Direct naar artikelinhoud

Hoe lang kan Obama nog op uitstel spelen?

Obama wil zo lang mogelijk wachten met ingrijpen in Syrië - een les uit Irak. Maar andere conflicten leerden juist dat ook te lang wachten risico's heeft.

Iedereen die in de positie zit om te waarschuwen en te dreigen met straf, weet dat zoiets niet zonder risico is. Ook president Obama komt daar nu achter als het om Syrië gaat. Vorig jaar trok hij een 'red line' wat chemische wapens betreft, nu denken de inlichtingendiensten dat het bewind gifgas heeft gebruikt.

Maar de regering is voorzichtig, wil meer zekerheid. Miguel Rodriguez, juridisch adviseur van het Witte Huis, schreef donderdag: "Gezien wat er op het spel staat en wat we hebben geleerd van onze eigen recente ervaringen, zijn analyses van inlichtingendiensten op zich niet voldoende. In onze besluitvorming zullen we ons alleen laten leiden door bevestigde feiten die ons enige mate van zekerheid geven." Vertaald: in Irak stortten we ons op grond van achteraf onjuist gebleken inlichtingen over massavernietigingswapens in een bloedige en kostbare oorlog en we voelen er niets voor om dat nog eens te doen.

Die terughoudendheid wordt onder meer ingegeven door het feit dat het volgens Amerika niet voor honderd procent vaststaat dat de gifgasaanvallen in een buitenwijk van Damascus en een dorp bij Aleppo het werk zijn van Assad. In Washington wordt zelfs niet uitgesloten dat opstandelingen gifgassporen hebben achtergelaten om een ingrijpen tegen het regime uit te lokken.

Obama wil zijn vrijheid van handelen behouden. Want hij zit in een lastig parket. Vorig jaar zomer waarschuwde hij Assad niet over te gaan tot de inzet van gifgas. In een recent bezoek aan Israël voegde hij daaraan toe dat dit een gamechanger zou zijn, een gebeurtenis waardoor Amerika zijn opstelling tegenover het Syrische conflict kon wijzigen. Lees: dat het zijn betrekkelijke afzijdigheid zou kunnen opgeven.

Obama's waarschuwingen hadden één doel: Assad afschrikken, door impliciet te dreigen met vergelding. Het is het zwaarste drukmiddel dat een president in stelling kan brengen. Meestal werkt dat, maar zo niet, dan heeft hij een probleem. Dan moet hij zijn dreigement waarmaken. Doet hij het niet, dan boeten de afschrikking en dus hijzelf aan geloofwaardigheid in.

Maar Obama laat zich niet opjutten. Irak is voor hem een voorbeeld hoe het niet moet, zowel wat de aanloop ernaartoe betreft als de uiteindelijke oorlog zelf. Waar de regering-Bush in het zoeken naar bewijzen voor massavernietigingswapens contra-indicaties negeerde of wegredeneerde, zoekt Obama ze juist op. En waar Bush optimistisch dacht dat de Amerikanen zouden worden begroet als bevrijders, denkt Obama pessimistisch dat Amerika alleen maar zijn handen kan branden.

Maar nietsdoen kan ook problematisch zijn. Het dodental stijgt, Assad zou terrein heroveren, bondgenoot Jordanië wordt overstelpt met Syrische vluchtelingen. Dat kan gaan drukken op het geweten. Obama mag dan Syrië vooral vergelijken met Irak, hier ligt ook een ongemakkelijke parallel met de Balkan in de jaren negentig.