Direct naar artikelinhoud

Baden in betere tijden

De overzichtsexpo van David Hockney in Tate Britain breekt alle records. Goed nieuws na jaren van zwarte sneeuw. Dat precies een schilder van bijna 80 daarin slaagt, is geen toeval. 'In een tijd als deze biedt Hockney houvast.'

Hoop en optimisme: dat is waar de Britse kunstenaar David Hockney, 79 inmiddels, in handelt. Niet alleen omdat zonovergoten, felgekleurde zwembadtaferelen de toon van zijn immense schilderijen bepalen, maar ook omdat zijn populariteit bij de grote massa voor een broodnodige straal zonneschijn zorgde in de Britse museumwereld.

Wie nauwelijks enkele maanden geleden aan een Britse museumdirecteur had gevraagd hoe het gaat met de bezoekersaantallen, was steevast op een cynisch antwoord gestuit. De voorbije jaren waren de verkoopcijfers in vrije val: in het seizoen 2015-2016 scoorden de grote Britse musea samen 6,2 procent minder bezoekers dan het jaar voordien. En dat nadat, volgens cijfers van de BBC, het bezoek van Britse kunstliefhebbers aan de National Gallery en Tate Modern tussen 2009 en 2014 al met een vijfde was teruggedrongen. Het symptoom van "een natie zonder hoop", zoals The Guardian kopte.

En toen was daar David Hockney. De overzichtstentoonstelling van 's mans werk - goed voor zo'n 60 jaar aan moderne kunstgeschiedenis - verkocht al 20.000 tickets, een week voor de opening van 9 februari. Om van een trendbreuk te spreken is het misschien nog te vroeg, maar Hockney, een grootheid in de Britse kunstgeschiedenis, brengt wel goed nieuws voor de Londense musea.

Wie naar Tate reist, begrijpt waarom. Als je door de expo dwaalt, voel je je net alsof je even aan de andere kant van de aardbol vertoeft. Ergens in een veilige omgeving, als in een warm bad waar je in wegglijdt en waar je je niet onmiddellijk hoeft zorgen te maken over wat je ziet of net niet ziet. Je zinkt er weg in zwembaden die herinneringen oproepen aan betere tijden.

Los Angeles

"Als je het levensverhaal van David Hockney bekijkt, als bijna-tachtiger, dan is hij voor zijn volk dé Brit die naar L.A. geweest is", vertelt Philippe Van Cauteren, directeur van het Gentse S.M.A.K. "Hij is dé Brit die vereeuwigd is door Andy Warhol en die deel heeft uitgemaakt van de glitter en glamour van de kunstwereld toen."

De kunstwereld - en bij uitbreiding de hele maatschappij - uit die tijd, was doordrongen van optimisme en een ongebreideld geloof in de mogelijkheden van de moderne samenleving, vult M HKA-directeur Bart De Baere aan. "Hockney is een van de belangrijkste figuren uit de Britse popart. En de popart vertegenwoordigt het hoogtepunt van de Europese en Amerikaanse samenleving na de Tweede Wereldoorlog. Het was een moment in de tijd waarop iedereen zich goed voelde. Vandaag voelen we ons minder goed, dus is het niet meer dan logisch dat we daarnaar teruggrijpen."

Dat haast grenzeloze optimisme laat zich sterk voelen in Hockneys werk: veelal imposante schilderijen waarvan het vaak lijkt alsof ze een bad in de Californische zon hebben genomen, zoals A Bigger Splash en prachtige portretten als American Collectors en Mr and Mrs Clark and Percy. "In optimistische tijden", zo verklaart De Baere, "krijg je kunst die de mogelijkheden van de maatschappij onderzoekt." Of hoe, in tijden van Trump, brexit en het doemdenken van populistische partijen, de hoop op beterschap niet van jonge beeldenstormers komt, maar wel van een kunstenaar die er al een carrière van 60 jaar heeft opzitten.

In de loop van die 60 jaar heeft Hockney een levenswandel afgelegd die tot de verbeelding spreekt: hij mag dan wel geboren zijn in het provinciestadje Bradford, hij vond zijn artistieke stem in Londen, aan het Royal College of Art, en trok vervolgens eerst naar Los Angeles, dan naar Parijs, om uiteindelijk het gros van zijn kunstenaarsleven toch te spenderen in L.A., waar hij zijn bekendste werken zou maken.

Expliciete homo-erotiek

Toch is Hockney méér dan de chroniqueur van het Californische luilekkerleventje uit de jaren 60 en 70. Hij vertoefde in dezelfde kringen als pop-articoon Andy Warhol, die de excentrieke Brit met de ronde bril vereeuwigde in een zeefdrukportret, en A Single Man-auteur Christopher Isherwood - die dan weer door Hockney zelf vereeuwigd werd in Christopher Isherwood and Don Bachardy, uit 1968.

Met Warhol en Isherwood deelde Hockney zijn homoseksualiteit, een thema dat hij ook in zijn werk onderzocht. De angst en twijfel rond zijn geaardheid komen terug in composities als Shame (1960), een schilderij dat in niets lijkt op de werken die we later nog van hem te zien krijgen. Cleaning Teeth, Early Eveningtoont dan weer twee mannelijke figuren die orale seks hebben. Het liefdevolle knuffelen blijft achterwege: Hockney kiest voor explicietere homo-erotische composities.

Hockneys werk is naast omvangrijk dus ook veelzijdig, en het was van zijn laatste overzichtstentoonstelling in 1988 geleden dat het publiek die veelzijdige omvangrijkheid in zich kon opnemen. Het zat er, getuige de ticketverkoop, op te wachten. "Je moet daarom je best doen om de kunstenaar in zijn volledigheid ernstig te nemen", vindt Van Cauteren, "en niet één facet benaderen."

Tate slaagt in dat opzicht moeiteloos in zijn opzet. Het museum stelt dan ook alles in het werk om een zo ruim mogelijk oeuvre te brengen van de man, bekeken vanuit alle periodes dat hij werkzaam was. Voor het eerst kun je zijn vroege schilderijen vergelijken met de latere, meer multimediale werken - de laatste jaren leeft de gebrilde kunstenaar zich niet enkel uit op doek, maar ook op iPads.

Wat figuratief is, werkt

Toch blijft zijn stempel ook in die werken overduidelijk, vindt Van Cauteren: Hockney is geen abstracte kunstenaar, wel een figuratieve, die duidelijke en herkenbare taferelen vastlegt - en dat slaat aan bij de massa. "Het is maar een deel van het verhaal, natuurlijk", vindt De Baere. "Maar wat figuratief is, daar slaan mensen sneller op aan. Wat figuratief is, werkt."

Ook Van Cauteren is die mening toegedaan. "Het is een cliché dat nog steeds voor de meerderheid van de mensheid geldt. Een kunstenaar die de virtuoze vaardigheid heeft om iets uit de werkelijkheid na te bootsen, is in hun ogen een ster. Schilderijen die goed herkenbaar zijn van zaken die onschadelijk zijn voor het ongeoefende oog, zoals mooie landschappen die simpelweg prettig zijn om naar te kijken. Of portretten van vrienden, bekenden of familieleden..."

Daardoor wordt Hockneys werk behapbaar voor een publiek dat verschillende generaties omvat: de pop-artinsteek mag dan uitgesproken postmodern zijn, de snel te herkennen beelden vermijden een breuk met meer klassieke kunst. "Zijn werk knoopt sterk aan bij de traditie", zegt Van Cauteren. "De laatste jaren is Hockney, bijna zoals in de 19de-eeuwse traditie, met grote doeken in het landschap gaan schilderen. Hij is meermaals naar de Engelse countryside getrokken om er dagelijkse taferelen zoals de bossen, de zon en de wolken te gaan schilderen. Om er grote snelgepenseelde landschappen te gaan neerpoten op gigantische doeken."

Onmetelijk zijn die landschappen, vaak over zes doeken verspreid. Soms zijn Hockneys werken zo indrukwekkend opgebouwd, zoals Going Up Garrowby Hill en Pacific Coast Highway and Santa Monica, dat je er uren naar kunt blijven staren. Zoals dat ene stokoude vrouwtje, een lid van de Tate Club, die een traantje wegpinkte voor dat laatste doek in het Londense museum. "Het doet me denken aan de zondagse autoritjes met mijn man; hij was ook zo'n optimist en kon niet zwijgen over de kleuren van de natuur."

Ze is maar een van de tienduizenden kijklustigen die vreugde weten te vinden in Hockneys kunst - vreugde die anno 2017 welgekomen is. Het is immers geen toeval, meent Van Cauteren, dat Hockney net in deze tijden van crisis en steeds groeiende angsten, onmetelijk populair lijkt. "In een tijd als deze, biedt een vaste waarde als Hockney de houvast die mensen zoeken in kunst."

David Hockney, tot 29/5, Tate Britain, Londen, tate.org.uk