Direct naar artikelinhoud

Een feest in begrafenisstemming

‘Het is een openingsavond, het is feest’, begint Peter Malfliet, gastspreker op de eerste samenkomst van de diakens, priesters, seminaristen en pastorale werkers in het Grootseminarie, langs de Potterierei in Brugge. Een feest was het echter allerminst, getuige de ernstige gezichten van de toeschouwers.

De vergeelde verf bladdert van de muren in de kerk, het haastige stucwerk valt onmiddellijk op, en de zwarte randen maken de afwezigheid van een deel van Christus’ lijdensweg pijnlijk duidelijk. Hier wordt met een misviering de start van het vormingsjaar ingeluid. Alhoewel. De kerkgangers komen haastig aansnellen, net voor aanvang of tijdens de viering. Geen begroetingen, enkel vluchtige knikjes en dan gauw een plaatsje zoeken, en de juiste pagina in het liedjesboek.

Verlos ons heer,

verlicht ons duistere verstand

“Het zijn moeilijke dagen”, begint Jozef De Kesel, bisschop van Brugge en opvolger van Van Gheluwe. “We zijn dooreengeschud door de gebeurtenissen, gebeurtenissen waar wij zelf te weinig besef van hadden. In tijden van onzekerheid, is er maar één zekerheid: zijn genade. Hij blijft trouw.”

Meer woorden worden niet vuil gemaakt aan de drama’s die de kerk op zijn grondvesten doen daveren. Zowel de bisschop als kanunnik Koen Vanhoutte schuiven als enige oplossing een terugkeer naar de kern van de kerk naar voren.

Daarom zijn de gelovigen ook naar Brugge afgezakt, daarom volgen ze dit jaar een opleiding over wat het betekent om christen te zijn. De Kesel dankt hen voor hun enthousiasme. Desondanks klinken de gezangen ijl en stil, en doet de stemming eerder aan die van een begrafenis denken.

Uw zonden zijn u vergeven

uw geloof heeft u gered

Aan het eind van de viering roept De Kesel zijn toehoorders op om onder elkaar niet te discussiëren over de onthullingen van de voorbije weken. “Het mag ons niet paralyseren. We mogen het onrecht dat is gebeurd niet ontkennen, niet proberen weg te steken. We moeten vooruit.”

Een boodschap naar het hart van Birger Van Dassonnevielle, achttien en de enige seminarist die dit jaar is aangenomen als priester in opleiding. Hij heeft bij aanvang van de viering de liedboeken uitgedeeld, en deed dat beduidend liever dan vragen van journalisten beantwoorden. Hij kijkt voor hij antwoord geeft telkens even schichtig naar de dame van het bisdom die vastbesloten aan zijn zijde blijft. “De kerk heeft openheid nodig”, zegt hij.

Maar wat hij van de recente uitspraak van de paus vindt - pedofilie is een ziekte - of van de reactie van zijn kerkleiders op het misbruik moet hij het antwoord schuldig blijven. “Ik moet daar nu nog geen mening over hebben. Over zes jaar, als ik afgestudeerd ben, dan wel.” De jongen geeft enkel nog mee dat zijn geloof in de laatste maanden alleen maar sterker geworden is.

Tot hem roep ik in mijn lijden

hoop op God en wees geboren

Matthias, derdejaarsseminarist, heeft dan weer helemaal geen moeite om in Brugse tongval en weidse gebaren zijn visie te verkondigen. “Mijn maten zeggen altijd dat de afschaffing van het celibaat de oplossing is”, vertelt hij. “Maar ik geloof daar niet in. Er waren ook pedofiele diakens, die hadden een echtgenote en konden nog steeds niet met hun tengels van kinderen afblijven.”

Hij is de enige die het grote taboewoord durft uit te spreken vanavond. “Daar heb ik geen enkel probleem mee. Je moet als priester de dingen bij naam durven noemen.” Dat dat de laatste weken nog steeds niet is gebeurd, is regelrechte onzin, aldus Matthias. “Het is ook nooit genoeg voor de media.”

Koen Vanhoutte toomt zijn pupil wat in. “De kerk had het anders kunnen aanpakken, zegt hij. Het bedekken met de mantel der liefde is een grote fout geweest. Dat zou in de toekomst niet meer mogen gebeuren.”

Herinner u hun namen

oordeel hen en spreek hen vrij

Zo uitbundig als Matthias het kan uitleggen, zo gereserveerd is een medestudent en naamgenoot dan weer. Die heeft er, net zoals de overige seminaristen trouwens, zo schoon genoeg van. “Het wordt tijd dat alles weer wat rustiger wordt”, zegt hij. “Zodat Vangheluwe veroordeeld kan worden op basis van de wet, en niet zoals voor een volkstribunaal als vandaag.”

Marie-Rose staat het glimlachend aan te kijken. “Ze zijn toch zo wereldvreemd, die priesters”, zegt ze. “Ik lach nu wel, maar eigenlijk raakt dit alles me heel diep. Ik ga al mijn hele leven naar de mis. Priesters leggen ons op wat we niet mogen doen, maar doen het dan zelf in het verborgene. En alles maar toedekken.” Ze is hier vanavond om samen met twee vriendinnen van de witte wijn te genieten. “Wij zijn gaststudentes, het geld dat we betalen om hier aan deel te nemen drinken we nu weer op. Zo hoeven we ons niet schuldig te voelen dat we het instituut kerk meefinancieren.”

De volledig eigen logica van de drie dames wordt niet gedeeld door de meerderheid van de gelovigen hier aanwezig. Er wordt voorzichtig aan sinaasappelsap genipt, van de broodjes paté geknibbeld, en onderwijl worden nieuwtjes uitgewisseld uit de verschillende parochies.

Over de crisis in de kerk wordt liever met geen woord gerept. We moeten naar de toekomst kijken, zo wordt steevast geantwoord. “We zijn het beu”, vat een pastoraal werkster het samen. “Dit zal niet meer gebeuren, en daarmee is de kous af.”

Laat ons bidden