmiddellijk een briljant idee vond, en dat ook ging promoten bij haar Europese collega's. Voor ons, die afwisselend meeliepen in anti-apartheids- en vredesbetogingen was ze de ideale kop van Jut.

Haar meest heroïsche strijd was die tegen de vakbonden. Midden jaren 80 besloot ze tot een grootschalige sluiting van meer dan de helft van de koolmijnen. De andere werden geprivatiseerd. Het ging om tienduizenden banen, en het protest ertegen werd hardhandig neergeslagen door oproerpolitie.

Meer dan een jaar lang - in tijden waar één stakingsdag al als een nationale ramp werd voorgesteld is het moeilijk te begrijpen - gingen de mijnwerkers onder leiding van Arthur Scargill in staking. Uiteindelijk zouden ze het pleit verliezen zonder de minste vorm van compensatie.

Thatcher, die twee jaar daarvoor een operette-oorlog in de Falklands had uitgevochten, schuwde de oorlogsretoriek niet. We had to fight the enemy without in the Falklands. We always have to be aware of the enemy within, which is much more difficult to fight and more dangerous to liberty, zei ze in een speech in 1984. Zelden had iemand de Engelse samenleving zo zwaar verdeeld. Ook over die verschrikkelijke jaren van uitzichtloze sociale achteruitgang schreef, alweer, Jonathan Coe een meesterwerkje met The Rotters' Club.

Samen met Reagan was ze ook de grote promotor van het gedachtegoed van Hayek en zijn Oostenrijkse school van tussenoorlogse liberale denkers. Dat leidde tot een reeks van privatiseringen, de deregulering van de financiële markten en het uitkleden van de publieke sector.

Ballen

Het doorslaan van het wilde kapitalisme, waartegen vandaag niet alleen de 'Indignados' maar ook de meeste economen protesteren, is naadloos terug te brengen tot de beleidsomslag die deze vrouw veroorzaakte. De onlangs overleden Britse tophistoricus Tony Judt, heeft zich bij herhaling met verbazing afgevraagd hoe het mogelijk was dat de westerse samenleving die van grofweg 1900 tot aan Thatcher volgens voornamelijk sociaal-democratische en Keynesiaanse principes werd geleid en bestuurd, daarna zo drastisch het ultraliberale model omarmde, met de huidige crisissen en toenemende inkomensongelijkheden tot gevolg. Misschien moeten we het eens vragen aan Guy Verhofstadt, in zijn jonge jaren nog een fan van die recepten - hij werd toen ook baby-Thatcher genoemd - maar vandaag toegevend dat hij zich toen behoorlijk vergiste.

Thatcher, moet je ook toegeven, was een formidabele tegenstander, die ook bewondering afdwong. Om een jaar lang een mijnwerkersstaking te trotseren, moet je ballen aan je lijf hebben. Dat bewees ze bij herhaling. Toen haar meer gematigde partijgenoten bleven aandringen op een koerswijziging, antwoordde ze hen op het Conservatieve partijcongres met de legendarisch geworden uitspraak: The Lady's not for turning.

En tegelijk konden we niet anders dan goedkeurend glimlachen toen ze zich ooit liet ontvallen: If you want something spoken about, ask a man. If you want it done, ask a woman.

Dertig jaar later moet je zelfs toegeven dat ze in een paar punten gelijk had. Vorig jaar nog gaf Labourleider Ed Milliband toe dat in de jaren 80 een aantal zaken te ver in hun richting waren doorgeslagen: de verplichting om vakbondslid te worden vooraleer je in veel instellingen en bedrijven aan de slag kon, stakingen zonder voorafgaande stemmingen in het bedrijf, het verbod voor sociale huurders om ooit hun woning te mogen kopen en belastingschalen die soms opliepen tot 70 en 80 procent. Dit alles had gezorgd voor een behoorlijk vastgeroeste samenleving, die Thatcher zowat op haar ééntje doorbrak. Een politieke prestatie zonder veel voorgaande, wat je er inhoudelijk ook van vindt. In die zin was ze zelfs de geestelijke moeder van The Third Way van Tony Blair, waarin die een nieuw compromis tussen sociaal-democratie en vrije markt trachtte te vinden.

Het was een formidabele vrouw, die je onmogelijk onberoerd kon laten: je vereerde haar, of je haatte haar. Daarom betwijfel ik of ik veel genoegen ga beleven aan een film waarin ze dementerend een kopje thee afwast, mijmerend over haar overleden echtgenoot Dennis. Daarvoor heb ik iets te veel respect voor de vrouw die ik met zoveel genoegen gehaat heb.