Direct naar artikelinhoud

Jens Franssen: Er is geen hoop op snelle genezing van de diepe Syrische wonden

De beelden van de dode kinderen uit Houla en Al-Koubeir in Syrië zijn gruwelijk. Voor wie het aankan biedt het internet intussen een ranzige hel aan ongefilterde mensonterende opnames van het leed uit Syrië. Geen doekjes voor het bloeden meer; we weten wat er gaande is in Syrië.

We weten dat er gemarteld, gemoord en vermoord wordt. Evengoed weten we ook dat vrouwen en kinderen daarbij niet gespaard worden. Maar ook al groeit de verontwaardiging bij elk nieuw massagraf, een militaire interventie nu biedt - helaas - niet echt duurzame oplossingen.

Laten we vooreerst een burgeroorlog een burgeroorlog noemen. Dat bekt meteen een stuk makkelijker en het geeft aan wat er gaande is in Syrië. Het bemiddelingsplan Annan heeft nooit gewerkt. De voorwaarden (stoppen van het geweld in steden, opbouwen van een politieke dialoog, toelaten van vrije pers en waarnemers) zijn ook nooit volledig uitgevoerd. Het ontbrak diplomaat Annan ook aan een stevige stok achter de Damasceense deur. Zijn waarnemers hebben aanvankelijk het geweld wel wat getemperd, maar in het grote plaatje gaat het hooguit om een statistische anomalie.

Dus het plan Annan is mislukt, wat nu? Waarom neemt vandaag niemand de militaire handschoen op bij het zien van zoveel leed? Omdat het daarvoor nu te laat lijkt. Het kan niet meer. Het kon waarschijnlijk overigens zes maanden geleden al niet meer. Zoals het eigenlijk nu ook niet zo heel veel meer uitmaakt of Assad nog opstapt of niet. De internationale gemeenschap - vredesduiven én haviken - heeft het venster gemist. Elke grootschalige militaire interventie, met of zonder VN-mandaat, lijkt nu gedoemd om te mislukken. Het uiteindelijk doel van zo'n interventie is tenslotte om het bloedvergieten te voorkomen én om op relatief korte termijn een nieuw stabiel regime in het zadel te hijsen. Beide lijken op dit ogenblik onhaalbaar.

Wie denkt dat de moordpartijen in Houla en Al-Koubeir trieste uitzonderingen zullen zijn, is eraan voor de moeite. Andere sektarische conflicten in de regio, waaronder in buurland Irak, leren ons dat dit soort burgeroorlogen tijd nodig heeft om tot een hoogte(diepte)punt te komen. In Irak duurde het tot twee jaar om tot het niveau te komen waarop dag na dag tientallen burgers omkwamen bij bloedige bomaanslagen. Het heeft er alles van dat het vliegwiel van het geweld in Syrië nu pas stevig aan snelheid aan het winnen is. Verwacht dus nog meer Houla's en Koubeirs.

Kan een no-flyzone, zoals boven Kosovo dan al niet helpen? Het vernietigen van het presidentieel paleis in Damascus en wat legerbasissen zal het geweld niet echt noemenswaardig doen afnemen.

Waarom dan niet zoals in Libië een light interventie, met westerse vliegtuigen in de lucht en Arabische eliteboots op de grond? Ook voor zo'n scenario loopt vandaag niemand warm. Wat als Syrië de openlijke steun vraagt van Iran? Of wat als de vele werkloze sjiitische rebellen uit Irak mee aan de kant van Damascus komen strijden? En dan zijn er nog de eigen Syrische militaire kaders: die zijn sterk gemotiveerd om te vechten tot het einde. Want het gaat in Syrië al een tijdje om een zero-sum game. Wie wint, overleeft.

Mogelijk nog zorgwekkender is - en die dag komt - het post-Assadtijdperk. Wie het regime Assad neerhaalt wordt moreel ook een stukje medeverantwoordelijk voor de nazorg in Syrië. Uit Irak en Afghanistan hebben we geleerd dat de wederopbouw van staten een stuk taaier is dan de theorie uit het hoofdstuk nationbuilding van menig handboek internationale politiek. Bovendien blijkt het ook peperduur en hebben Europa noch de Verenigde Staten vandaag veel financiële armslag.

De vraag is of op dit ogenblik iemand van buitenaf überhaupt militair kan slagen in Syrië? Door het brute geweld in Syrië is het bijna onmogelijk om de goedgetrainde alawitische officieren uit het veiligheidsapparaat te betrekken bij de wederopbouw van het land. Hun enige optie is dan ook om een hoogstwaarschijnlijk erg effectieve insurgency op te zetten nadat het regime in elkaar stuikt.

Evenmin staat de verdeelde oppositie klaar om de handschoen op te nemen. Door de poreuze grenzen sijpelen intussen strijders van allerlei pluimage binnen. Welke rol zullen zij spelen als de schrapnel is gaan liggen? De decennialange dictatuur heeft de politieke hygiëne in Syrië geen goed gedaan. Er is nauwelijks een georganiseerd middenveld en geen democratisch drukventiel waarlangs de sektarische spanningen kunnen worden afgelaten. Schrap dus de idee dat er waarschijnlijk vredevolle en democratische verkiezingen zullen plaatsvinden in Syrië een jaar na de val van Assad.

Pijnlijk proces

Dit neemt niet weg dat het Westen en een deel van de regio uit zijn op een zo snel mogelijke regimewissel in Damascus. De mix van economische sancties en hulp aan de rebellen vreet intussen aan de pilaren van het regime. Maar zoals het er nu naar uitziet zal Syrië toch zichzelf moeten bevrijden van zijn demonen. Dat kan wel eens een erg lang en pijnlijk proces zijn dat vele jaren kan aanslepen. De wonden die nu geslagen worden in het al broze sociale weefsel in Syrië zijn wel erg diep om nog te hopen op een snelle en oppervlakkige genezing.

Een grootschalige militaire interventie, mocht er al een draagvlak voor zijn, lijkt op dit ogenblik dan ook geen duurzame oplossing voor Syrië. Maar het uitsluiten van die militaire optie hoeft evenwel niet te leiden tot moedeloosheid. Heel wat landen in de regio delen immers dezelfde langetermijnbelangen (stabiliteit, veiligheid, ...) en dus is een consensus over een aanpak in Syrië niet noodzakelijk uitgesloten. Bovendien zijn er ook vandaag in Syrië nog steeds die duizenden demonstranten die elke dag vreedzaam op straat gaan voor verandering. Misschien ligt daar wel de sleutel voor een duurzame vrede in Syrië.