Direct naar artikelinhoud

'New York Times' bewondert bewoonde watertoren

België, land van politieke crisissen, goede wielrenners en opmerkelijke architectuur. Het eerste lijken ze al gewend, maar voor dat laatste wilde de New York Times nog wel eens naar Vlaanderen afzakken.

Het oog van de Amerikaanse krant was immers gevallen op de watertoren van Patrick Mets in Steenokkerzeel. In 1996 gekocht voor slechts 30.000 euro, is hij een goede vijftien jaar (en 1,5 miljoen euro) later een architecturaal woonpareltje.

"Patrick Mets was al gefascineerd door watertorens sinds hij een tiener was", noteert journalist Nick Amies. "Hij droomde toen al ooit in een te wonen." Half de jaren '90 vond Mets zijn pareltje, maar de droom bleek niet zo makkelijk te verwezenlijken. "De toren kopen bleek het gemakkelijkste deel", schrijft Amies. Maar er in kunnen wonen, dat was andere koek. De toren bleek in een milieuzone te liggen, wat permanente bewoning moeilijk maakte.

Maar het zou België niet zijn, mocht er geen gaatje gevonden kunnen worden. "Na acht jaar proberen de administratieve warboel te ontwarren, vond hij eindelijk een gaatje dat hem toeliet zijn droom te verwezenlijken." Mets registreerde zijn toren als historisch belangrijk. Hij kon worden gekwalificeerd als relict uit de Tweede Wereldoorlog, zodat hij en zijn gezin er kon wonen als de originele structuur behouden bleef.

Na twee jaar verkoopt Mets het gebouw nu echter door, met bloedend hart. Gegadigden worden verwacht zo'n 3,8 miljoen euro neer te tellen.