Direct naar artikelinhoud

JOHN JOHN

Ik ben niet bang voor dinosaurussen. Ik ben bang voor papadagen. Elke papadag is het feest van al mijn tekortkomingen

Hij is bang, zegt hij. Een beetje maar, corrigeert hij zichzelf als de weerlicht. Ik ben ook bang, jongen, denk ik, maar ik hou mijn mond. Bang en papa zijn in zijn vederlichte hoofd geen verenigbare concepten. Dat moeten we nog maar even zo houden.

"Kunnen dino's kindjes opeten?" John John vraagt het langs zijn neus weg, al was het gewoon om zeker te zijn. Mijn antwoord - vroeger wel, maar deze dino's eten geen kindjes - stelt hem gerust, half. We staan met onze neus voor de monumentale trap die ons naar het Natuurhistorisch Museum moet leiden. Vandaag leek het me wel een geschikte dag om hem zijn eerste museale ervaring te laten opdoen. (Ik ban zijn knorrige en riskante aanval op een schilderij van Kiefer uit mijn geheugen als een jeugdzonde, zo heb ik het ook aan de suppoost uitgelegd, toen). Vandaag, daags nadat ik per sociale media te weten kwam dat ik een 'yuppieconformist', een 'verwaande kwast' en au fond een 'slechte vader' ben, is het papadag. Pedagogische studiedag, en dus zitten deze vader en zijn zoon de hele dag met elkaar opgescheept. Ik ben niet bang voor dinosaurussen. Ik ben bang voor papadagen.

Dat is nu al drie jaar zo. Er is weinig wat ik liever doe dan met mijn zoon verstoppertje of trein spelen, hem voorlezen of hem in bad stoppen, samen met hem languit in de zetel naar de tv liggen gapen of eten maken. Maar telkens als zijn moeder langer dan een uur uit het gezicht verdwijnt, gaat er een kramp door mijn hartspier. Zenuwen. Bang voor het moment waarop hij om haar gaat beginnen te huilen. Zijn mond bij het met liefde bereide avondmaal in staking gaat. Of hij uit pure baldadige verveling de Duplo-toren tegen de grond smijt. Elke papadag is het feest van al mijn tekortkomingen.

Doe ik het wel goed? Het mag niet, maar het sluipt toch altijd weer je onzekere ouderlijke kop binnen. Als een tijger op een tak ligt een hele pedagogische industrie op de loer. Bij de minste twijfel springen ze je in de nek. Het ene seizoen vertellen ze je dat je je kind met Chinese discipline moet opvoeden, het volgende dat de Franse slag volstaat. Terwijl opvoeding toch ook gewoon je laten meedrijven met de stroom van het leven is, met één oog zo goed en zo kwaad mogelijk gericht op het altijd wijzigende decor aan de overkant.

Het is een dag à la française geworden. De koeken die bedoeld waren om de terugweg te overbruggen, worden op dwingend verzoek al tijdens de heenrit opgesmikkeld. De dinoskeletten worden amper een blik waardig geacht, gelukkig is er een aantrekkelijk zandbakje dat een archeologische site op kleutermaat moet verbeelden. In dit grote museum met zalen vol prachtige, opgezette dieren, zijn we uiteindelijk meer dan een uur torens en huisjes aan het bouwen met speelgoedblokken in een vergeten hoekje. "Niets", zegt hij, niet eens geheel gelogen, als zijn moeder later vraagt wat hij gezien heeft in het museum.

Op weg naar huis valt hij in de tram in mijn wiebelende armen in slaap. Ik denk dat ik dat maar als een compliment zal beschouwen.