Direct naar artikelinhoud

'Pure lichtheid bewonder ik. Dat kan ik niet'

De graphic novel Toen David zijn stem verloor van Judith Vanistendael heeft drie nominaties op zak voor de prestigieuze Will Eisner Awards. Aanstaande donderdag is de uitreiking, maar de tekenares zal daar haar slaap niet voor laten. Wel een fles champagne kraken als ze wint.

Ik ontmoet Vanistendael op een bloedheet Brussels terras, vlak voor ze met haar gezin naar de Pyreneeën trekt. Ze zal donderdag niet aanwezig zijn op de uitreiking in San Diego: "Ik ben niet uitgenodigd. Maar zelfs mijn Engelstalige uitgeverij gaat niet. Wat zij uitgeven past helemaal niet binnen die San Diego Comic-Con met zijn fantasyfiguren en cosplay (gekostumeerd rollenspel, JA)".

Is zo'n award het hoogste wat een striptekenaar kan bereiken?

"Het hoogste wat een striptekenaar kan bereiken is een steengoeie strip maken die goed blijft, zelfs na zeventig jaar. Dat is het hoogste wat een kunstenaar kan bereiken. Zo'n prijs, tja. Die Eisner Awards zijn mythisch, maar ze zijn ook zo Amerikaans; zo specifiek. Het is wel een heel belangrijke prijs, dus natuurlijk ben ik vereerd dat ik als klein Belgje genomineerd ben. Het helpt je carrière en je verkoopcijfers zeker vooruit. Als ik win ga ik champagne drinken. Maar ik zal er in elk geval mijn slaap niet voor laten."

Het werk waarmee je genomineerd bent, dateert uit begin 2012. Heb je het gevoel nu verder te staan in je tekenen?

"Ik draag Toen David zijn stem verloor nog altijd een warm hart toe. Het is het eerste werk waarin ik het medium van het beeldverhaal beheers. In mijn allereerste werk De maagd en de neger (2007) had ik totaal nog geen beheersing van het medium. De naïviteit en de goesting; de verteldrang die daaruit spreken zijn ontwapenend. Door beter te gaan tekenen is dat een beetje ingetoomd, spijtig eigenlijk."

Je bent docent beeldverhaal aan het Sint-Lukas Brussel. Bij het afstudeerproject Madame Pipi van een van je studenten werd jij aangeduid als grote invloed. Wat vind je daarvan?

"Als lesgever druk je sowieso je stempel op je studenten. Ik vind het moeilijk daarmee om te gaan. Ik wil geen Judithklonen, dat interesseert me echt niet. Sint-Lukas hamert er altijd op dat studenten hun eigen stem vinden. Dat ze kunst leren maken zoals ze ademen; iedereen ademt op zijn manier. Dicht bij jezelf blijven als je kunst maakt, is belangrijk.

"Maar dat is blijkbaar heel moeilijk in het begin. Ik had hetzelfde probleem toen ik aan mijn tekenopleiding begon. Omdat je zo veel nieuwe dingen moet beheersen, voelt het veiliger om in een systeem te werken en dan ga je mensen imiteren. Ik had een heel erge Mattottifase. Zijn werk vind ik nu eigenlijk niet zo interessant meer. Een invloed die je wel nog ziet in mijn werk is die van Quentin Blake, dat vind ik wel vervelend. Hoewel ik hem erg bewonder als beeldenmaker en verteller."

Dat lijkt ook de essentie te zijn van wat jij doet: verhalen vertellen. Je maakt nooit zomaar wat mooie tekeningen, er zit altijd een groter verhaal achter.

"Mijn tekeningen zijn inderdaad geen decoratie. Verhalen vertellen is mijn essentie. Een verhaal is zoals zuurkool; dat moet fermenteren, rijpen. Over het volledig uitdenken van een verhaal doe ik toch gemakkelijk een jaar. Maar ik ben niet iemand die zich in zogezegde werelden begeeft. Soms bewandel ik het pad van de stripwereld, soms dat van de literaire wereld."

Je verhalen gaan over thema's als vluchtelingen en kanker. Zwaarmoedigheid is je niet vreemd: je hebt met een depressie en burn-out ook al zware levensperiodes meegemaakt. Zijn zulke thema's dan onvermijdelijk?

"Pure lichtheid vind ik bewonderenswaardig. Het is ook fijner voor je omgeving. Maar ik kan het niet. Helaas klopt voor mij het cliché van de kunstenaar die zwaarmoedigheid nodig heeft om beter te creëren. Mijn boeken hebben thema's die realistisch genoemd worden, ze gaan over dingen die dicht bij het leven staan.

"Nochtans zwemmen er ook zeemeerminnen rond in mijn verhalen. Ik vind dat een raar label trouwens, 'realistische stripauteur'. Ze vragen mij wel eens of het een bewuste keuze is om geen fantasy te tekenen. Aan een schrijver vragen ze nooit waarom hij geen fantasy schrijft. Ik hou erg van fantasy, maar dat is gewoon niet wat ik wil maken."

Heeft zo'n vraag ook niet te maken met het feit dat de graphic novel nog steeds een underdog is in de literaire wereld?

"Ik heb helemaal niet het gevoel de underdog te zijn. Ik word vaak uitgenodigd op literaire evenementen en daar hoor ik vaak: 'Oh, jij schrijft en jij kunt daarboven ook nog eens tekenen. Wij moeten alles met woorden doen.'

"Ik ervaar dus eerder het omgekeerde: schrijvers die een beetje opkijken naar het beeldverhaal. Ik vergeet soms de impact die je kunt hebben als beeldenmaker. Zo zijn verschillende mensen, vaak zelf kankerpatiënt, me komen vertellen dat ik met Toen David zijn stem verloor naar buiten had gebracht wat er al in hen aanwezig was, maar wat ze zelf niet konden uitdrukken."

Die impact als beeldenmaker wend je ook aan in Brussel, waar je woont. Is dat belangrijk voor jou, maatschappelijk engagement?

"Ik woon graag in Brussel. In België zie ik geen andere plek waar ik zou willen wonen. Je kunt niet pro of contra Brussel zijn. Dat is onzin, aangezien Brussel ís. Ja, er zijn allerlei samenlevingsproblemen maar dat is de realiteit. Het is zinloos om daarover te klagen, beter om ze op te lossen. Nu weet ik ook wel dat ik niet genoeg kennis van zaken heb om pakweg het vuilnisophaalsysteem te verbeteren. Maar ik ben geëngageerd met de middelen die ik heb: pen en penseel. En mijn mond. Dus ja, ik blijf tekeningen maken voor de supermulticulturele school van mijn kinderen en ik teken certificaten voor de actiegroep Ninoofse Poort. Ik ben geëngageerd van achter mijn tekentafel."