Direct naar artikelinhoud

'Ik zing Brel ondanks mezelf'

Als kind was hij dol op rollenspelen, anno 2012 brengt podiumdier Filip Jordens (36) hulde aan de rode draad van zijn bestaan: Jacques Brel. Al achttien jaar lang zingt en speelt Jordens Brel, met verbluffende begeestering. 'Door Brel te zingen, leer ik mezelf kennen.'

Wacht, ik ga eerst nog eentje roken. Jij?" Net binnen in de Antwerpse Bar Léon, en de sigaret lokt Filip Jordens reeds. Typerend. Net als de zucht naar cafeïne. Drie koffies zal hij legen tijdens het gesprek. "En ik had er daarstraks al zoveel gedronken."

Het is Jordens nochtans niet aan te zien. Hij praat bevlogen maar niet opgefokt, en smokkelt, meestal pardoes, Franse woorden in zijn discours. Refereert vooral aan le grand Jacques: Jacques Brel. Groot voorbeeld, grootste Belg.

Meer dan achttien jaar al zingt Jordens Brel. Met succes, want geloofd door zowel Johan Anthierens, notoir Brel-bewonderaar, als door de erven-Brel. Een roeping, zal hij het noemen. Een houvast, ook.

Vandaag start een nieuwe reeks Hommage à Brel. Eerst in Brussel, vijf avonden lang in het Théatre Molière. Later ook in Vlaanderen, met een symfonische invulling van klassiekers als 'Ne Me Quitte Pas' en minder bekende Brelparels als 'Je t'aime' of 'Tango funèbre'. Jordens: "Met dat groot orkest zal ik eindelijk de volle glorie van Brels liedjes kunnen aantonen."

Praat met Jordens en voel een beetje de magie van die wereldberoemde jongen uit Schaarbeek. Spichtig gezicht, vlugge lichaamsgebaren, begeesterd hart. Geen imitatio ad aemulatio echter. "Ik ben Brel niet."

Op 8 april 1929 wordt in Brussel Jaques Brel geboren, een man die met een plattegrond van onze existentie een loopje nemen zal, een hemelbestormer die daarvoor bij herhaling door het plafond zal gaan, muren zal uitbreken en grenzen overschrijden zonder acht te slaan op de kleine lettertjes in zijn akte van geboorte. (Johan Anthierens, in zijn boek Jacques Brel, de passie en de pijn)

Jordens: "Mijn allereerste herinnering aan Brel moet een documentaire op de BRT geweest zijn. Ik was een jaar of vijf, en Brel was pas overleden. De beelden van een superbezwete Brel die op het podium de ziel uit zijn lijf staat te zingen en een beetje later met een dikke wollen frak in een vliegtuig zit, lieten een ongelooflijke indruk na.

"Mijn vader was een Franstalige Leuvenaar en hoewel hij veel moeite deed om thuis Nederlands te praten, sijpelden er toch vaak francofone invloeden binnen. Op zondag keek hij bijvoorbeeld naar TF1, waar dan Jacques Martin passeerde. Het verlovingslied van mijn ouders was bovendien 'Quand on a que l' amour'. En toen ik dertien was, kreeg ik van mijn vader een cassette vol liedjes van Jacques Brel. Dat heb ik grijsgedraaid.

Oude ziel

"Vooral 'Les bourgeois' kwam heel hard aan. Waarschijnlijk om de verkeerde redenen, maar het deed wel een appèl aan wat er op die leeftijd in me omging. Je denkt dat het nummer over de anderen gaat, terwijl later blijkt dat het eigenlijk over jezelf gaat. Die cassette was dus een grote trigger, en gaandeweg heb ik het repertoire van Brel verder ontdekt. Op een of andere manier paste het altijd bij hoe ik mij als persoon ontwikkelde.

"Ik heb bijvoorbeeld al heel lang last van slapeloosheid, mijn bioritme neigt veel meer naar de nacht. Dat zit ook hard in het repertoire van Brel. Net als het lamlendige van de Vlaamse klei, en tegelijk de schoonheid van het landschap en de gezelligheid van die kneuterigheid. Daarmee kon ik me op mijn vijftiende allemaal heel fel identificeren. Op veel vragen die ik me toen stelde, vond ik via Brel een antwoord. Het gaf me een soort van houvast, en zo kon mijn levensvisie zich stilaan ontwikkelen."

Als ik Brel beluister, ook na dertig jaar, is er maar één oplossing om niet helemaal alleen te zijn: altijd weer aankomen. Zoals elke dag (Bernard Dewulf, in een cursief voor De Morgen)

"In de kleuterklas vond ik de rollenspelen altijd zeer plezant, en op mijn twaalfde werd ik echt verliefd op theater. Via mijn broer kwam ik in de semiprofessionele toneelwereld terecht, en dat was voor mij echt het einde. Vooral de borrel achteraf. Het volwassen leven, in rokerige kroegen rondhangen en filosoferen over het leven, sprak mij heel erg aan. In die zin ben ik net als Brel nogal een oude ziel.

"Maar rond mijn negentiende was ik het oeverloze gezwam in die wereld beu. Ik had ook het gevoel dat mijn leven te complex aan het worden was, en dacht er fel aan om een nine to five job te zoeken. Achteraf bekeken kwam ik toen in conflict met mijn opvoeding. Maar evengoed met wat het maatschappelijk model ons voorhoudt. In het kort gezegd: de theaterwereld en mijn eigen stormachtige levenshouding waren me een beetje te overweldigend. Eigenlijk had dat veel vroeger moeten gebeuren, maar ik ben in veel opzichten een laatbloeier.

"Na die degout ben ik fanatiek gaan studeren: Germaanse filologie en geschiedenis. Na twee jaar bleek echter dat examens op universitair niveau helemaal niets voor mij waren, en ben ik toch naar de Studio Herman Teirlinck getrokken. Jan Decleir was artistiek directeur, en de kleinkunstopleiding leek snel geknipt.

"Toen was ik al Brel aan het zingen. Op de Don Bosco-school waar ik mijn middelbaar onderwijs genoot, werden de leerlingen fel aangemoedigd om te sporten. Ik was niet bepaald een sportief type en had samen met een maat voorgesteld om, bij wijze van ontsnappingspoging, tijdens de middagpauze te repeteren voor het jaarlijks schoolconcert.

"Onze medeleerlingen zaten toen volop in hun Nirvana-trip en wij wilden tonen dat Brel ook een soort Kurt Cobain was. Op het 'vrij podium' hebben we toen drie nummers van Brel gespeeld: 'Amsterdam', 'Madeleine' en ik denk ook 'Les bourgeois'. Een week later zijn we naar een café in Leuven gestapt, met de vraag om onze show daar nog eens te mogen brengen. Deels uit financiële noodzaak, deels omdat de podiummicrobe al heel duidelijk in mij zat.

"De eerste keer speelden we een set van een kwartier, gevolgd door drie kwartier pauze. En zo drie sessies na elkaar, met telkens dezelfde nummers. Absurd. Maar de reacties waren goed, en de week nadien werden we zelfs teruggevraagd. Voor we het wisten waren we her en der concerten aan het geven, en stonden we plots in het voorprogramma van Arno. Een hoogtepunt, maar toen had ik wel het gevoel klaar te zijn met Brels repertoire. In mijn hoofd had ik er een punt achter gezet. Ik wilde dat ongecontroleerde vie d'artiste niet meer leven, en ik had niet het gevoel dat ik op die manier iets van mijn leven zou kunnen maken.

"Enkele jaren later vroeg een VRT-medewerker me echter plots om mee te helpen aan de herdenking Brel op 1 voor Radio 1. Op die avond kreeg ik de smaak opnieuw te pakken. En na een aantal volwaardige hommageconcerten werd duidelijk dat mijn leven er toch zo zou gaan uitzien. Het heeft tijd gekost, maar intussen heb ik me er volledig mee verzoend."

Elk lied dat goed is, moet door iedereen gezongen kunnen worden (Jacques Brel)

"Wat ik doe vergelijk ik nog het liefst, in alle bescheidenheid, met een klassieke muzikant die de partituren van bijvoorbeeld Beethoven instudeert en ze zo goed mogelijk opnieuw speelt. Ik beschouw mij noch als toneelspeler noch als muzikant. Laat staan als zanger. Wat ik doe, is niet veel meer dan heel hard roepen op, als het gaat goed, een paar noten.

"Brels repertoire is natuurlijk heel theatraal. Ongelooflijk knap hoe hij die liedjes beleeft. Zelfs als hij loog, bleef Brel waarachtig: daar was hij een wonderlijke acteur in. Ik krijg nu soms op mijn bord dat ik stiekem heel veel naar oude beelden van Brel moet hebben gekeken, naar zijn mimiek en sagestuelle. Tja, sommige kleine tics heb ik inderdaad van Brel gepikt, maar mij gaat het vooral om de passionele beleving van die nummers. Dat vraagt veel engagement, dat kan ik niet zomaar instuderen.

"Ik kan perfect begrijpen dat sommigen vinden dat je van Brel moet afblijven. Ik snap dat heel goed, ik heb dat zelf ook met pakweg Leonard Cohen. Maar zelfs ook bij Brel. Maar we hebben er hard aan gewerkt om niet zomaar een imitatie te brengen. Het is Brel, maar tegelijk ook niet: je ziet nog steeds heel veel Jordens op het podium.

"Door Brel te zingen heb ik mezelf beter leren kennen, en ik beschouw Brel nog steeds als een grote inspiratiebron. Maar in tegenstelling tot hij ben ik niet desperaat op zoek naar nieuwe avonturen. Het is niet omdat ik zijn repertoire zing, dat ik fulltime Brel ben. Ik luister thuis al heel lang niet meer naar zijn platen, dat lukt niet. Veel mensen denken dat ik nu ook met een boot wil gaan varen of mijn vliegbrevet halen, maar dat zijn niet meteen mijn topprioriteiten. Ik wil ook geen jukebox zijn waar mensen geld moeten insteken om eens Brel te horen.

"Maar ik vind het wel een heel gezonde levenshouding om net als Brel uit mijn vooroordelen te breken en als eerste de hand te reiken. Vandaar ook zijn bijnaam, natuurlijk: abbé Brel. Dat probeer ik zelf ook mee te dragen. Brel is de kaft van mijn boek, maar de zinnen heb ik zelf geschreven."

Ik ben van Luxembourg (Jacques Brel, in zijn chanson 'Les f')

"Nu zie je die hele thematiek weer opduiken, met de beweging van indignados en andersglobalisten. Je merkt dat veel jonge mensen vandaag teruggrijpen naar het repertoire van Brel. Een nummer als 'Le diable' bijvoorbeeld is intussen meer dan vijftig jaar oud, maar gaat letterlijk over wat er nu aan de hand is. Over hoe de rijke landen de arme landen uitzuigen, dat daaruit terrorisme voortvloeit en wij maar zitten te kijken zonder er iets aan doen.

"Daarin zie je de grote kracht van Brel. Al blijft hij in de eerste plaats heel kritisch tegenover zichzelf. Hij sluit zichzelf nooit uit. 'De mensen die hij het liefst ziet, zijn diegene die hij het hardst uitschijt', heeft Brassens ooit over Brel gezegd. Daar ga ik volledig mee akkoord. En diezelfde soort ergernis zit ook in mij. Als ik Brels liedjes vertolk, heb ik altijd het gevoel dat het over mezelf gaat."

Als je op een dag niets meer te vertellen hebt, moet je je bek houden (Jacques Brel)

"Soms probeer ik zelf eigen nummers te componeren, maar als ik nog maar twee woorden heb geschreven, voel ik me al klein tegenover het enorme repertoire van Brel. Naast mijn hommagetournees speel ik wel nog veel toneel. Onder meer bij Bad Van Marie, een geëngageerd ervaringsgezelschap in Antwerpen. Vanaf maart ga ik meespelen in Bij de buren van Toneelgezelschap Luxemburg. Een heel mooi project waarbij er - alweer voor kinderen - toneel gespeeld wordt in de huiskamers van kansarmen en allochtonen. En in juni zou mijn herwerking van Purcells opera The fairy queen in première moeten gaan. Mijn leven zit wat dat betreft goed in balans, en ik blijf het een heel boeiend bestaan vinden.

"Maar tegelijk is het ook moeilijk en onzeker. Intussen heb ik een dochtertje van twee en kan ik me best inbeelden dat ik er op een dag mee stop. Dan zal ik misschien iets helemaal anders gaan doen. Kazen bijvoorbeeld. Daar alles over weten en een kaaswinkel beginnen: een fantastisch vooruitzicht! Ik ken eerlijk gezegd nog niets van kaas, maar het lijkt me heel boeiende materie, met een ongelooflijk gevarieerd palet aan smaken. Ik kan me dus best inbeelden dat ik me daar op een dag helemaal op stort.

"Bovendien is de horeca op een rare manier ook een beetje theater. Je moet zelf een rolletje spelen, kunt veel naar andere mensen kijken, en als het goed gaat verandert het publiek in je zaak ook regelmatig. Of klink ik nu weer te romantisch?"

Hommage à Brel: vanaf vanavond vijf avonden lang in Théatre Molière in Brussel. Vanaf 20 april ook een tournée symphonique met het Gents Universitair Symfonisch Orkest, in Genk, Leuven, Gent, Antwerpen en Brugge. www.filipjordens.com