Direct naar artikelinhoud

Belgische journaliste leert Nederland alles over Belgische clichés

“Vlaming valt over hoofddoek, Waal kookt couscous.” Leen Vervaeke (28), journaliste op de buitenlandredactie van de Volkskrant, probeerde vanaf januari deze en andere Vlaams-Waalse clichés te ontmaskeren. In een vijfdelige reeks sprak de West-Vlaamse met politologen, werklozen, supermarktmedewerkers en hulpverleners. Zo wilde ze een antwoord geven op de vraag die Nederlanders haar altijd stellen: “Waarom kunnen de Vlamingen en Walen het zo moeilijk eens worden?”

Ze merkte dat Nederlanders vaak een simplistisch beeld hebben van de Belgische samenleving. “Ik wilde uitleggen hoe alles nu werkelijk in elkaar steekt”, zegt de in Amsterdam wonende Vervaeke. “En ook waarom het zo moeilijk is voor Vlaamse en Waalse politici om tot een akkoord te komen.” Daarom besloot ze om vijf clichés aan te kaarten en grondig uit te spitten. Stereotypen die in Nederland niet wijdverspreid zijn, maar vooral in België zelf gekoesterd worden. Vervaeke: “Er bestaat daarover vanuit Nederland een slechte voorkennis. Misschien dat diepgravende artikels iets kunnen veranderen.”

Het dorpje Overijse in de Vlaamse rand rond Brussel doet dienst om de taalstrijd aan te kaarten. Een pizzeria die geboycot wordt door sommige Vlamingen omdat de uitbater geen Nederlands spreekt, is slechts één voorbeeld van de vele fricties. Ze vertelt over Vlaamse groeperingen die op patrouille gaan om tweetalige reclamefolders tegen te gaan en Franstalige handelaars intimideren. Dat deze situaties evenwel een randverschijnsel zijn, erkent ze ook. Zo merkt ze op dat steeds meer Walen Nederlands leren en hun kinderen naar immersiescholen sturen. Of, zoals een lerares het verwoordt: “Tweeënhalve maand geleden hadden deze vijfjarigen nog nooit een woord Nederlands gehoord, nu snappen ze bijna alles.”

Vervaeke portretteert ook de Waalse Ingrid, een vrouw die jarenlang werkloos was, maar nu werk heeft gevonden in Vlaanderen. “Veel van mijn vrienden in Charleroi zijn bang om in Vlaanderen te werken omdat ze dan Nederlands moeten praten”, meent Ingrid. “Maar dat klopt niet. Voorlopig praat ik vooral Frans. Nederlands leer ik de komende jaren wel.” Vervaeke legt zo uit hoe Waalse politieke onmacht het vertrouwen en inkomen van een bevolkingsgroep ondermijnde en, terecht of niet, leidde tot verzet aan de andere kant van de taalgrens.

Uiteindelijk stelt Vervaeke vast dat de clichés geen recht meer doen aan de werkelijkheid. Het zijn media en politici die ze gebruiken om verschillen te benadrukken. Voor haar is het geen verrassing dat Nederlanders zich interesseren voor zulke spanningen. “Ze kijken heel erg naar België en zien het wat als hun kleine broertje”, verklaart Vervaeke. En juist daarin is de grootste mentaliteitsverandering opgetreden. Vervaeke: “Vroeger dacht Nederland dat het een gidsland was. Misschien kijken ze nu ook wel naar België om iets te leren.”(ra)