Direct naar artikelinhoud

Het excuus van een schutter, daar wacht ik nog op

Achtendertig jaar na Bloody Sunday kregen de nabestaanden van de veertien slachtoffers deze week de waarheid onder ogen. Na twaalf jaar onderzoek besloot de Britse topmagistraat Lord Saville dat de deelnemers aan de burgerrechtenmars in het Noord-Ierse Derry zonder aanleiding werden doodgeschoten door het Britse leger, dikwijls in de rug. De nabestaanden kunnen eindelijk weer vooruitkijken. ‘Het is alsof een donkere wolk boven Derry is verdwenen.’ door maarten rabaey

Na 38 jaar geeft het Saville-rapport de waarheid aan de veertien Bloody Sunday-slachtoffers en hun nabestaanden terug

Voor het stadhuis verzamelt zich een menigte van duizenden mensen. Een stormachtig gejuich barst los. Achter de ramen op de bovenste verdieping steken mensen de duimen op. Ze zijn familieleden van de veertien Bloody Sunday-slachtoffers, wiens levensgrote portretten beneden op het plein staan. Kay Duddy (63) werpt een blik op de beeltenis van haar broer Jackie. Zeventien was hij.

Even tevoren was Kay Duddy bij de eersten om Lord Savilles rapport in te kijken. Na twaalf jaar onderzoek en de ondervraging van honderden getuigen over het bloedbad van 30 januari 1972 hebben de Britse magistraat en zijn onderzoekers besloten dat alle slachtoffers ongewapend waren en het Britse leger onterecht als eerste het vuur opende. Daarmee maakt Saville brandhout van het Widgery-rapport, dat in 1972 op een drafje besloot dat het Britse leger terecht terugschoot naar gewapende relschoppers.

“Eindelijk zegeviert de waarheid, onze geliefden zijn voor altijd vrijgepleit”, zegt Duddy twee dagen later aan De Morgen. “Ze zijn 100 procent onschuldig. Dat is zó, zó belangrijk voor ons. Het is onrechtvaardig dat Jackie zo moest sterven. Toen ik de paragrafen in het rapport over mijn broer te zien kreeg, was ik gelukkig en verdrietig tegelijk, het was een roetsjbaan van emoties om zondag 30 januari 1972 te herbeleven.”

Een burgerrechtenmars met 15.000 katholieke nationalisten vertrekt in het Creggan-district van Londonderry. De organisatoren van de Northern Ireland Civil Rights Association hebben eerder beslist in te gaan tegen een betogingsverbod, dat al van kracht is sinds augustus 1971. In dezelfde periode had de toenmalige Noord-Ierse deelregering, toen volledig gedomineerd door protestantse unionisten, in overleg met Londen ook de toelating gegeven om terreurverdachten zonder proces te interneren. In de daaropvolgende maanden werden 700 katholieke nationalisten opgepakt en opgesloten. De woede onder de nationalistische gemeenschap is enorm. Er doen geruchten de ronde, die later worden bevestigd, dat gevangenen mishandeld worden.

Daardoor was het in Derry herhaaldelijk tot ernstige gewelddadige confrontaties gekomen, met aan de ene kant het officiële Iers Republikeins Leger (IRA) en het afgesplitste Provisional IRA, en aan de andere kant de Ulsterse politie (RUC) en het Britse leger, dat sinds augustus 1969 in Derry werd ingezet. Delen van de stad, ten westen van de Foyle, liggen in puin door gevechten met het IRA of zijn jongerafdeling Fianna - onder de soldaten berucht als de ‘Derry Young Hooligans’. Een groot deel van het nationalistische stadsdeel Bogside is verboden terrein. Bij confrontaties werd er met scherp geschoten tussen IRA-leden en soldaten. Beide zijden betreuren vele doden.

Tegen die achtergrond komt zondagochtend het Britse regiment 1 PARA aan in Derry. Luitenant-kolonel Derek Wilford, de commandant van 1 PARA, organiseert de ontplooiing van zijn soldaten in de stad. Andere legereenheden bemannen ook barricades op de route van de burgerrechtenmars naar het beoogde eindpunt, Guildhall Square. Wilford plaatst de ‘support company’, een van de eenheden van 1 PARA, bij de presbyteriaanse kerk in Great James Street. Van daar uit kunnen ze William Street binnen trekken als mogelijks relschoppers gearresteerd moeten worden, een bevel afkomstig van brigadier Patrick MacLellan, die de leiding heeft over alle Britse troepen in Derry.

Maar Wilford beslist anders: omdat muren een snelle opmars onmogelijk maken, geeft hij de commandant van de de steuncompagnie, majoor Edward Loden, het bevel om de ‘machine gun platoon’, het machinegeweerpeloton, in stelling te brengen in de leegstaande taxicentrale Abbey Taxis. Van daar uit kan William Street worden overzien.

Ondertussen marcheert de burgerrechtenmars naar William Street. De organisatoren hebben het einde van de betoging op Guildhall Square gepland, maar beslissen door de talrijke legerbarricades op het allerlaatste moment de mars om te buigen. Net voor William Street zullen ze Rossville Street inslaan tot de Free Derry Corner in Bogside, waar ze toespraken plannen. Maar de kop van de betoging krijgt dat advies niet te horen. Ze slaan toch William Street in. Daar botsen ze op legerbarricade 14. Er breken vrijwel meteen rellen uit. Jonge nationalisten gooien met stenen en projectielen naar de soldaten. Aan het einde van de betoging breken soortgelijke rellen uit als barricades 12, in Little James Street, en 13, in Sackville Street, worden bestookt. De in elkaar hakende straten staan in een mum van tijd in rep en roer. De soldaten aan de barricades vuren met rubberkogels. Aan barricade 12 wordt traangas ingezet.

Kolonel Wilford, die zelf ver van het strijdgewoel aan de presbyteriaanse kerk staat, stuurt een radioboodschap naar zijn hoofdkwartier. Hij suggereert om een van zijn compagnieën voorbij barricade 14 te sturen om in het rellengebied aanstokers en relschoppers te arresteren. Die toestemming zal pas twaalf minuten later gegeven worden door brigadier MacLellan. Maar tegen dan is alles al fout gelopen. Onherstelbaar fout. Het is even voorbij 15.55 uur.

Zowat tegelijkertijd met de boodschap van kolonel Wilford vuren twee soldaten van het machinegeweerpeloton samen vijf schoten vanuit Abbey Taxis naar William Street. Korporaal A. en soldaat B. mikken op Damien Donaghey en raken zijn dijbeen. Donaghey is vijftien jaar. Wat de militairen niet weten, is dat hun kogels ook John Johnston (55) neermaaien, die zich enkele meters verderop bevindt. Vier maanden later zal hij aan zijn verwondingen sterven. Na de schoten vuurt een lid van het Official IRA vanuit William Street met een geweer op soldaten die zich op een muur bevinden aan de zijde van de presbyteriaanse kerk. De kogel slaat in op een regenpijp. Het hek is nu helemaal van de dam. Wilford verandert zijn plannen opnieuw. De steuncompagnie krijgt nu het bevel zich klaar te houden om met hun pantservoertuigen een doorbraak te forceren vanuit barricade 12 in Little James Street.

Wanneer om 16.07u het groen licht van brigadier MacLellan komt om een arrestatieoperatie te beginnen, is diens bevel duidelijk: stuur één compagnie van 1 PARA door barricade 14 in William Street, arresteer enkele oproerkraaiers, maar begin geen gevechten, om te vermijden dat vredelievende betogers in het strijdgewoel betrokken raken. Wilford laat dat bevel uitvoeren, maar zet toch koppig door met zijn nieuw plan, de bestorming met pantservoertuigen vanuit barricade 12. Een fatale misrekening.

De gepantserde voertuigen met para’s van de ‘mortar platoon’ (mortierpeloton) rukken door Rossville Street op naar het hart van Bogside, waar de soldaten uit de wagens springen. Het effect is tegenovergesteld aan MacLellans bevel, waarvan majoor Loden van de steuncompagnie niet op de hoogte werd gebracht. De para’s belanden tussen vreedzame betogers in een no-gozone van Bogside. Een eerste pantservoertuig met para’s onder leiding van luitenant N. stopt op het braakliggende terrein Eden Place, met daarachter drie woontorens. Een tweede pantservoertuig met para’s onder leiding van sergeant O. stopt op de parkeerruimte van die zogeheten Rossville Flats. Even daarvoor reden ze ‘per ongeluk’ al twee burgers aan, Alana Burke en Thomas Harkin. Talrijke burgers in de buurt stuiven in alle richtingen uiteen.

De soldaten vuren rubberkogels af, maar luitenant N. heeft andere plannen. Hij loopt naar een steegje tussen Eden Place en Chamberlain Street, waar zich betogers bevinden die vluchtten voor de rellen aan barricade 14 in William Street. Luitenant N. vuurt drie keer met zijn geweer boven hun hoofden, naar eigen zeggen om te verhinderen dat hij wordt aangevallen. Kort daarna volgen zijn ondergeschikten zijn voorbeeld. De soldaten van het mortierpeloton schieten op de parkeerruimte van de Rossville Flats in het rond. Margaret Deery (38) en Michael Bradley (22) worden verwond. Patrick Brolly (40) wordt geraakt in een van de omringende appartementen. Twee andere mensen worden verwond door rondvliegende scherven. Maar voor Jackie Duddy (17) komt alle hulp te laat. Hij zijgt dodelijk gewond neer, al proberen enkele mensen hem nog te helpen.

“Jackie was in het gezelschap van de priester en latere bisschop van Derry Edward Daly”, vertelt zijn zus Kay (63). “Meteen nadat hij geraakt werd, haalde father Daly zijn witte zakdoek boven, waarmee hij naar de soldaten zwaaide in de hoop de beschietingen te stoppen.” De foto van deze scène, van de hand van John Bierman, werd een van de iconen van Bloody Sunday. “Wat het beeld niet toont, is dat father Daly met dezelfde zakdoek luttele ogenblikken later probeerde het bloeden te stoppen”, zegt Kay. “Dat betekent zoveel voor ons, dat Jackie in de laatste ogenblikken van zijn leven door hem getroost werd en de laatste sacramenten kreeg toegediend. Ik heb gisteren in Dublin bisschop Daly opnieuw ontmoet. Het was een erg ontroerende ervaring. We huilden samen. Eindelijk gerechtigheid, de waarheid is eindelijk verteld, vertelden we elkaar.”

Het Saville-rapport laat er geen twijfel over bestaan dat Duddy onterecht werd doodgeschoten. “Jackie Duddy liep weg van de soldaten toen hij werd neergeschoten. Hij had wellicht een steen in zijn hand. Soldaat R. dacht misschien dat hij een bom in zijn hand had en schoot hem daarom neer, maar wij zijn er zeker van dat hij onvoldoende overtuigd kon zijn om te besluiten dat schieten gerechtvaardigd was. Het is mogelijk dat soldaat R. vuurde in een staat van angst of paniek, zonder helder na te denken of zijn doelwit een dodelijke dreiging vormde.”

De emotie in de stem van Kay Duddy is duidelijk hoorbaar wanneer ze aan deze alinea refereert. “Mijn zeventienjarige broertje had niets fout gedaan, hij was een onschuldige jongen”, zegt ze. “Honderd procent onschuldig.”

Net nadat Jackie Duddy is neergeschoten, maaien de para’s Michael Bridge (25) neer. Hij wordt neergeschoten terwijl hij op soldaten en een pantservoertuig toe stapt om te protesteren over de laffe aanval. Bridge wordt zwaar verwond maar overleeft.

Terwijl Jackie wordt weggebracht, ontplooit majoor Loden in Rossville Street twee andere pantservoertuigen, met het antitankpeloton en het composite-peloton. Het grootste bloedbad voltrekt zich nu.

Aan de westzijde van Rossville Street, bij de woonblokken van Kells Walk, vuren soldaten van het antitankpeloton op enkele mensen die zich schuilhouden achter een barricade van puin. Michael Kelly (17) is op slag dood. Hij wordt geraakt door een kogel van ‘lance corporal’ F., “zonder reden”, beoordeelt Saville vandaag, “omdat niemand achter de barricade een bedreiging vormde”.

Meteen nadat Kelly door andere burgers is weggedragen, vuren de para’s in Rossville Street liefst vijf mensen in de buurt dood: Hugh Gilmour (17), William Nash (19), John Young (17), Michael McDaid (20) en Kevin McElhinney (17). McElhinney werd in opdracht van ‘colour sergeant’ 002 of korporaal 039 doodgeschoten door soldaten L. of M. “terwijl hij in zuidelijke richting weg kroop van de puinbarricade”. Soldaat U. doodde Gilmour “terwijl hij in Rossville Street wegliep van de soldaten”. In tegenstelling tot wat de soldaat beweerde, stelde Saville vandaag vast dat hij “ongewapend” was. Nash, McDaid en Young werden allemaal gedood door korporaal P., lanskorporaal J. of korporaal E. Alledrie beweerden ze onder ede dat hun slachtoffers gewapend waren, een bewering die Saville vandaag ontkracht. “In hun gevallen stelden we zelfs vast dat ze niet vuurden uit angst of in staat van paniek.” Alexander Nash (52) wordt wat later verwond als hij zijn zoon William probeert te helpen.

De para’s die de dodelijke schoten afvuurden, rukken nu op naar de woontorens van Glenfada Park North, waar burgers angstig dekking zoeken. William McKinney (26) en Jim Wray (22) halen het niet: ze worden koelbloedig afgemaakt. McKinney is in de rug geschoten door lanskorporaal F. of soldaat H. Op Wray wordt door soldaten G. of H. zelfs een tweede keer gevuurd, terwijl hij dodelijk gewond op de grond ligt. Volgens Saville vormde geen van beiden een bedreiging.

Joe Friel (20), Michael Quinn (17), Joe Mahon (16) en Patrick O’Donnell (41) worden verwond. Friel, in zijn getuigenis onder ede: “De soldaat richtte niet op me, ze schoten willekeurig. Ik hoorde drie schoten, bang, bang, bang. Ik voelde een lichte klap tegen mijn lichaam, niet harder dan een smak van een aantal vingers. Eerst dacht ik geraakt te zijn door een rubberen kogel, maar toen ik naar beneden keek, zag ik bloed. Binnen enkele seconden gutste bloed uit mijn mond. Ik schreeuwde: ‘I’m shot, I’m shot!.’”

Soldaat G. beslist op zijn eentje om nog verder op te rukken. Wanneer hij aankomt in Abbey Park schiet G. van enkele meters afstand Gerard McKinney (35) dood. Zijn kogel doorboort het lichaam van zijn slachtoffer. De kogel zet zijn weg voort tot hij ook Gerald Donaghey (17) doodt. Donaghey had vier nagelbommen in zijn zak, maar wordt volgens het Saville-rapport “op de vlucht neergeschoten”.

De para’s trekken zich daarop terug naar Rossville Street. Daar barst opnieuw hun geweervuur los. Patrick Doherty (32) wordt dodelijk verwond. “Het Saville-rapport heeft mijn vader volledig vrijgepleit. Hij was een onschuldig slachtoffer”, zegt Tony, de zoon van Patrick aan De Morgen. “De soldaat die hem doodde, schoot níét uit angst of paniek op een gewapende man, zoals hij altijd beweerde. Deze bevinding bevestigt wat ik altijd heb geloofd. Hij werd in koelen bloede vermoord van een afstand van honderd yards (91 meter, red.).” Doherty senior werd volgens het rapport door lanskorporaal F. dodelijk verwond “nadat hij eerst in het achterwerk was geraakt en terwijl hij zich naar een veilige plek probeerde te slepen”.

Bernard McGuigan (41) wordt daarna door dezelfde lanskorporaal F. doodgeschoten terwijl hij met een witte zakdoek zwaait. Patrick (53) en Daniel McGowan (37) worden verwond.

De wapens zwijgen. Sinds de soldaten Bogside binnen reden, zijn op een half uur 108 salvo’s afgevuurd. Een bloedig halfuur, op een zondag die de geschiedenis in zal gaan als Bloody Sunday.

“I’m deeply sorry, namens de Britse regering en het Britse volk”, zei de conservatieve Britse premier David Cameron in het Lagerhuis vorige dinsdag, nadat hij de schuld van het Britse leger op zich had genomen. Het historische excuus wordt zowel door Doherty als Duddy warm onthaald. “Very, very welcome”, zegt Duddy.

Doherty: “Voor Noord-Ierse katholieken is dit een van de belangrijkste verklaringen die een Britse premier ooit heeft afgelegd. De Britse staat erkende de verantwoordelijkheid van zijn leger voor de dood van veertien onschuldige burgers. Het zal niet alleen de relaties tussen de Noord-Ieren, maar ook de relaties tussen onze eilanden ten goede komen.”

Toch volstaat voor Duddy de knieval van Cameron nog niet. “Het excuus van een schutter, daar wacht ik nog op”, zegt ze beslist. “Ik hoop nog mee te maken dat mijn familie op een dag een brief met verontschuldigingen ontvangt.”

Want Bloody Sunday beheerst de levens van de betrokken families voorgoed.

Duddy: “Ik was 25 in 1972. De rest van mijn leven stond in het teken van Bloody Sunday. We kwamen voortdurend bijeen met de nabestaanden. Overal ter wereld gingen we het onrecht aan de kaak stellen dat ons was aangedaan, tot in New York en Washington toe. Nu kunnen we een bladzijde omslaan.”

Of komt er toch nog een juridische epiloog? In theorie kunnen de Noord-Ierse openbaar aanklagers nu beslissen om overlevende schutters te vervolgen. Voor Doherty is dat een vraag voor morgen. “Het belangrijkste voor ons nu is dat de waarheid juridisch opgetekend werd. Persoonlijk zal ik me niet blijer voelen als er een soldaat in het beklaagdenbankje zit. Dat is geen obsessie voor mij. Het ging mij nooit om compensatie maar om de waarheid. Voor sommige families is dit dan ook het einde van een lange tocht. Anderen wachten het oordeel van de openbaar aanklagers af over mogelijke vervolging voor de dood van onschuldige betogers, maar ook voor de allesomvattende leugens die alle soldaten onder ede uitspraken voor Lord Saville. Ik wacht het standpunt van de openbaar aanklagers af voor ik daar een oordeel over vel. Het belangrijkste voor mij is dat men vandaag in Noord-Ierland het principe hanteert dat alle mensen gelijk zijn voor de wet. Als nationalisten in Noord-Ierland waren wij tijdens de Troubles nooit gelijk voor de wet. Onze huidige autoriteiten in vredestijd (een deelregering met protestantse en katholieke partijen, MR) respecteren de rechtsgelijkheid wel.”

Het Saville-rapport zal volgens Duddy de verzoening tussen katholieken en protestanten in Noord-Ierland zeker helpen. “Een voorbeeld: gisteren kregen we bezoek van protestantse priesters van de presbyteriaanse kerk die ons hun solidariteit kwamen betuigen. Dergelijke signalen zijn zéér belangrijk. Ik hoop dat dit het begin is van een nieuwe toekomst. Het is alsof een donkere wolk boven Derry is verdwenen. Als families hoeven we nu tenminste geen last meer door te geven aan de volgende generatie. Het zal altijd wel een pijnlijk verhaal blijven, maar nu heeft het een happy end.”