Direct naar artikelinhoud

Bezuinigen staat hervormen in de weg

Als Europa 'hervorming' zegt, wordt alleen 'bezuiniging' bedoeld. Vandaar die protesterende kiezers

In Europa is het woord 'hervorming' even misleidend als alomtegenwoordig. Het was te horen in de Italiaanse verkiezingscampagne, waarbij politici - zoals de vertrekkende premier Mario Monti - als prohervorming werden aangeduid. Anderen, de rest van de Italiaanse politieke klasse, werden als antihervorming beschouwd. Het lijkt wel of hervorming het thema van een religieus dogma is geworden. Je bent voor of je bent tegen.

De vraag luidt: waarvoor of waartegen precies? Wat is hervorming precies? Ik ben opgegroeid in Duitsland in de jaren zestig en zeventig. Ik weet nog dat Willy Brandt, de West-Duitse kanselier in een aantal van die jaren, eindeloos over hervormingen praatte. Voor hem betekende dat woord meer rechten voor werknemers en hogere sociale uitkeringen. Dat is altijd de eerste betekenis waar ik aan denk als ik het woord hoor.

Tien jaar later, in het Verenigd Koninkrijk onder Margaret (nu barones) Thatcher, stond hervorming gelijk aan privatisering en deregulering, en minder rechten voor de vakbonden. Dat staat dichter bij de betekenis die het nu voor de meeste mensen heeft.

Er is beslist een duidelijke, uitgesproken - zij het vaak overschatte - reden voor structurele veranderingen zoals de liberalisering van diensten, wijzigingen op de arbeidsmarkt om jongere werknemers te helpen en pensioenhervormingen ter wille van de financiële houdbaarheid op de lange termijn. Die hervormingen zouden waarschijnlijk het bruto binnenlands product van verscheidene landen met een beduidend maar onbekend bedrag verhogen.

Blijvende schade

Een oud-redacteur van The Economist raadde jonge verslaggevers altijd aan om 'te versimpelen en daarna te overdrijven'. Dat is nu precies gebeurd met de discussie over hervorming in Europa. Als derde element zouden we er misschien nog 'vertekenen' aan kunnen toevoegen. De versimpeling bestond uit de gedachte dat er een verband is tussen een vaag idee van hervormingen en economisch succes, gemeten in het bbp per hoofd van de bevolking. Zo'n verband bestaat niet.

Onder de rijkste landen ter wereld zijn er zowel met een liberale als een gereguleerde arbeidsmarkt. Het bbp per inwoner in de sterk gereguleerde Franse economie is hoger dan in het gedereguleerde Verenigd Koninkrijk. De relatief goede prestatie van het grotendeels onhervormde Frankrijk neemt niet de noodzaak van hervormingen weg. Maar wel blijkt hieruit dat het verband veel subtieler is dan de dogmatici erkennen.

De overdrijving bestaat erin dat de daadwerkelijke gevolgen van de hervormingen die plaatsvinden worden overgewaardeerd. Heeft de financiële liberalisering echt de economische groei op lange termijn verhoogd of heeft ze ons misschien alleen een zeepbel op de huizenmarkt gebracht? Heeft de hervorming van de Duitse arbeidsmarkt echt de productiviteit op lange termijn verhoogd of waren er andere factoren werkzaam?

Deze vertekening is de laatste tijd zelfs nog verergerd, doordat hervorming met bezuiniging wordt verweven. Als we een Europese functionaris de 'hervormingen' van Monti horen toejuichen, geldt zijn lof eigenlijk diens begrotingsconsolidatie. Met andere woorden: ze prijzen zijn vele maatregelen die de economische groei hebben verminderd en niet de weinige waardoor die misschien op een dag zal worden vergroot.

Bezuinigingen en hervormingen zijn elkaars tegendeel. Als we ernst willen maken met structurele hervormingen, kost dat ons vooraf geld. Als we onze arbeidsmarkt voor een eenvoudig ontslagrecht willen openstellen, hebben we maatregelen nodig om de werklozen op te vangen. Die kosten zijn op de korte termijn misschien wel hoger dan de financiële voordelen van de hervormingen, maar op de lange termijn kunnen die hervormingen dan nog altijd vruchten afwerpen. Goed uitgevoerde structurele hervormingen lenen zich niet voor een bezuinigingsbeleid.

Bezuinigingen daarentegen - hogere belastingen en verminderde investeringen in de publieke sector - verzwakken op de korte en misschien ook wel op de lange termijn de capaciteit van de economie. Als er langdurig een jeugdwerkloosheid van meer dan 50 procent is, zoals op het ogenblik in Griekenland, Italië en Spanje, zullen veel van die mensen nooit van hun leven meer een goede baan vinden. Economen spreken van een zogeheten 'hysterese'-effect - blijvende economische schade die ook bij een volledig herstel niet meer zal worden goedgemaakt. De bezuinigingen zouden in de hele eurozone wel eens een economisch en sociaal litteken kunnen achterlaten.

Grote gok

Italië en Spanje waren veel beter af geweest als ze eerst een lijst gerichte structurele hervormingen hadden afgewerkt en pas in latere jaren op begrotingsevenwicht hadden gemikt. Wie dat andersom doet en in een recessie de investeringen verlaagt en de belastingen verhoogt, komt nooit uit de put en verspilt zijn politieke kapitaal aan bezuinigingen, waarna er niets meer voor hervormingen overblijft.

Door het begrotingsevenwicht voorop te stellen heeft de politieke gevestigde orde ook een grote gok genomen tegen alles wat we uit de geschiedenis weten. Een hoge Italiaanse regeringsfunctionaris zei een tijdje geleden tegen me dat ze de situatie onder controle hadden. Er zou een dipje komen, maar daarna zou de economie weer opleven. Hij had ongelijk. Zoals de prognoses van de Europese Commissie afgelopen week bevestigden, gedragen de Zuid-Europese economieën zich zoals was voorspeld door degenen die meenden dat bezuinigingen de groei zouden ondermijnen en de inzet van monetair beleid ter compensatie daarvan niet zou helpen.

Mij verbaast het niet dat de Europese kiezers afstand nemen van dit beleid en van de politici die erachter zitten. We weten inmiddels hoe Italië heeft gestemd: 25 februari was niet de beste dag voor de bezuinigers.

© 2013 The Financial Times Limited