Direct naar artikelinhoud

'Tijden veranderen, de problemen niet'

Van de hele wereld is de straat hem het liefst. 'Waarom zou je naar Siberië gaan, als je ook hier kan fotograferen', vraagt Herman Selleslags (75). Toch trok hij met Pascal Verbeken mee naar Polen. In het spoor van wie honderd jaar geleden daar wegtrok. Via Antwerpen, naar Amerika. 'Iedereen vindt het leven dat hij leidt, het normale leven.'

Het is een straat met kasseien waarin hij woont, er loopt een fotoclub-van-middelbare leeftijd door. Zo moet het hier elke dag gaan als het nog niet te koud is om buiten te komen. Indrukwekkende lenzen, een statief op een inrit: klik, klik, klik. Het leven in een sluitertijd, waarover Herman Selleslags zelf in 1993 dit zei: "1/125ste seconde is een klassieke sluitersnelheid. Als je in je leven 125 foto's maakt die niet kwaad zijn, dan heb je au fond één seconde gewerkt. Dat is een mooie gedachte."

Hij zei dat in Humo, nu opent hij de deur, gaat voor langs de trap, zijn eigen museum in veelal zwart-wit: je loopt langs Bob Marley, Eddy Merckx, Julien Schoenaerts natuurlijk, Hugo Claus, The Beach Boys. Boven heerst de chaos, dozen en dozen (veel van Ilford), er staan namen op en je noteert vlug Guy Verhofstadt, Hugo Claus, op een mapje in de vuilnisbak ("Maar het is wel leeg") staat Ringo Starr. Frank Vandenbroucke fietst hier en Ann Christy's stem ligt in een andere doos. "Ik heb een systeem", zegt Herman Selleslags (75). "Het probleem is dat ik in de loop van al die jaren een paar keer van systeem veranderd ben."

Tranzyt Antwerpia is de titel van een prachtige reis op papier. Fotograaf Herman Selleslags en auteur Pascal Verbeken maakten ze dit jaar, het boek ligt in de winkel. Een reisverslag in zestien brieven aan Benjamin Kopp, die in 1911 het nu Poolse stadje Nowe Miasto Nad Pilica verliet om in Antwerpen op een boot van de Red Star Line in te schepen. Bestemming Amerika. Het was 11 september 1911 toen die boot vertrok. Dat dat vandaag, hier op zolder in Antwerpen, dag op dag 102 jaar geleden is, is toeval. "Ik denk dat Nowe Miasto (we korten het vanaf nu even in tot Nowe Miasto, RVP) niet veranderd is sindsdien", zegt Herman. "Je bent in Polen arm of rijk. Er is geen tussenklasse. Daarom zitten al die Polen ook hier. Amerika is niet meer nodig."

Dat was aan het eind van de 19de eeuw wel anders. Na de stichting van de Red Star Line in 1873 verlieten ruim 2,8 miljoen Russen (Nowe Miasto maakte deel uit het van het tsarenrijk) het land voor de Verenigde Staten. Vaak via kaaien 28 en 29 aan de Rijnkaai in Antwerpen. Tot de Red Star Line in 1934 ophield te bestaan. Wat Herman zei, staat ook in het boek: "Vandaag is transitstad Antwerpen meer dan ooit een terminusstad geworden. De 511.716 inwoners vertegenwoordigen samen 167 nationaliteiten."

Uitgewiste oude wereld

In zijn tweede brief schrijft Pascal Verbeken: "Die middag in 1911 zag je hen voor de laatste keer. Een paar jaar na je aankomst in Amerika stierven ze van ontbering, op de vlucht voor het Duitse leger. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog was Nowe Miasto in de frontlijn terechtgekomen. Je was nauwelijks in de Nieuwe Wereld aangekomen toen je oude wereld werd uitgewist."

Later, in brief vier, bij een laatste wandeling langs de Pilica, de rivier: 'Er slenterden geen minnaars, er klonken geen opgewonden kreten van jongens die papieren bootjes te water lieten, er lagen geen boeken van Dostojevski in het gras. Er was alleen het geluid van de rivier die snel en onrustig stroomde. Boven op de heuvel lag Nowe Miasto als een schilderij van een zondagskunstenaar, onaangetast door de geschiedenis."

Herman: "Alles is eigenlijk weg. Je moet dus fotograferen wat er niet meer is."

Het was eind 2012 toen Verbeken en Selleslags, die elkaar bij Humo leerden kennen, op de trein in Polen zaten. Ook Jan Selleslags was mee, Hermans zoon, ter ondersteuning. "Ik sukkel wat met evenwichtsstoornissen." De trein lag voor de hand. "Al die mensen reisden met de trein, dat gegeven was dus heel belangrijk. Ook al lijken de treinen van nu in niks op die waarmee Benjamin Kopp gereisd moet hebben. We waren er voor Nieuwjaar. Natuurlijk was het mistroostig, maar dat is Knokke net voor Nieuwjaar ook. Het was koud en dat is niet goed als je fotografeert. Met handschoenen aan kun je niet werken."

Je moet fotograferen wat er niet meer is; de zin is mooier dan de opdracht. Zijn foto's, in kleur ("en digitaal") tonen de reflectie van een man in het venster van een bus tussen Warschau en Nowe Miasto. Verder een parking achter een supermarktje waar ooit het joodse kerkhof lag. Het onderschrift: "De grafstenen werden vernield en gebruikt als steenslag om de weg naar Borowina aan te leggen." Een parking als geschiedenisles. Op een andere een winkelcentrum. "Nu weet je wat er met de joodse bevolking gebeurd is, maar in het Rusland van toen werd dat niet gezegd. Er waren alleen de razzia's. Dus mensen vluchtten van daar weg. Vooral omwille van de armoede en om de dienstplicht te ontlopen. Ook in het leger moet er veel racisme geweest zijn."

"De man in reflectie heeft nooit geweten dat ik hem gefotografeerd heb", glimlacht hij dan. "Zo gaat dat. Je vermijdt contact, terwijl je als fotograaf contact nodig hebt. Zelfs bij de genieën van de fotografie, mensen als Avedon, Penn en Cartier-Bresson, zie je dat: oog in oog fotograferen valt vaak niet mee. Het moeilijkste is nog als je mensen goed kent. Cartier-Bresson was trouwens, met alle respect, een bourgeois die naar beneden keek. Hij registreerde hoe vreemd het gewone volk was. Toen Martin Parr bij Magnum binnenkwam en zijn foto's liet zien, zei Cartier-Bresson letterlijk: 'Dat is een wereld die ik niet ken.' Het belangrijkste is nochtans de verrassing. En je moet 's morgens uit je bed komen."

Ontheemd in Eindhoven

Terug naar Polen, waar Verbeken en Selleslags via Treblinka, via Auschwitz ook terugkwamen. "Hans Citroen (beeldend kunstenaar, RVP) was mee en die heeft ons dingen laten zien... Als je mensen verbrandt, heb je altijd overschot. De hele streek rond Auschwitz blijkt opgehoogd te zijn met dat overschot. Waarin ook resten van juwelen zitten. Tot vandaag zie je arme Polen in de grond krabben in de hoop wat goud te vinden. Dat is het schokkendste wat ik ooit zag."

Oktober 1943. Herman Selleslags is dan vijf jaar, zijn vader Rik is fotograaf en loopt door de straten van Brussel en Kortrijk. Meer dan vijftig jaar later worden die foto's een boek, Hugo Claus schrijft er gedichten bij. Maar één zin daaruit: 'Vlucht naar een huis ver weg, liefst / niet op deze aarde.'

"Tijden veranderen, maar de problemen niet", zegt Herman. "Tijdens de oorlog moest ik naar mijn grootouders in Eindhoven en ik ben ooit zelf de grens over gesmokkeld. Een koppel, dat mijn ouders kende, had een permis om de grens over te rijden. Dat deden ze met een zware motor, hij reed, zij achterop. Allebei in grote leren mantels gehuld. En ik, als kleine jongen, zat tussen hen in: verborgen onder die twee mantels. Ik herinner me dat ik ontheemd was in Eindhoven. Ik ging er naar school, maar was de vreemdeling. Ook later in Amsterdam, waar een oom woonde en ik een tijdje op school zat. Ik was een soort outcast. Het heeft me geleerd van me af te bijten, denk ik."

"Mijn grootouders aan moederskant waren ongelooflijk katholiek, aan vaderskant ongelooflijke socialisten. Die dualiteit heb ik altijd gevoeld. Op haar sterfbed, net na het verschijnen van de encycliek ('Pacem in Terris van paus Johannes XXIII, in 1963, RVP), vroeg mijn grootmoeder: "Herman, is het dan allemaal voor niks geweest?" Ik denk wel dat dat allemaal bepalend geweest is voor mijn verdere leven. Toen ik 8 was, werd ik ook nog diabeticus. Moest ik drie-vier keer per dag spuiten,was ik weer anders dan de andere kinderen."

Of dat scheelt in empathie? Hij knikt. "Voor hetzelfde geld ben je zelf zo'n schooier, die ergens op straat ligt. Iedereen vindt het leven dat hij leidt het normale leven. Als je in oktober '43 vijf jaar bent en je ziet V2-bommenwerpers overvliegen, dan vind je dat normaal. Later is het goed om dat allemaal niet te vergeten."

Waar we zitten, ligt bijna zestig jaar fotografie. Een paar jaar terug, toen Humo verhuisde, kreeg Herman Selleslags telefoon: heel zijn archief zat in dozen, hij mocht dat komen halen. "Drie kubieke meter foto's zijn dat", zegt hij, en rondkijkend zie je een fragment daarvan. Dat hij fotograaf zou worden, was niet onlogisch. Zijn vader was het. Maar erf je per definitie een oog? "Je kan een oog ontwikkelen. (lacht) Ook al zei Mulisch: 'Een schrijver die de straat oversteekt en verpletterd wordt door een tram, dat is gebrek aan talent.' Ik denk toch dat je het kan leren. Al wilde mijn vader niet dat ik voor de pers werkte en in de jaren '50 werkte hij zelf vooral voor de industrie: lusters, motoren, schilderijen. Wel gek eigenlijk: al die kleurrijke schilderijen moesten in zwart-wit gefotografeerd worden. En ik vond het maar niks. Veel te veel rondlopen met glasplaten, statieven en licht. Dat vond ik vervelend."

Zijn parcours is bekend. Veel anekdotes ook. Hoe hij op vraag van Jan Merckx voor het Handelsblad elke dag een foto maakte. "Rondwandelen deed ik altijd, foto's maken was een soort alibi." Hoe hij in 1956 bij Humo mocht gaan werken, en per reportage zeven foto's moest afleveren: "1.050 frank, omgerekend naar vandaag zal dat toen zo'n 250 euro per opdracht geweest zijn. Ik denk dat er vandaag fotografen zijn die voor minder hun huis uit moeten." De naam van Humo-hoofdredacteur Jef Anthierens, alweer een glimlach: "Dwarsliggers van beroep." En dan: "Ik herinner me mijn eerste dagen in Brussel, op stap met Johan Anthierens. Plots nam Johan een pilletje. 'Waarom neem je die pil?', vroeg ik. 'Dat is tegen de dood, Herman', zei hij." Met een lachje: "Helaas helpt niks tegen de dood."

Heel veel mensen die hij fotografeerde, zijn overigens al dood. Daarnet zagen we John Lennon en George Harrison in een doos liggen. Op een stapel prints van de Rolling Stones, waarover hij begin oktober een tentoonstelling heeft in Schaarbeek, ligt Brian Jones. Bob Marley dus eerder. Roy Orbison staat tegen de muur. In eigen land: Bobbejaan Schoepen, Ann Christy, Louis Neefs. Tot halfweg de jaren '80 fotografeerde Selleslags heel veel mensen uit de muziek. "Maar nooit alleen dat. Ik wilde nooit één tak van het genre doen en de rest laten vallen. Maar ik ben met muziek en concerten gestopt, omdat ik het beu was uitgescholden te worden. Eerst ben je even oud als die gasten, als een neef of een broer. Dan word je de oudere broer. Dan de vader. En dan de grootvader. Dan is het tijd voor iets anders."

In Tranzyt Antwerpia schrijft Verbeken, en passant, dit over Selleslags: "Hij is altijd een fotograaf geweest met een erotisch oog, ook al herinner ik me niet één naakfoto. Het zit 'm meer in de gulzigheid waarmee hij de geile kant van het leven registreert, de zonbeschenen glamour in de pit lanes van Le Mans of de afterparty's van Cannes met hun belofte van onkuisheid. (...) Hij laat zich graag verleiden en is zelf het type van de verleider."

Hij heeft het ook gelezen. "Je moet niet brutaal zeggen: ik ga je foto maken. Maar ik vind mezelf toch geen verleider. Als je mijn vrouw en kinderen zou zeggen dat ik een sociaal mens ben, zouden ze in de lach schieten. Als fotograaf blijf je een opportunist die met licht, decor en de mens werkt. En dan moet je hopen dat het min of meer klopt."

"Voor Humo ging ik met Herman De Coninck - hij woonde bij me in de straat, we reden dus meestal samen, dat was goedkoper - burgemeester Dequeecker van Deurne interviewen. Een onwaarschijnlijk dikke man. Toen Herman na het interview vroeg of hij het wilde nalezen, zei hij: 'Neen, maar ik wil wel de foto's zien.' Ik denk niet dat ik ze getoond heb. Het is zoals de beroemde foto van Dennis Stock van Marilyn Monroe: ze was er niet blij mee. Op een dag moest ik Paul Vanden Boeynants fotograferen. Hij was minister van Landsverdediging en ik fotografeerde hem als een Griekse kolonel. Ik dacht: hier krijg ik last mee. De dag na de publicatie kreeg ik de telefoon: of hij ze mocht gebruiken voor zijn verkiezingscampagne. De parodie zag hij niet, hij zag zichzelf graag zo."

Selleslags weigerde, zoals hij ook die andere minister van Defensie weigerde die datzelfde vroeg nog vóór de fotosessie: je moet de foto maken die jij wilt maken.

Liefst op straat

Maar dan, gevraagd naar zijn favoriete beeld, komt geen rockster of wielrenner. Het is een foto uit 1991, onderweg naar de cinema in Antwerpen, ligt er een jongeman halfdronken (of helemaal) en maar halfgekleed op een auto in de Pelikaanstraat. Een straatfoto. "Ik fotografeerde en ging nadien gewoon naar de film. Wie die jongen was, weet ik niet. En misschien zal hij het zelf ook liever niet meer weten", zegt Herman, die het vooral een typisch beeld van zijn favoriete genre noemt. De straat. Veel eerder deze morgen zei hij: "Om naar de oorlog te trekken, was ik te bang. En ik zie het nut niet in van reizen, al heb ik het vaak gedaan en was ik nu met Pascal in Polen. Maar waarom zou je naar Siberië gaan als je hier om de hoek in de Seefhoek ook kan fotograferen?"

"Natuurlijk is de verwondering met ouder te worden minder acuut dan vroeger. Toen wist ik vaak niet wat ik zag, nu weet ik het wel. Maar ik loop nog altijd liefst op straat. (lacht) Vooral omdat je dan een koffie kan drinken op café. En waarom ben ik altijd in Antwerpen gebleven? In de Bijbel staat het al: als je niet weggejaagd wordt, moet je blijven."

Dat doet hij dus, ook nadat hij zich twee campagnes lang engageerde voor burgemeester Patrick Janssens, die plaats moest maken voor rechts. "Als je de geschiedenis van de socialisten, die zo lang aan de macht waren, bekijkt is het allicht te begrijpen. Zelfs het Vlaams Blok was te verklaren. Maar ik blijf het verschrikkelijk vinden. Ook nu. Het Vlaams Blok is een vorm van stupiditeit, dat kun je van De Wever natuurlijk niet zeggen. Hij is ongelooflijk slim. Maar moet je blij zijn? Dan kun je net zo goed zeggen: Joepie, de SS is er niet meer, alles is goed." Het verandert het leven wel. In zijn geval zelfs concreet. Het zag er lang naar uit dat zijn archief in het Felixpakhuis zou terechtkomen. "Maar ik heb dat gestopt. Bewust. Met deze burgemeester wil ik mijn foto's niet aan het Stadsarchief toevertrouwen." Ook niet aan het Fotomuseum trouwens, er wordt gepraat met een privé-investeerder. "Als ik De Wever nu op tv zie, dan kan ik alleen denken: 'Waw, ik moet die niet meer fotograferen'. Dat had ik trouwens ook bij Yves Leterme."

Misschien dat er onvermoede schatten tussen al zijn foto's zitten. "Op het moment dat je afdrukt, werk je en registreer je. Pas nadien zie je vaak of het iets is." Soms vindt hij foto's die hij zich niet meer herinnerde. "De foto's vergeet je, de mooie verhalen niet." Maar dat ene zinnetje is blijven hangen: 'De meeste mensen die ik fotografeerde, zijn al lang dood.' De lijst is lang: Julien Schoenaerts, Hugo Claus, Herman De Coninck, Johan Anthierens, Marc Mijlemans. "Je weet dat iedereen doodgaat", zegt hij dan. "Maar op Herman was ik kwaad toen hij stierf. We gingen wel eens samen lopen, hij liep trouwens niet slecht. En hij had al een paar keer gezegd dat hij pijn had in de borst. Ik had hem gezegd dat hij naar de dokter moest. (Eerlijk:) Maar ik moet toegeven dat ik nu zelf ook al een paar maanden naar de dokter moet. Ach. Je sterft nooit aan één ding. Het is altijd een samenloop van omstandigheden."

Dimitri, de fotograaf, is er. Straks, na de fotosessie en voor een nieuwe afspraak, zal hij misschien koffie drinken met Sonja, zijn vrouw. Of met Jan, zijn zoon. Op de verwarming beneden staan kleine pantoffeltjes, die moeten van de kleinkinderen zijn, Hermans dochter Yoko heeft twee spruiten. Het kan ook zijn dat hij wat in zijn donkere kamer werkt, zoals hij deed toen we belden voor dit interview. Als het kan, gaat hij nog wat lezen. Het nieuwe boek van Stefan Hertmans ligt klaar. Hij is een grote Grunberg-fan. Al is het oeuvre van Philip Roth hem het liefst. En Hugo Claus natuurlijk. "Omdat Hugo de wereld voor me openzette", zegt hij dan. Zo mag het zijn. "Op het Atheneum was er een leraar Nederlands die met een rode MG naar school kwam. Als dat kan, dan kan alles, dacht ik. Die leraar was Aster Berkhof. Ik had er zelf nooit les van, maar dat hij dat hij met die wagen rondreed, vond ik belangrijk. Hoe gesloten de wereld ook is, er zijn altijd openingen. En dat leerde Hugo me ook."

---

Tranzyt Antwerpia van Pascal Verbeken en Herman Selleslags is verschenen bij De Bezige Bij Antwerpen, telt 278 bladzijden en kost 24,95 euro.

Een tentoonstelling van de foto's uit het boek loopt vanaf de opening van het Red Star Line Museum op 28 september. Ter gelegenheid van die opening praten Pascal Verbeken en Herman Selleslags met Lisbeth Imbo (De Morgen) op 29 september in het Eilandfestival over hun boek. Meer info: www.eilandfestival.be en www.redstarline.be

En op het 'Alles es Just!'-festival in Schaarbeek (4, 5 en 6 oktober) vindt Selleslags' tentoonstelling 27.3.1966 - The Rolling Stones in Schaarbeek plaats. Zie: www.allesesjust.be